Nederlandse medailleoogst is in meer dan één opzicht uniek

Femke Bol en Harrie Lavreysen tijdens de eindceremonie. Beeld: Ashley Landis/AP Photo

De Nederlandse medailleoogst op de Olympische Zomerspelen was niet eerder zo groot. Het unieke karakter van de Nederlandse prestaties blijkt nog meer uit enkele bijzondere statistieken.

Het zag er in de eerste week van de Olympische Spelen niet naar uit dat Parijs nog Oranje zou kleuren. Vier dagen lang greep Nederland naast de medailles. Misschien niet zo gek, aangezien de chef de mission Pieter van den Hoogenband (zelf een van Nederlands succesvolste olympiërs) vorige zomer de nieuwe ambitie van sportkoepel NOC*NSF formuleerde: het zou niet meer moeten gaan om de medailles, maar om de verhalen.

Gelukkig bleken die woorden bij de Nederlandse atleten het ene oor in, het andere uit te zijn gegaan. Zij stellen ook niet hun hele leven in het teken van trainen en offers voor een ‘verhaal’ over hoe ze 27ste zijn geworden. Zij willen winnen, liefst goud.

Ongekend aantal gouden medailles

TeamNL haalde vanaf dag vijf steeds meer medailles binnen, tot een totaal van 34. Twee minder dan bij de vorige Spelen van Tokio (2021), maar er werden wel beduidend meer gouden medailles gehaald. Liefst vijftien, tegenover tien in Japan.

Op de officiële medaillespiegel neemt Nederland de zesde plek in, tussen grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië.

Waar een klein land groot in is

Dat succes straalt nog meer als je het aantal behaalde gouden medailles afzet tegen het aantal inwoners van de landen uit de top-10 van de medaillespiegel. Het is niet zo dat landen met meer inwoners per se meer atleten mogen afvaardigen, maar ze hebben wel een veel grotere vijver om talent uit op te vissen. Nederland doet het met een kleine 18 miljoen inwoners bijzonder goed vergeleken met volkrijke landen als China en de Verenigde Staten. Als je de top-10 op die manier rangschikt, zou Nederland zelfs eerste staan.

Eerlijkheidshalve moet daar wel bij worden gezegd dat heel kleine deelnemers met medaillesucces, zoals Saint Lucia – met goud en brons op een kleine 170.000 inwoners – nog hoger zouden scoren.

Het helpt dat Nederland goed is vertegenwoordigd in relatief ‘kleine’ sporten, zoals hockey (2 keer goud) en baanwielrennen (3 keer goud), waar de internationale concurrentie beperkt is. Maar ook in mondiaal grote sporten als atletiek (2 keer goud) en zeilen (2 keer goud) scoorde Nederland erg goed.

Aantal gouden medailles afgezet tegen omvang bevolking

Bepaalt geld sportsucces?

Het aantal inwoners zegt natuurlijk lang niet alles over medaillekansen. Een van ’s werelds volkrijkste landen, India, komt bijvoorbeeld niet verder dan zes medailles, waarvan geen enkele keer goud. Veel meer dan met inwonertal, heeft sportsucces te maken met het belang dat aan sport wordt gehecht, met cultuur en met financiële mogelijkheden, zowel van individuele sporters als van overheden en bedrijven die in sport investeren.

Het bruto nationaal product (bnp) per hoofd van de bevolking is een aardige variabele om te koppelen aan medaillesucces. Op die ranglijst zakt het rijke Nederland naar plek 9 en komt China juist bovenaan te staan.

Aantal gouden medailles afgezet tegen BNP per hoofd van de bevolking

Medailles behaald door Nederlandse mannen en vrouwen

Nederlandse vrouwen zetten de toon

Nederland vaardigde 133 mannen en 141 vrouwen af naar de Spelen. De vrouwen behaalden beduidend meer medailles dan de mannen.

Als je de gouden medaille voor de gemengde estafetteploeg verdeelt over beide geslachten, behaalden de mannen 12,5 medailles en de vrouwen 21,5. Wat betreft gouden medailles staat de teller bij de mannen op 6,5 en bij de vrouwen op 8,5.