Aanpassen aan warmere aarde is minstens zo urgent als CO2-reductie

OPGEPOMPT WATER IN CALIFORNIË, GETEISTERD DOOR ERNSTIGE DROOGTE. FOTO: BLOOMBERG/GETTY IMAGES

Reductie van broeikasgassen is belangrijk, maar de versnelde opwarming van de aarde vereist op korte termijn vooral adaptatie, schrijft Bram Hahn.

De opwarming van de aarde lijkt in een stroomversnelling te zijn gekomen, meldde de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) vorige week. Het VN-klimaatpanel IPCC verwachtte al dat de gemiddelde temperatuur op aarde in de toekomst 1,5 graad Celsius hoger ligt, maar nu voorziet de WMO een kans van 65 procent dat dat al in de komende vier jaar gebeurt.

Dat zou komen doordat de opwarming als gevolg van overmatige CO2-uitstoot, wordt versterkt door El Niño. Dit natuurfenomeen komt eens in de twee tot zeven jaar voor en leidt tot hogere temperaturen van het zeewater in de Stille Oceaan. En dat kan de temperatuur op aarde met circa 0,3 graden extra opstuwen.

Het zou gaan om een tijdelijk effect, maar is toch verontrustend. Boven die 1,5 graad extra – het is nu 1,15 graad – manifesteren de kwalijke gevolgen van de opwarming zich volgens veel wetenschappers vaker en in heviger vorm, zoals zeespiegelstijging, overstromingen, orkanen, droogte en bosbranden.

Internationaal klimaatbeleid faalt keer op keer

Pessimisten zien in de nieuwe verwachting de bevestiging van hun vrees dat de aarde op termijn onleefbaar wordt, en dat keiharde maatregelen nodig zijn om de uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk te doen dalen. Maar het is zeer de vraag of alle inspanningen daarop gericht moeten zijn. Sinds het Kyoto-protocol uit 1997, waarbij landen afspraken hun uitstoot met 5 procent te verminderen, stegen de CO2-emissies met liefst 65 procent. Zonder maatregelen was het wellicht nog ernstiger geweest, maar een succes valt ‘Kyoto’ in elk geval niet te noemen.

Veel verbetering valt ook niet te verwachten: de Europese Unie en de Verenigde Staten hielden hun uitstoot de afgelopen decennia redelijk binnen de perken, maar in China stijgt de uitstoot van broeikasgassen keihard door. Terwijl wij braaf warmtepompen installeren, bouwt China wekelijks twee nieuwe kolencentrales.

Aanpassen aan veranderend klimaat is nu nodig

Voor de lange termijn is het verstandig dat het Westen zijn CO2-uitstoot blijft afbouwen. Schone energie is niet alleen beter voor het klimaat, maar ook voor het milieu en de luchtkwaliteit. Helemaal als we die schone energie niet alleen halen uit windmolens en zonneparken, maar ook uit kerncentrales.

Tegelijk dringt zich de vraag op of er wel voldoende aandacht uitgaat gaat naar de meest directe gevolgen van klimaatverandering. Op korte termijn is het verstandig om meer te focussen op de onontkoombare gevolgen. Dat betekent meer aandacht voor en investeringen in bescherming van bewoonde gebieden tegen overstromingen, en beter watermanagement om in tijden van droogte de voedselvoorziening te kunnen garanderen. Daarnaast moet het Westen rekening houden met nog grotere immigratiestromen, als de leefomstandigheden in delen van de wereld door klimaatverandering verslechteren.

De wereld vergaat niet bij 1,5 graad opwarming, en wordt ook niet ‘onleefbaar heet’, zoals sommige alarmisten voorspellen. Maar die 1,5 graad extra vergt wel aanpassing. Zelfs als het zou lukken om met CO2-reductie de opwarming van de aarde af te remmen, dan nog zou dat vele decennia op zich laten wachten. We kunnen ons beter wapenen tegen veranderingen die al onherroepelijk komen.