Al eeuwen overleeft de mens crises dankzij ons collectieve brein, dat innovaties afdwingt. Dat zal met klimaatverandering niet anders zijn.
Het zag er niet goed uit, eind negentiende eeuw. Eeuwenlang was een gebrek aan stikstof de belangrijkste oorzaak dat er zelden genoeg voedsel was op deze planeet om iedereen te voeden. Maar in 1804 ontdekte de Duitse ontdekkingsreiziger en ecoloog Alexander von Humboldt (1769-1859) guano, een verhullende naam voor wat eigenlijk vogelpoep is. Een aantal eilanden voor de kust van Peru was bezaaid met dit spul, dat vol zat met beschikbaar stikstof en andere belangrijke mineralen voor de landbouw. Massaal begonnen Europeanen deze eilanden af te graven om de guano te verschepen naar Europese akkers. Langzaam maar zeker stegen de opbrengsten en kon de groeiende bevolking worden gevoed.
Maar aan het eind van de negentiende eeuw – het mag geen verrassing heten – raakte het spul op. Vogels poepten bij lange na niet genoeg om de ontginning bij te houden. Paniek alom, want de bevolking groeide gestaag door. Bedrijven probeerden nieuwe eilanden te vinden, maar de paar die ze vonden, herbergden veel minder en inferieure guano. De conclusie stond vast: er moest een andere oplossing komen. En snel een beetje.
En die kwam er. In 1909 lukt het de Duitse wetenschappers Fritz Haber en Carl Bosch om inactief stikstof waar de lucht vol mee zit, om te zetten in actief stikstof, die bruikbaar was voor de landbouw. Kunstmest was geboren. Het was als manna uit de hemel. In de honderd jaar na de uitvinding daalde het aantal mensen dat honger had van 80 procent in 1900 naar net iets meer dan 10 procent nu.
Dat Haber en Bosch nu worden geëerd, is terecht, maar het hadden net zo goed andere namen kunnen zijn. Er waren in die tijd veel vakgroepen bezig met het oplossen van het probleem, en Haber en Bosch stonden op de schouders van voorgangers, die beetje bij beetje steeds dichter bij de oplossing kwamen. De uitvinding van kunstmest was een collectieve vondst, ingegeven door wat wetenschappers ons collectieve brein noemen. Experts wisselen ideeën uit, wat weer leidt tot steeds betere ideeën, en uiteindelijk tot een doorbraak. De uitvinding van kunstmest was onvermijdelijk.
Dit is wat mensen goed kunnen. Als enige soort op deze planeet is de mens in staat om innovaties te stapelen, om kennis uit te wisselen over generaties heen, en om collectief technologieën te ontwikkelen die het individu te boven gaan. Neem iets simpels als de broodrooster: niemand is als individu in staat om zo’n ding in elkaar te zetten van grondstof tot werkend apparaat, maar collectief kunnen we dit nu zo goed en efficiënt dat je er een voor een tientje kunt kopen in de winkel.
Met innovatie en technologie zijn we de klimaatcrisis de baas
Net als aan het eind van de negentiende eeuw, staan we ook nu voor een enorme uitdaging: klimaatverandering. En net als toen liggen de oplossingen in onze collectieve intelligentie, ons gezamenlijk brein. Het zijn niet ideeën als ‘een stapje terug doen’, of ‘meer in harmonie met de natuur leven’ die ons gaan redden, maar juist het tegenovergestelde. Net als eerder in de geschiedenis zijn het vooruitgang, innovatie en technologie waarmee we de klimaatcrisis de baas kunnen.
Maar hoe werkt deze collectieve intelligentie, hoe is het mogelijk dat wij als collectief slimmer zijn dan de optelsom van individuele slimheid? Volgens de Amerikaanse ondernemer James Liang liggen er twee belangrijke principes aan ten grondslag, zo beschrijft hij in The Demographics of Innovation. Allereerst is het simpelweg de kracht van aantallen. In de economische wetenschap is economy of scale voor bedrijven al heel lang bekend, maar ze geldt ook voor mensen. Hoe groter de populatie, hoe meer wetenschappers en uitvinders er zijn, maar ook hoe meer ruimte er is om de innovaties in de markt te zetten.
Het is dan ook geen toeval dat er juist in de twintigste eeuw zo veel vooruitgang was op het gebied van landbouw, gezondheid en materiële geneugten. Het lijkt paradoxaal dat honger afneemt bij een exploderende populatie, maar met Liangs kennis in het achterhoofd is het heel logisch. Ons innovatievermogen blijkt krachtiger dan de gestegen voedselvraag.
Tekst gaat hieronder verder
EW houdt op woensdag 1 november de eerste EW Klimaattop. De middag heeft plaats in het AFAS Theater in Leusden. De grootste uitstoters van Nederland komen vertellen over hun plannen om hun CO2-uitstoot te reduceren en over wat zij nodig achten om die plannen echt uit te voeren.
Een digitaal welkomstwoord wordt gehouden door Yvo de Boer. Hij was lange tijd hoofd van UNFCCC, de VN-klimaatorganisatie die de jaarlijkse klimaatconferentie houdt (dit jaar in Dubai).
Namens de grootste CO2-uitstoter van Nederland, Tata Steel in IJmuiden, komt Jeroen Klumper, director sustainable transition, vertellen over onder meer de plannen van het bedrijf voor ‘groen staal’.
Spreker namens Shell, dat in Pernis Europa’s grootste raffinaderij heeft staan, is Audny van Helden, vice-president Energy Sectors & Decarbonization.
Marinus Tabak, head of central asset management bij energiebedrijf RWE, komt onder meer vertellen over de plannen om de kolencentrales in de Groningse Eemshaven en de Amercentrale in Geertruidenberg om te bouwen tot CO2–negatieve installaties.
De vierde grote uitstoter, die eveneens een spreker afvaardigt, is luchtvaartmaatschappij KLM. Hedwig Sietsma, director sustainability, legt uit welke plannen er bestaan om vliegen minder vervuilend te maken.
Tijdens het tweede deel van de middag zullen woordvoerders van de politieke partijen reageren op de plannen en wensen. Klimaatminister en D66-leider Rob Jetten, CDA-leider Henri Bontenbal, Mona Keijzer (nummer 2 op de kandidatenlijst van BBB) en Silvio Erkens (Tweede Kamerlid VVD) gaan met elkaar in debat. Uitnodigingen aan andere lijsttrekkers staan nog uit.
Kaarten voor de EW Klimaattop zijn te bestellen via ewmagazine.nl/klimaattop2023. Abonnees betalen 20 euro, niet-abonnees 25 euro.
In tegenstelling tot het heersende narratief is Afrika onderbevolkt
Het populatie-argument is ook een belangrijke reden waarom Afrika achterblijft als het gaat om innovatie en vooruitgang. In tegenstelling tot het heersende narratief is Afrika onderbevolkt. Om innovaties te laten landen, is een kritische massa aan mensen nodig. Azië bereikte die drempelwaarde in de jaren zeventig en dat was het begin van de explosieve economische groei van dat continent.
In Afrika wonen nu een schamele 43 inwoners per vierkante kilometer (in Europa 178, in Nederland 588), en dat is een belangrijke reden waarom boeren innovaties als kunstmest en bestrijdingsmiddelen nauwelijks omarmen. Ze kunnen het surplus aan opbrengst helemaal niet kwijt, omdat de markten te ver weg zijn en het wegennet onderontwikkeld is. Dat Afrika in deze eeuw een populatiegroei van één naar vier miljard te verstouwen krijgt, zou dus zomaar eens meer problemen kunnen oplossen dan het genereert.
Daarnaast noemt Liang het agglomeratie-effect. Het is niet alleen de hoeveelheid mensen die ertoe doet, maar ook hoe dicht ze bij elkaar wonen. Standaardvoorbeeld is natuurlijk Silicon Valley, waar slimme wetenschappers en entrepreneurs op elkaars lip zitten en elkaar versterken. Idem dito voor hubs als Eindhoven. Maar ook algemener gaat het op. In 2013 lieten wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) zien dat een verdubbeling van het aantal inwoners in een stad, een meer dan verdubbeling in patenten meebracht. Sowieso zijn steden broeinesten van innovatie. Of het nu gaat om duurzaamheid, gezondheidszorg of infrastructuur: de stad is waar het gebeurt.
In zijn TED-talk uit 2010 introduceerde de Britse wetenschapsjournalist Matt Ridley de term ‘seksende ideeën’ voor wat er in de stad gebeurt. Hoe meer ideeën met elkaar interacteren, hoe meer nieuwe en betere ideeën er ontstaan, en hoe beter de oplossingen. Ridley waarschuwt daarom ook voor de deglobaliseringstrends en de romantisering van kleinschaligheid die bij veel progressieven wortel hebben geschoten. Als volken zich terugtrekken binnen hun landsgrenzen, is er minder uitwisseling van ideeën, waardoor het oplossen van het klimaatvraagstuk alleen maar lastiger wordt.
Matt Ridley over de term ‘seksende ideeën’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Hij noemt het voorbeeld van Tasmanië, dat door een stijgende zeespiegel tienduizend jaar geleden geïsoleerd kwam te liggen van Australië. Binnen een paar generaties sijpelden kennis en technologie weg uit het kleinere collectieve brein, en kwam de vooruitgang er tot stilstand. Sterker, de leefomstandigheden van de Tasmaniërs werden slechter. De kunst om kleren te maken of om stenen en visgerei te gebruiken, verdween uit de samenleving.
Tijd om ons collectieve brein te herwaarderen
Ons collectieve brein heeft nog een minder bekend voordeel: het zorgt voor een zogenoemde techno-ethical shift. In eenvoudige taal: vooruitgang en technologie maken ons moreel betere mensen. Dat komt doordat we pas gaan nadenken over de status quo indien er een goed alternatief is. Een bekend voorbeeld is de auto die het paard als vervoermiddel verving. Voor de komst van de T-Ford in 1908 werden de lastdieren gruwelijk behandeld. Ze werden geschopt en geslagen, werden zelden ouder dan drie jaar, en hun karkassen werden gewoon achtergelaten in de straten van de stad – kinderen speelden ermee.
De auto veranderde onze blik: wat hebben we die paarden ooit aangedaan? Nu is het paard een edel dier en is zo’n behandeling ondenkbaar, zelfs strafbaar. Sommige aanstaande klimaatoplossingen zullen hetzelfde effect hebben. Kweekvlees of precisiefermentatie – eiwitproducten worden geproduceerd door micro- in plaats van macro-organismen – verlaagt niet alleen de druk op de planeet, maar zal ons ook doen denken: hoe hebben we in vredesnaam 76 miljard dieren jaarlijks kunnen ombrengen? Hoe hebben we ze in vredesnaam zo kunnen ophokken?
Het wordt tijd dat we ons collectieve brein, en de innovaties die daaruit voortkomen, gaan herwaarderen. Technologie, bevolkingsgroei, globalisering – het zijn concepten die onder vuur liggen. Maar willen we een leefbare en welvarende planeet doorgeven aan onze kinderen, dan wordt het tijd dat we ze omarmen.