Nus Waleson (Fontys Hogeschool): ‘Er wordt te veel gevraagd van beginnende leraren’

Beeld: Patricia Rehe/HH/ANP

Tijd voor gespecialiseerde leraren in het basisonderwijs. Dat zegt Nus Waleson, directeur van Fontys Hogeschool Kind en Educatie en verantwoordelijk voor de lerarenopleiding voor het basisonderwijs.

De Inspectie van het Onderwijs constateert voor het vierde jaar op rij dat veel leerlingen de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap niet goed beheersen. Oorzaken zijn het tekort aan leraren en schoolleiders, lesuitval, daling van de onderwijskwaliteit, en de gebrekkige aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Daarbij voelen beginnende leraren zich niet altijd goed toegerust voor het geven van onderwijs.

EW Hoe zit het met de beheersing van basisvaardigheden van leerlingen en scholieren?

Nus Waleson: ‘Er is inderdaad een dalende lijn, en Nederland scoort lager dan andere landen. Maar het basisonderwijs heeft niet het grootste aandeel in het probleem. Nu wil ik niet meteen met de vinger wijzen, maar scholieren in het voortgezet onderwijs lezen te weinig. Het vak Nederlands is verworden tot technisch lezen. Scholieren weten nauwelijks wat ze lezen. Bij wiskunde en andere rekenvakken gebruiken scholieren rekenmachines. Zij verliezen het begrip en het gevoel bij cijfers. Ze weten vaak niet wat ze doen en waarom ze dat doen. Zo hollen taal- en rekenniveau hard achteruit.’

EW Ligt het aan de kwaliteit van de pabo-studenten?

Waleson: ‘Nee, absoluut niet. Ik wil het fabeltje dat pabo-studenten de minst slimme hbo-studenten zijn, uit de weg ruimen. Bij andere hbo-opleidingen stromen dezelfde soort havisten en mbo’ers in als bij de pabo. Alleen zijn de eisen aan pabo-studenten hoger. Zij moeten, naast hun opleiding, slagen voor taal- en rekentoetsen. Studenten economie, communicatie, social work en built environment hoeven dat niet. De instroom is dus niet het probleem. Pabo-instromers hebben een goede basis.’

EW Wat gaat er dan fout? Waarom voelen beginnende leraren zich niet goed toegerust?

Waleson: ‘Er wordt veel te veel gevraagd van beginnende leraren. Het verplichte basiscurriculum van de pabo bestaat nog steeds uit dezelfde veertien vakken als meer dan dertig jaar geleden, ten tijde van de kweekschool. Overheid en maatschappij leggen steeds meer op het bordje van de leraar.

‘Leraren moeten gegevens registreren over de leerlingen en hun onderwijs. Zij moeten onderwijs op meer niveaus aanbieden, omdat leerlingen minder snel naar het speciaal onderwijs gaan. Ouders willen openheid en weten wat hun kind op school doet. Klassenmanagement, sociale veiligheid, omgaan met pesten, gezondheidszorg: deze taken zijn erbij gekomen, terwijl er niks af gaat. De ontwikkelingen in pedagogiek, didactiek, toetsen, testen en ICT volgen elkaar in hoog tempo op.

‘En last but not least: pabo-studenten brengen 40 procent van hun tijd in de praktijk door. Dat gaat af van de tijd die ze besteden aan theorie. Het is dus niet gek dat leraren zich niet goed toegerust voelen.’

EW Wat doen de pabo’s om ze beter toe te rusten voor de arbeidsmarkt?

Waleson: ‘Ze onderzoeken gezamenlijk wat de kern van hun onderwijs moet zijn. En welke taken ze kunnen overdragen aan de basisscholen. De pabo’s zorgen nu voor startbekwame studenten. De scholen zijn verantwoordelijk voor verdere professionalisering. Onderdelen als bijvoorbeeld “omgaan met moeilijke ouders” en “oudergesprekken voeren” schuiven de pabo’s door naar het werkveld. Maar scholen zitten daar niet op te wachten. Zij hebben hun handen al vol aan het vinden van voldoende geschikte leerkrachten, en aan het intensief begeleiden van junior-leekrachten.’

EW Lijkt dat niet op ‘Gooi het maar over de schutting’, en op dweilen met de kraan open?

Waleson: ‘Ja, het zijn geen structurele oplossingen. In theorie zijn er twee meer structurele opties. De eerste is de pabo-opleiding uitbreiden naar vijf of zes jaar. Maar dat wil de overheid niet. Zij wil geen precedent scheppen.

‘De andere optie is profileren en specialiseren. Pabo-studenten kiezen dan profielen, naast een algemene pedagogisch-didactische basis. Zij specialiseren zich in bijvoorbeeld rekenen en techniek of taal en maatschappij of creatief. Maar dat willen leraren uit het werkveld, vakbonden en de scholen niet: leerlingen krijgen dan les van te veel leerkrachten, zeggen ze. Docenten zijn zogenaamd geen volwaardige docenten als ze niet al die veertien vakken tot op de bodem hebben uitgespit. En de gelijkheid tussen leraren zou verdwijnen.

‘Dat is conservatief en weinig constructief. Er is nog een lange weg te gaan. Het is juist goed als aankomend leraren zich profileren en een specialisatie kiezen. Ik juich dat toe. Onderwijs op het gebied van rekenen, taal en burgerschap, maar eigenlijk elk vak, vaart daar wel bij. Leraren kunnen zo werken vanuit hun kracht en talenten, en hun enthousiasme overdragen aan de leerlingen. Daar worden ze niet alleen zelf gelukkiger van, maar ook hun leerlingen en de wereld.’