Waarom gaat de lat omlaag voor pabo-studenten?

Pabo-studenten in Alkmaar. Foto: ANP

Vanaf september wil het kabinet de toelatingseisen voor de opleiding tot basisschoolleraar, de pabo, tijdelijk versoepelen. Wat is het doel van dit experiment? En was het niet juist de bedoeling om strenger te selecteren aan de poort?

1.Welke toelatingseisen gelden er nu?

Sinds 2015 moeten studenten afkomstig uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en studiekiezers met een havo-diploma die de opleiding tot basisschoolleraar willen volgen aantonen dat zij voldoende basiskennis hebben van drie kennisgebieden: natuur (vooral biologie) en techniek, aardrijkskunde en geschiedenis. De studiekiezers afkomstig van havo die deze vakken niet in hun examenpakket hadden, moeten een of meer toetsen maken om te bewijzen dat zij voldoende in hun mars hebben. En de doorstromers van mbo moeten altijd drie toetsen maken. Eenmaal begonnen aan de opleiding wordt onder meer het rekenniveau van de studenten gepeild met een rekentoets.

Ranglijst Pabo’s

Onafhankelijke vergelijking van
40 lerarenopleidingen basisonderwijs

 

Hogeschool De Kempel, Helmond

 

 

Driestar Hogeschool, Gouda

 

 

Hogeschool Viaa, Zwolle

 

 

Naar de volledige ranglijst >

De toetsen voor de drie kennisgebieden bestaan uit meerkeuzevragen. Ter voorbereiding zijn kant-en-klare leerboeken per onderwerp beschikbaar en ook kunnen cursussen worden gevolgd om de basiskennis op niveau te brengen. Tip voor wie het leuk vindt om zijn of haar eigen basiskennis te testen: op de website van Cito (niet in alle browsers te openen) staan per onderwerp drie voorbeeldtoetsen.

2. Wat houdt het experiment in?

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf (D66) heeft het gezamenlijke plan van de hogescholen en van zijn voorganger en partijgenoot, Ingrid van Engelshoven, opgepakt om bij wijze van experiment de drempels voor de opleiding tijdelijk te verlagen.

Dat zou betekenen dat aspirant-studenten afkomstig van mbo en havo vanaf 1 september niet meer aan alle vooropleidingseisen hoeven te voldoen om te worden toegelaten tot de pabo.  De studenten krijgen de mogelijkheid om tijdens het eerste jaar van hun studie, met hulp van de hogeschool, alsnog aan de gevraagde eisen te voldoen. Voldoen ze niet aan de voorwaarden, dan moeten zij de opleiding alsnog verlaten.

De versoepelingen gelden alleen voor de hogescholen die meewerken aan deze proef. Het risico bestaat dus dat er straks (coulantere) pabo’s zijn die vooral de zwakkere leerlingen aantrekken en pabo’s – die niet meedoen aan het experiment – voor de betere studenten die niets te vrezen hebben wat betreft hun kennisniveau.

3. Wat is het doel van het experiment?

Het experiment moet bijdragen aan het verlagen van het lerarentekort. De hoop is dat meer studenten de pabo volgen en afmaken als zij langer de tijd krijgen om aan de toelatingseisen te voldoen.

Een kwart van de toetsen wordt namelijk niet gehaald. En ook zouden toetsen een afschrikkend effect hebben op leerlingen en studenten die graag het onderwijs in willen.

In studiejaar 2018-2019 slaagde 80 procent van de havo-leerlingen – die vaak maar één toets hoeven te maken – en 66 procent van de mbo-studenten voor de toelatingstoetsen. De groep uitvallers blijkt bovendien opvallend groot onder studenten met een ‘niet-westerse achtergrond’. Eerst werd gedacht dat dat misschien te maken kon hebben met taal of een culturele vooringenomenheid in de vragen, maar nader onderzoek gaf daar geen aanwijzingen toe. Aannemelijker is de verklaring dat het komt doordat veel van deze kandidaten een mbo-opleiding volgen.

Het experiment van Dijkgraaf moet gaan duren tot en met 31 augustus 2025. Tussendoor moet op de hogescholen in de gaten worden gehouden of studenten en docenten niet overbelast raken door het opkrikken van het kennisniveau tijdens de opleiding. En ook wordt gemonitord of studenten voldoende kennis opdoen.

4. Wat zijn de kanttekeningen?

Om meer leraren voor de klas te krijgen, zijn de afgelopen jaren allerlei onderwijsvormen en -routes bedacht. Bedoeld dus om studenten aan boord van de pabo te krijgen en te begeleiden richting het schoolbord. Zo is het mogelijk om de lerarenopleiding in deeltijd of duale vorm te volgen, kunnen vakken worden weggestreept die al bij een andere opleiding zijn gevolgd en het is zelfs ook mogelijk om opleidingen tot basisschoolleraar te volgen aan de universiteit.

Toch is het maar de vraag of het toegankelijker maken van opleidingen tot basisschoolleraar ook het beroep –waar het uiteindelijk om gaat – aantrekkelijker maakt voor aankomend studenten.

Een andere kanttekening bij het voorgenomen experiment is dat er een oplossing wordt gezocht aan de kant van kwaliteit en normering. Die toelatingstoetsen zijn niet voor niets ingevoerd.

Op de pabo’s werd onvoldoende kennis bijgebracht om met goed fatsoen voor de klas te staan. Probleem was en is dat er te weinig tijd is om kennisachterstanden in te halen tijdens een vierjarige bacheloropleiding. De oplossing was simpel en doeltreffend: om te voorkomen dat op de pabo’s verschillen tussen studenten weggewerkt moeten worden, is het beter om vooraf eisen te stellen aan het kennisniveau. Mogelijk schrikt toetsing vooraf studiekiezers af, maar het kan er net zo goed toe bijdragen dat de echte gemotiveerde studenten zich aanmelden die ook grotere kans van slagen hebben om de eindstreep van de studie te halen.

Het idee is nu dus dat studenten meer tijd krijgen voor de voorbereiding op de toetsen. En ook dat ze uiteindelijk aan alle eisen moeten voldoen. Dat moet kwaliteit van aankomende leerkrachten waarborgen. Het gevaar schuilt in de tendens dat er steeds vaker aan normerings- en kwaliteitsknoppen wordt gedraaid in het onderwijs. Vergelijkbare discussies worden ook gevoerd rond het afschaffen of aanpassen van de cito-toets op de basisschool, de centraal examens in het voortgezet onderwijs en het bindend studieadvies op hogescholen en universiteiten.

Het is nog niet zeker of het experiment doorgaat, de beide Kamers hebben nog een paar weken om zich erover te buigen.