Waarom EW kiest voor klimaatoptimisme

Foto: Getty Images

Somberte domineert het debat over opwarming. De aandacht kan beter gaan naar klimaatoptimisme en bedrijven die bezig zijn met oplossingen, schrijft Joris Heijn.

6 graden. Dat was de temperatuurstijging waar de wereld op afkoerste toen in 2009 de beruchte klimaattop in Kopenhagen faliekant mislukte. Natuurlijk, er waren wel wat demonstranten en er was teleurstelling bij de aanwezigen op de top zelf – inclusief mijzelf als observant. Maar voor de buitenwereld ging het leven gewoon door. Uit een peiling van het demografisch instituut NIDI bleek dat in dat jaar slechts één op de drie Nederlanders zich zorgen maakte over klimaatverandering. Eén op de vier Nederlanders bevond zich zelfs in het kamp van de klimaatsceptici.

Hoe anders is de situatie nu.

Van die 6 graden is niets meer over. Die zijn volgens het gerenommeerde Internationaal Energieagentschap (IEA) gereduceerd tot 2,5 graden, als landen hun bestaande beleid simpelweg voortzetten. Die daling komt vooral doordat rijke landen de uitstoot veel sneller terugbrachten dan verwacht. Zo voorspelde het IEA eerst nog dat de uitstoot in Noord-Amerika, Europa en andere (rijke) OESO-landen in andere werelddelen tussen 2007 en 2030 met slechts 3 procent zou dalen. In werkelijkheid stond de teller in 2020 al op min 17 procent (in Nederland min 21 procent). Als alle landen hun mooie papieren beloftes ook nog eens omzetten in beleid, blijft de temperatuurstijging volgens het IEA mogelijk zelfs beperkt tot 1,7 graden.

Klimaatoptimisme

Natuurlijk, daarmee ligt de wereld nog niet op koers om de opwarming te beperken tot 1,5 à 2 graden, de doelstelling die is afgesproken tijdens de wél geslaagde klimaatconferentie van Parijs in 2015. Maar toch: het is een prestatie van formaat.

Je zou denken dat die ontwikkeling en dat harde werk zouden worden gevierd. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Toen het NIDI in 2018 dezelfde vragen voorlegde, bleken zes op de tien Nederlanders zich zorgen te maken over het klimaat. Vooral onder universitair geschoolden namen de zorgen toe (drie op de vier). De klimaatscepsis was verschrompeld.

Toen onderzoeksbureau Ipsos na de provinciale verkiezingen in maart de stemming peilde, zei de grootste groep (39 procent) dat klimaatverandering zich in een ‘kritieke fase’ bevindt en dat handelen ‘nu’ nodig is. Volgens 7 procent is het zelfs al ‘te laat’. Voor slechts 3 procent is het klimaat ‘geen zorg’.

Bezorgdheid klimaat uit zich via groeiende protestacties

Bezorgdheid over klimaatverandering is in relatief korte tijd in de vezels van de samenleving gaan zitten. Dat uit zich onder meer in de snel groeiende protesten van Extinction Rebellion, de groepering die inmiddels met enige regelmaat de A12 in Den Haag bezet. Ook besmeurden ze het Afas-theater in aanloop naar de EW Klimaattop. Maar ook ‘Just Stop Oil’ maakte recent furore, doordat mensen zichzelf aan kunstwerken vastplakten.

Terwijl het klimaatprobleem stapje voor stapje onder controle wordt gebracht, neemt de frustratie ironisch genoeg alleen maar toe. Deels is dat te begrijpen. Want hoewel het de afgelopen jaren redelijk goed ging, zijn er ook veel kostbare jaren verkwist.

De aarde warmt niet alleen op door CO2, methaan en andere broeikasgassen die nú worden uitgestoten (grofweg 55 gigaton aan CO2-equivalenten per jaar), maar ook door de opgehoopte uitstoot uit het verleden (grofweg 2.400 gigaton). Het meest recente onderzoek stelt dat daar nog slechts 250 gigaton uitstoot bij kan om de opwarming tot 1,5 graad te beperken (voor 2 graden is dat overigens nog 1.150 gigaton).

Als er niets verandert, heeft de mens dus nog vijf jaar aan CO2-uitstoot ‘tegoed’, en moet de uitstoot daarna direct naar nul om het bij 1,5 graad te houden. Dat is totaal onrealistisch. Maar elke ton CO2 die nu wordt bespaard, kan worden gebruikt om dat ‘carbon-budget’ uit te smeren. Vandaar het gevoel van urgentie en paniek: er moet nú iets gebeuren.

Dat is bijvoorbeeld te zien in de eisen van Extinction Rebellion. Maar je zou kunnen zeggen dat die beweging met haar eisen hopeloos achterloopt. Zo eist zij ‘eerlijkheid’ over de ‘klimaatcrisis en de ecologische ramp die ons voortbestaan bedreigen’. Maar met dat bewustzijn zit het wel snor, blijkt uit de opiniepeilingen.

Ook stellen de uitsterf-rebellen extreme klimaatdoelstellingen voor: ‘netto nul’ uitstoot in 2025. Maar het probleem is allang niet meer dat de doelstellingen niet ambitieus genoeg zijn. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) zei dat de wereld met de bestaande papieren beloftes al op 1,7 graden uitkomt. Het probleem is dat de uitvoering hapert. Om van 2,5 graden naar 1,7 graden te gaan, is het niet nodig om nog ambitieuzere doelen te stellen, maar om de lastigst te verduurzamen sectoren te vergroenen, zoals luchtvaart en landbouw.

Bewustzijn klimaat internationaal doorgedrongen

In de afgelopen decennia zijn al imposante klimaatbarrières beslecht. Misschien niet zo snel als je had gewild, maar daarmee niet minder indrukwekkend. Er kwamen internationale klimaatafspraken waardoor grote uitstoters wel maatregelen moeten nemen om geen paria zoals Rusland te worden. Het klimaatbewustzijn drong niet alleen door in Nederland, maar ook internationaal. Er hoeft weinig kostbare tijd meer te gaan naar achterhoedegevechten met klimaatontkenners.

Ook de technologische obstakels verdampen als sneeuw voor de zon. Jarenlang konden bedrijven ‘meestribbelen’, door te zeggen dat ze wel wilden verduurzamen, maar dat de vereiste technologie nog niet bestond. Inmiddels is het vertrouwen er dat vrijwel alle benodigde technologie beschikbaar komt. Voor ‘groen’ staal, voor ‘groene’ kunstmest, voor hergebruikt plastic, voor groene waterstof en noem maar op. Zelfs voor de luchtvaart en de landbouw zijn oplossingen in de maak.

Het kost steeds meer om het klimaat te vervuilen

Ook de experts die zichzelf jarenlang de tong blauw moesten praten om CO2 te beprijzen, krijgen eindelijk hun zin. Lange tijd was de prijs voor de Europese industrie om een ton CO2 te mogen uitstoten zo’n 6 euro. Veel te laag om bedrijven te stimuleren te investeren in CO2-vrije productiemiddelen. Inmiddels is die prijs zo’n 90 euro en weten bedrijven dat de uitstootcertificaten alleen maar schaarser worden.

Wie niet investeert in ‘groen’, weet dat hij de poorten op termijn kan sluiten. Je gaat voor groen, of je gaat dood. Dat is ook te zien aan de investeringsplannen van bedrijven. Dit jaar wordt er volgens het IEA wereldwijd liefst 1,7 biljoen dollar geïnvesteerd in groene energie (inclusief kernenergie), tegenover ‘slechts’ 1 biljoen dollar aan fossiele investeringen.

Toch lopen al die ambitieuze plannen nog te vaak spaak. Hoe graag overheden ook pochen met hun groene ambities: tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Neem Nederland. Het duurt vele jaren om een vergunning te krijgen voor een megagrote plastic-recyclefabriek. Hoewel bedrijven zich verdringen om windmolens op de Noordzee te bouwen, moeten ze eerst jarenlang papierwerk doorploegen voordat de eerste paal de zeebodem in kan.

Een bedrijf dat ‘gasloos’ wil worden, moet vaak jaren wachten voordat de overheid stroomkabels heeft neergelegd die dik genoeg zijn – als dat er al ooit van komt. En wie zonnepanelen en windmolens neerzet, zoals Nederland, loopt al snel tegen de grenzen van het energienet op: de pieken zijn te hoog, de dalen te diep.

Wie bedenkt dat Nederland een van de beste elektriciteitsnetwerken ter wereld heeft, ziet dat die duurzame puzzel elders nog lastiger te leggen wordt. Toch zijn het vooral zulke puzzels die het verschil gaan maken tussen een wereld met 2,5 graden opwarming die het IEA voorspelt, of met de meer ambitieuze 1,7 graden.

Klimaatverandering vordert, maar de strijd ertegen ook

Daarmee is de strijd tegen klimaatverandering in een fundamenteel nieuwe fase beland. Er was een tijd waarin het terecht was om pessimistisch te zijn over de klimaatambities van landen. Maar die beloftes tellen inmiddels op tot een beperkte opwarming van 1,7 graden.

Er was een tijd om somber te zijn, omdat klimaatscepsis welig tierde en mensen zich nauwelijks zorgen maakten om klimaatverandering. Maar aan aandacht voor klimaatverandering is geen gebrek meer.

Er was een tijd dat je verongelijkt kon kijken naar bedrijven die de dampkring als een gratis vuilstort gebruikten voor hun CO2-uitstoot. Maar ook aan dat tijdperk komt, zeker in Europa, rap een einde.

Het is tijd om de aandacht te richten op al die mensen en bedrijven – juist ook fossiele bedrijven! – die staan te popelen om duurzamer te ondernemen, voor het klimaat én voor de eigen portemonnee. Hoe kunnen hun plannen worden gefaciliteerd? Welke vergunningsprocedures kunnen sneller? Welke onrendabele of te risicovolle investeringen kunnen net dat zetje krijgen dat nodig is om het vliegwiel aan de gang te krijgen?

Dat vereist een mentale omslag. Van daders aanwijzen, naar aanpakkers ondersteunen. Van doemdenken over alle ellende die de mensheid over zichzelf afroept, naar optimisme dat de mens dit kan oplossen.