Smog, zwavelzure mist en andere luchtvervuiling zijn vrijwel verdwenen. De einder bevindt zich inmiddels dan ook ruim 10 kilometer ver.
We kunnen onze ogen steeds beter de kost geven in Nederland. De luchtvervuiling is in de afgelopen decennia zo sterk afgenomen dat het zicht inmiddels nagenoeg optimaal is.
In het blad Environmental Research Letters schrijft een groep onderzoekers van het KNMI, met Reinout Boers als hoofdauteur, een opmerkelijk artikel over het zicht in Nederland. U leest het goed, het zicht.
Er zijn in Nederland 42 meetstations waar onderzoekers niet alleen elk uur even op de thermometer en de barometer kijken, maar ook noteren hoe ver ze kunnen kijken.
Plichtsgetrouw
Wie zoiets leest, voelt de mondhoeken krullen: terwijl de rest van de bevolking naar de kroeg of de opera gaat, bij asielzoekerscentra demonstreert of zich in een voetbalstadion misdraagt, waren er tot voor kort landgenoten die met de regelmaat van een Friese staartklok elk uur naar buiten keken en plichtsgetrouw turfden waar de kim zich bevindt.
Niet alle meetstations zijn even oud, maar de onderzoekers hebben er vijf uitgepikt (De Kooy, Vlissingen, Eelde, De Bilt en Maastricht) waar al sinds 1956 wordt bijgehouden hoe goed of slecht het zicht is. Daarbij worden vier categorieën gehanteerd.
Zicht minder dan 1 kilometer (mist en smog), zicht tussen de 1 en 5 kilometer (slecht), tussen de 5 en 10 kilometer (gematigd) en meer dan 10 kilometer (goed).
Zwevende deeltjes
Al vanaf de jaren zeventig nemen de perioden met dramatisch zicht af. Vanaf 1985 verbetert het zicht op alle fronten opmerkelijk.
Het aantal uren waarin je nauwelijks een hand voor ogen ziet, is sinds 1970 afgenomen van 500 tot 600 uren per jaar tot 200 nu. Het aantal uren met goed zicht is toegenomen van 4.500 uren per jaar in 1985 tot 6.500 nu.
De horizon is niet alleen in Nederland teruggedrongen maar in de meeste westerse landen. Volgens Environmental Research Letters is de algehele consensus dat dit verband houdt met minder ‘antropogene aerosolen’.
Dit is potjeslatijn voor luchtvervuiling. Aerosolen zijn vaste of vloeibare zwevende deeltjes. Wolken en mist behoren er in zekere zin toe. Met de toevoeging ‘antropogeen’ maken de onderzoekers duidelijk dat ze op door de mens uitgestoten deeltjes doelen.
Vanzelfsprekend kunnen natuurlijke en antropogene aerosolen samengaan: het woord smog is een samentrekking van smoke en fog (rook en mist).
Er zijn verschillende vormen van zichtbelemmerende luchtvervuiling. Zo zijn er zure druppeltjes met daarin zwavel (sulfaat) of stikstof (nitraat of ammoniak).
Beste jongetje van de klas
Daarnaast is er ook fijnstof – deels van natuurlijke oorsprong (zeezout, en zand dat soms helemaal uit de Sahara komt), deels door fabrieken en automotoren uitgestoten roet.
Al die vormen van luchtvervuiling zijn sterk afgenomen. Met zwaveldioxide als beste jongetje van de klas. De concentratie van deze stof – eeuwenlang de allerbelangrijkste luchtvervuiling – is nog maar 1 tot 2 procent van wat die in de jaren zestig was.
Ook allerlei andere soorten van luchtvervuiling zoals lood bestaan nauwelijks meer. Eigenlijk zijn er nog maar twee staartjes over: stikstofoxide en fijnstof. Zelfs die zijn nog maar de helft in vergelijking met vijftig jaar geleden. De grafiek in Environmental Research Letters (zie hieronder voor een vereenvoudigde versie) bevestigt wat Elsevier al vaak heeft geschreven: de luchtvervuiling in Nederland is min of meer verdwenen.
Het is niet van belang ontbloot om dit te herhalen omdat er over dit onderwerp niet zelden een mistgordijn wordt gedrapeerd. Zo verschijnen er geregeld stukken in de krant waarin wordt becijferd hoeveel mensen voortijdig zouden overlijden door de luchtvervuiling.
We zijn er bijna
Die berekeningen stoelen op computermodellen (lees: theorieën en aannames) en suggereren dat er nog steeds ernstige luchtvervuiling is in Nederland. De daadwerkelijke metingen, bijvoorbeeld die van fijnstof door de Wereldgezondheidsorganisatie, geven aan dat geen enkele Nederlandse stad in de top-100 van smerigste plekken ter wereld staat.
Er is nog een reden waarom het artikel van de KNMI-onderzoekers fascinerend is. Niet alleen de metingen van 1956 tot nu worden daarin weergegeven, maar ook een voorspelling tot 2100.
Daaruit komt naar voren dat ook in figuurlijke zin de einder nabij is. Het aantal uren met zicht boven de 10 kilometer is momenteel ongeveer 6.500 per jaar en zal zich in de loop van deze eeuw ergens bij 7.000 stabiliseren.
De lucht in Nederland kan nog een ietsepietsie schoner en helderder, maar eigenlijk zijn we er al bijna.
Elsevier nummer 14, 4 april 2015