Brits rapport vernietigend over ‘Nederlandse aanpak’ gendertwijfel

De Tavistock-kliniek in Londen. De genderkliniek van dit instituut is maart 2024 stilgelegd. Foto AFP via ANP

Kinderarts Hilary Cass onderzocht voor de Britse overheid de zorg voor kinderen met gendertwijfel. Het Cass-report fileert de behandelmethode, die grotendeels is gebaseerd op de Nederlandse aanpak. Hoe zit dat?

1. Wat is het Cass-report?

In tien jaar deed zich een explosieve stijging voor van het aantal jongeren in het Verenigd Koninkrijk dat kampt met genderdysforie. De vraag rees waar deze stijging vandaan komt, en of deze jongeren wel de juiste zorg krijgen.

De Britse National Health Service gaf kinderarts in ruste Hilary Cass in 2019 de opdracht deze zorg onder de loep te nemen. Deze week presenteerde ze haar rapport. Dat deed veel stof opwaaien in het Verenigd Koninkrijk, waar het genderdebat flink is gepolariseerd.

2. Wat is genderdysforie?

De term werd geïntroduceerd in de vijfde editie van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen uit 2013. Mensen met genderdysforie hebben een sterk gevoel van onvrede met het geslacht waarmee ze zijn geboren en opgegroeid.

Hun gender past niet bij hoe ze zich voelen en hoe ze zich willen uiten. Sommigen hebben hier zo veel last van, dat ze bijvoorbeeld depressieve klachten of angsten krijgen. Dat kan leiden tot een sterke wens om langs medische weg tot een geslachtsveranderende behandeling over te gaan, maar dat hoeft niet.

3. Om hoeveel mensen gaat het?

Dat is moeilijk te meten. Naar schatting gedraagt circa 3 procent van de jongens en 5 procent van de meisjes zich op jonge leeftijd als iemand van het andere geslacht. Bij het overgrote deel gaan die gevoelens ook weer weg.

Circa 16 procent van de bovengenoemde kinderen behoudt deze gevoelens tijdens de puberteit. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schat dat 0,7 procent van de Nederlanders transgender is, de Rutgersstichting houdt het op 2,2 procent.

Het aantal mensen dat transgenderzorg krijgt, is sterk gestegen: van 2.820 in 2019 naar 8.630 in 2022. Eenderde daarvan was minderjarig.

4. Waaruit bestaat die zorg?

Voor jongeren met genderdysforie bestaat die meestal uit gesprekken met een psycholoog. Die kijkt dan onder meer of er ook andere mentale problemen of bijzondere omstandigheden in het spel zijn.

In een klein aantal gevallen is er een aanhoudende, sterke wens om van geslacht te veranderen. Dan kan het advies zijn om puberteitsremmers te nemen, waardoor de ontwikkeling van geslachtskenmerken als borstgroei, menstruatie en baardgroei tot stilstand komt.

In de tijd die daarmee wordt gekocht, kan de puber in samenspraak met ouders, therapeuten en artsen onderzoeken of vervolgstappen gewenst zijn. Die bestaan uit hormooninjecties, die erop zijn gericht om de gewenste geslachtskenmerken te ontwikkelen. In het uiterste geval zijn chirurgische ingrepen mogelijk, zoals het verwijderen van borsten en melkklieren of de penis.

Deze aanpak werd in de jaren tachtig in Nederland bedacht en is sindsdien in wetenschappelijke artikelen beschreven door onder anderen medisch psycholoog Peggy Cohen Kettenis, die ook directeur was van de genderpoli van het Amsterdam UMC. De aanpak kreeg internationaal veel navolging en kwam bekend te staan als ‘Dutch Approach’ en ‘Dutch Protocol’.

5. Wat is er mis met het Dutch Protocol?

Het aantal kinderen met genderdysforie steeg afgelopen jaren sterk. Ook groeide de kritiek op de behandelmethode. Die kritiek kwam van groepen die sowieso sterke bedenkingen hebben bij het concept van gendertwijfel en geslachtsverandering, maar ook van wetenschappers die vermoeden dat de wetenschappelijke onderbouwing van de genderzorg niet solide is.

Onder meer in Zweden en Finland klonk er scherpe kritiek op het oorspronkelijke onderzoek uit Nederland. Zo ontbrak er een controlegroep, wat stevige conclusies over de aanpak niet zou rechtvaardigen. Ook heeft de populatie die zich tegenwoordig meldt bij genderklinieken vaak een heel andere samenstelling dan de proefpersonen uit het toonaangevende onderzoek.

Zweden stopte daarom met puberteitsremmers voor kinderen met genderdysforie. En na een tussentijds rapport van Hilary Cass besloot het Verenigd Koninkrijk al om puberteitsremmers alleen nog te verstrekken aan kinderen die deelnemen aan wetenschappelijke trials.

6. Wat zegt het Cass-report?

Afgelopen week presenteerde Hilary Cass na vijf jaar haar bevindingen over de zorg die aan circa 9.000 Britse kinderen is geboden in de genderkliniek van The Tavistock and Portman in Londen. Haar hoofdvragen: waar komt die enorme stijging van het aantal kinderen met genderdysforie vandaan, en wat is de wetenschappelijke onderbouwing van de ‘medische aanpak’ van genderdysforie?

Op die eerste vraag vond ze geen sluitend antwoord. Het kan komen doordat de drempel lager is geworden om ermee naar buiten te komen. Maar het valt ook niet uit te sluiten dat jongeren elkaar beïnvloeden, onder meer via sociale media.

Cass las alle bestaande wetenschappelijke literatuur over het onderwerp en probeerde data boven water te krijgen van de behandelingen in de kliniek. Haar conclusie: de onderzoeken zitten methodologisch zwak in elkaar, en rechtvaardigen niet zulke vergaande en deels onomkeerbare medische ingrepen.

Ook blijken er nauwelijks goede data te worden bijgehouden van jongeren die in een transitietraject zitten. Daardoor zijn de gevolgen van het behandeltraject moeilijk te beoordelen.

Cass schrijft dat de medische aanpak – met puberteitsremmers, hormooninjecties en eventuele cosmetische ingrepen – te dominant is geworden en te makkelijk wordt ingezet, zonder dat er een deugdelijke onderbouwing voor is.

Het rapport is stevig, maar genuanceerd. Cass bepleit een ‘holistische’ benadering van kinderen met genderdysforie, en benadrukt dat een transitie in bepaalde gevallen een goede aanpak kan zijn. In interviews drukt zij zich steviger uit, en vraagt ze zich af waarom duizenden Britse kinderen ‘als voetbal zijn gebruikt’.

7. Wat zijn de gevolgen voor de behandeling in Nederland?

EW vroeg het Kennis- en zorgcentrum genderdysforie van Amsterdam UMC of het rapport ook gevolgen zou kunnen hebben voor het protocol dat in Nederland wordt gevolgd. Een woordvoerder laat weten dat ze ‘de review eerst zorgvuldig zullen lezen en intern bespreken en dat het momenteel te vroeg is conclusies te trekken.’