De angst dat robots massaal banen zouden afpakken, is onterecht gebleken. Ze zijn keihard nodig op de werkvloer. Hoe ver is de robot al doorgedrongen?
‘Ze zijn nooit ziek, werken 24 uur per dag, vragen nooit om loonsverhogingen, worden niet vertegenwoordigd door vakbonden en staken niet.’ Nog maar enkele jaren terug vormden robots volgens PvdA’er Lodewijk Asscher, toen minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een grote bedreiging. Ze zouden onze banen inpikken.
Het kan verkeren, want zie: de stemming is compleet omgeslagen. Banen genoeg, werkgevers kunnen geen personeel vinden. De krapte is historisch groot, berekende het Centraal Planbureau. Dus waar blíjven die robots?
Daarbij komt dat de productiviteit al twee decennia nauwelijks toeneemt. Met een schamele groei van iets meer dan 0,5 procent per jaar blijft Nederland achter bij andere kenniseconomieën. Om dat cijfer op te krikken, moeten werkprocessen slimmer worden ingericht. Met onder meer robots dus. Niet de sciencefiction-apparaten waarvan onduidelijk is of ze ooit werkelijkheid worden, maar concrete toepassingen die zich al aandienen.
Aantal groeit snel
Een blik in de nabije toekomst begint met de vraag wat een robot eigenlijk is. Een sluitende omschrijving geven, is nog niet zo eenvoudig. Een handzame definitie komt van de wetenschapsjournalist Bennie Mols in Hallo robot (2017). ‘Een machine die kan waarnemen, denken en handelen.’
De eerste robots oriënteerden zich via sensoren. Inmiddels worden ze steeds vaker uitgerust met hoogwaardige camera’s. Een computer vormt het robotbrein, dat binnenkomende data verwerkt. Dankzij kunstmatige intelligentie kunnen robots die informatie steeds sneller en creatiever verwerken. Cruciaal zijn de handelingen die daarna volgen. Net als mensen hebben robots ‘een lichaam’ nodig.
Een ijzersterke arm die een object van A naar B kan verplaatsen, is al genoeg. De meeste robots hebben deze gedaante, en hun aantal groeit snel. ‘Een goede vijf jaar geleden produceerden we rond de zevenduizend robots per maand,’ zegt Paul Ribus (54), hoofd Robot Sales Coordination van FANUC Benelux. ‘Tegenwoordig zitten we op een productiecapaciteit van bijna vijftienduizend stuks.’
Dat FANUC onbekend is bij het grote publiek, zegt niets over de omvang van het bedrijf, halverwege vorige eeuw opgericht in het technofiele Japan. Met negenduizend werknemers wereldwijd en een miljardenomzet is FANUC marktleider op het gebied van industriële robots. De grote autofabrikanten gebruiken ze, evenals de kunststoffen- en voedingsindustrie. ‘Pak thuis iets willekeurigs beet,’ zegt Ribus, ‘en waarschijnlijk waren onze robots betrokken bij de productie.’
Historisch besef
Hoe kon deze welkome opmars recent nog voor zo veel onrust zorgen? De commotie is terug te voeren op een rapport uit 2013 van Carl Benedikt Frey en Michael Osborne, verbonden aan de Universiteit van Oxford.
De onderzoekers berekenden voor zevenhonderd beroepen de kans dat ze de volgende twintig jaar zouden verdwijnen door robots. Bijna de helft van de Amerikaanse banen zou teloorgaan, was een conclusie. Aangezien de Nederlandse economie lijkt op die van de Verenigde Staten, was het ook hier alarmfase één.
‘Wonderbaarlijk hoeveel aandacht dat rapport heeft gekregen,’ blikt Paul de Beer (66) terug. Hij is bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Hadden de onderzoekers enig historisch besef gehad, dan waren ze minder stellig geweest. Hoe vaak is er niet gezegd dat techniek ons overbodig zou maken?’
Begin negentiende eeuw sloegen Engelse arbeiders (‘luddieten’) de stampende weefgetouwen in fabriekshallen kort en klein. Ze vreesden dat de machines hun banen zouden afpakken. Het omgekeerde gebeurde: met de industriële revolutie zou de werkgelegenheid juist toenemen.
Denkfout
In de jaren dertig van de vorige eeuw was het opnieuw raak. Econoom John Maynard Keynes voorzag een 15-urige werkweek door de opkomst van slimme apparaten. Niet dus. Ook de computers die aan het einde van de vorige eeuw verschenen, creëerden meer banen dan ze om zeep hielpen.
De alarmistische conclusies van het Oxford-rapport berusten op een denkfout, legt De Beer uit. ‘De onderzoekers hebben gekeken welke taken geautomatiseerd kunnen worden. Dat het mogelijk is, wil nog niet zeggen dat het gebeurt. Zo veronderstelden ze dat met het verdwijnen van een taak complete functies komen te vervallen.’
Je moet onderscheid maken tussen macro- en microniveau. ‘Er zijn altijd mensen die door automatisering hun werk verliezen. Natuurlijk zijn ze daar niet blij mee. Intussen komen er op macroniveau banen bij. Mensen zijn inventief in het bedenken van nieuwe taken.’
De ontwikkelingen volgden elkaar snel op. ‘De afgelopen zes jaar nam het aantal industriële robots wereldwijd toe met 12 procent,’ zegt Stefano Stramigioli (56). Op zijn zeventiende, tijdens zijn technische opleiding in Bologna, bouwde hij zijn eerste robot. ‘Knight One, zoals het ding heette, schonk water in een glas.’
Decennia later schat de hoogleraar Advanced Robotics aan de Universiteit Twente in hoe de toekomst eruitziet. ‘Ik verwacht dat deze groei, 12 procent in zes jaar, aanhoudt.’
Nederland heeft inhaalwerk te verrichten. De cijfers van de International Federation of Robotics zijn duidelijk. Per land berekent deze non-profitorganisatie jaarlijks de ‘robotdichtheid’. In 2022 lag het gemiddelde in de Europese Unie op 208 industriële robots op 10.000 werknemers. Nederland zit daar met 248 boven, maar blijft wel ver achter bij China, Japan en Singapore. Wereldkampioen Zuid-Korea heeft een robotdichtheid van 1.102.
Service-robots
De industriële robot stamt uit de jaren zestig van de vorige eeuw. De uitvinders ervan waren nuchtere types die praktische problemen wilden oplossen. Vooruitgang bestond erin om robots de rotklussen over te laten nemen. En dat blijven ze doen, want ook in de toekomst zijn vele taken saai, smerig en gevaarlijk.
Nieuw is de opkomst van service-robots, die de mens gaan vergezellen op de werkvloer. Maar eerst een waarschuwing. Vergeet de robots die lijken op mensen en doen als wij, zegt Stramigioli. ‘Die ga ik niet meer meemaken.’
De vorm van een mensenhand namaken, lukt nog wel, maar vooral de aansturing is complex. Bewegingen moeten voortdurend op de waarneming van de omgeving worden afgestemd. Robots hebben moeite met maatwerk. ‘Bij een lekkende gootsteen komt voorlopig nog gewoon de loodgieter.’
Robots komen werknemers niet vervangen, ze gaan ermee samenwerken. Dat vergt een ander ontwerp, want hoekige armen van staal, die op hoge snelheid heen en weer schieten, zijn gevaarlijk. Stramigioli wijst op de opkomst van soft robots. ‘Ze hebben afgeronde hoeken en zijn bekleed met zacht materiaal. Dit type kan kwetsbare objecten pakken met wisselende afmetingen. Zoals fruit. Ze bewegen relatief langzaam, zodat ze naast mensen kunnen opereren.’
Naadloos
Dit is nog maar het begin. Stramigioli voorziet een steeds innigere samenwerking tussen mens en robot. Zie de opmars van wearables. Dat zijn robothanden en -armen of zelfs complete robotpakken die medewerkers aantrekken voor een moeilijke taak.
De ene keer verschaffen ze extra kracht om een loodzware dozen te versjouwen, de andere keer helpen ze bij precisiewerk. Bijvoorbeeld in de operatiekamer, waar het om fracties van een millimeter gaat. Er is nauwelijks nog vast te stellen waar de mens eindigt en de robot begint. De arm van de chirurg gaat bijna naadloos over in de robotarm waarmee hij opereert.
Deze ontwikkeling betekende eerder al een revolutie in de hartchirurgie, zegt Stramigioli. Hij voorziet een vergelijkbare doorbraak in de radiologie. ‘Met een gloeiend hete naald kun je een tumor van binnenuit doden. De patiënt ligt in een mri-scanner, waar de chirurg niet bij kan. Met een robot lukt dat wel. Telkens als ik hoor dat robots banen gaan kosten, denk ik: niet weer! We moeten vol investeren in robots.’