Veel mensen vinden bellen eng, vooral zakelijke gesprekken met vreemden. Hoe komt dat en wat is er aan te doen?
De Amerikaanse regisseur Woody Allen belt zelden. Als hij vroeger zijn overbuurvrouw en latere partner Mia Farrow wilde bellen, moest ze naar hem blijven zwaaien zolang ze aan de lijn was. Anders durfde hij niet te bellen.
Telefoonangst: het is een wijdverbreid probleem. Uit een onderzoek uit 2013 van de vacaturesite jobat.be blijkt dat meer dan een kwart van de Britse kantoormedewerkers zenuwachtig wordt aan de telefoon. Dat kan tot probleem leiden op het werk.
De Amerikaanse psychologen George Dudley en Shannon Goodson deden twintig jaar onderzoek naar professionele bellers en concludeerden zelfs dat meer dan de helft van de callcentermedewerkers in hun eerste jaar bang is om mensen te bellen.
‘Ik heb zelf telefoonangst. Ik kan u dus niet te woord staan,’ grapt Paul Emmelkamp (66) van de Universiteit van Amsterdam per mail, maar hij durft uiteindelijk toch te bellen.
De hoogleraar klinische psychologie maakt onderscheid tussen een fobie en een angst. ‘Ik spreek alleen van een fobie als het functioneren van een persoon ernstig wordt belemmerd. Hoogtevrees is geen fobie, behalve als je bijvoorbeeld schilder bent en niet op een hoge ladder durft te staan.’
Een callcentermedewerker die niet durft te bellen, lijdt dus aan telefoonfobie, een kantoormedewerker die zweethanden krijgt als hij moet bellen, heeft telefoonangst.
Stilte
Met de komst van internet en de smartphone is bellen veel minder nodig. Afspreken met vrienden gaat tegenwoordig net zo makkelijk via WhatsApp of Facebook. Angstigen kunnen bellen dus makkelijker vermijden. Maar als je zelden belt, kan de telefoonangst juist verergeren, waardoor je de telefoon helemaal niet meer durft op te nemen.
En voor mensen met telefoonfobie is alleen het idee dat hun mobieltje elk moment kan afgaan al genoeg reden het ding uit te laten.
‘Een voordeel van het mobieltje is dat je meestal op het scherm kunt zien wie er belt,’ zegt Emmelkamp. ‘Mensen met wie je vertrouwd bent, zullen je minder snel veroordelen of kritisch reageren.’
Want dat is vaak de oorzaak van telefoonangst: de beller is bang commentaar te krijgen of uitgelachen te worden. Telefoonangst is dan ook meestal onderdeel van onzekerheid of een specifieke sociale fobie, zoals stotterangst.
Maar ook voor niet-onzekere mensen kan bellen eng zijn: je weet vaak niet hoe de persoon aan de andere kant van de lijn eruitziet en de non-verbale communicatie – een handgebaar, een vriendelijke lach, of juist een geërgerde blik – ontbreekt bij een telefoongesprek. Valt er een stilte, dan lijkt die veel eerder pijnlijk.
Exposure
Het ‘veilige’ internet biedt gelukkig wat tips. Ga in een aparte ruimte te zitten, zodat anderen niet meeluisteren. Een goede voorbereiding scheelt een hoop zenuwen: je kunt nadenken over een goede openingszin en vooraf vragen en gespreksonderwerpen noteren. Als er een stilte dreigt te vallen, kun je overschakelen op de volgende vraag.
Of anticipeer op wat je gesprekspartner waarschijnlijk gaat zeggen. Zal hij kritische vragen stellen, of zeggen dat hij niet zit te wachten op dit gesprek? Bedenk alvast een antwoord, zodat je beslagen ten ijs komt en niet dichtklapt tijdens het gesprek.
En wat te doen als iemand helemaal geen telefoon meer durft aan te raken? Binnen de psychiatrie is exposure dan het toverwoord, oftewel: blootstelling. Dat kan in het begin moeilijk zijn.
Emmelkamp: ‘Daarom laten we iemand met hoogtevrees eerst naar beneden kijken vanaf de eerste verdieping, dan de tweede, enzovoort. Zo kunnen we iemand eerst een minuut laten bellen met een vriend, en vanaf daar de gesprekken langer maken, en de persoon steeds iets minder vertrouwd.’
Net zo lang tot ook het bellen van die ene potentiële klant niet meer eng is.
Elsevier nummer 21, 23 mei 2015