Als het aan het kabinet ligt, hoeven eerstejaarsstudenten vanaf 2025 maximaal 30 studiepunten te halen om hun opleiding te mogen vervolgen. De studentenvakbond wil liever helemaal af van zo’n studeernorm – want: stressverhogend. Hogescholen en universiteiten vinden de voorgestelde wetswijziging juist te coulant. Die hanteren nu vaak strengere overgangsnormen. Met de plannen is iedereen de sjaak, schrijft Ruud Deijkers: studenten, docenten, hogescholen en universiteiten.
Nog even in het kort wat minister Robbert Dijkgraaf (D66) op 9 mei aankondigde. Alle studenten moeten vanaf collegejaar 2025-2026 in het eerste jaar maximaal 30 van in totaal 60 studiepunten halen voor een positief bindend studieadvies (bsa). Instellingen krijgen ook de mogelijkheid om een negatief advies te geven als aan het einde van het tweede leerjaar in totaal minder dan 60 punten zijn gehaald.
Op dit moment verschillen de normen nog per onderwijsinstelling. De gemiddelde bsa-norm aan hogescholen is 49 punten en aan universiteiten 45 punten, bleek uit een analyse die EW eerder dit jaar al uitvoerde op basis van Beste studies. De norm gaat op veel opleidingen straks dus flink omlaag. Daarmee wil Dijkgraaf de druk van de ketel halen voor de generatie studenten die zich kenmerkt door overspannenheid, stress en in sommige gevallen zelfs door tentamenangst.
Studenten blijven doormodderen bij soepelere normen
Bij Universiteiten van Nederland, de organisatie die de belangen van universiteiten behartigt, vinden ze het – terecht – geen goed plan. Tijdens de coronapandemie werden de normen ook al eens versoepeld en dat beviel slecht.
Door verlaging van de normen met 10 tot 15 procent in 2020 konden veel meer studenten doorstromen naar het tweede leerjaar dan in de jaren daarvoor. Veel van de studenten die anders een andere opleiding hadden moeten kiezen of helemaal niet thuishoren op een universiteit, modderen nu nog steeds door op een opleiding die niet bij hen past.
Verlaging van overgangsnormen motiveert studenten niet om voor lastige vakken een tandje bij te zetten. Door ophoping van herkansingen raken de studenten later tijdens de studie in de stress. De studenten lopen vertraging op of vallen voor de eindstreep alsnog uit waardoor ze zich diep in de studieschulden steken. En onderwijsinstellingen zijn financieel ook de klos: zij krijgen geen extra overheidsgeld voor langstudeerders en bovendien telt bij de financiering ook het aantal behaalde diploma’s.
Zijn er nog meer nadelen te bedenken? Ja hoor. De collegezalen worden voller en de werkdruk onder docenten neemt toe. Aan hen namelijk de oneervolle taak om de zwakke broeders extra te begeleiden ten koste van aandacht voor de studenten die wel gewoon hun punten halen.
Deeltijdstudent
Dan de hoge prestatiedruk die studenten nu blijkbaar ervaren. Het is goed om zich hier te realiseren dat voor afronding van een volledig studiejaar 60 punten behaald moeten worden. Dat komt neer op 42 studieweken van 40 uur. Een norm van 30 punten betekent dus dat de eerstejaarsstudenten buiten de vele vakantieweken zich nog maar halve weekjes hoeven in te spannen om door te stromen. De zwakke eerstejaarsstudent wordt zo een deeltijdstudent. Met behoud van een volledige basisbeurs.