Vrouwelijke voetballers eisen meer geld. Maar als ze veel minder publiek trekken, hebben ze daar geen recht op. Hun beloning is geen kwestie van liefdadigheid, schrijft Gerry van der List.
Toen FC Twente Vrouwen twee jaar geleden kampioen van Nederland werd, volgde een bescheiden ontvangst op het stadhuis van Enschede. Als de Tukkers zaterdag 11 mei winnen van Telstar, zal dat anders zijn, zo belooft de gemeente. Zij kunnen dan rekenen op een grootse huldiging.
Aan de rest van Nederland zal dit grotendeels voorbijgaan. Ondanks alle propaganda van vrouwelijke zijde, inclusief een zekere hysterie rond de Oranje ‘Leeuwinnen’, leeft vrouwenvoetbal helemaal niet bij het grote publiek. Zelfs de meeste voetballiefhebbers kunnen geen enkele speelster van Twente noemen.
Lege tribunes
De geringe belangstelling bleek op 1 mei. Toen had Twente in Sittard al de titel binnen kunnen halen tegen Fortuna, maar dat lukte niet door een 1-0 nederlaag. De kijkers van sportzender ESPN zagen dat de tribunes links, rechts en aan de overkant van de camera geheel leeg waren. Alleen op de hoofdtribune zat een handjevol supporters. Het was een bedroevend tafereel.
Helaas ook een vertrouwd tafereel in de Azerion Vrouwen Eredivisie. Op de wedstrijden tussen de vrouwen van Ajax en Feyenoord komt een redelijk groot publiek af, dat voor een habbekrats een gezellig middagje wil beleven in een mooi stadion. Maar normaler zijn toeschouwersaantallen van een paar honderd mensen.
KNVB is geen welzijnsorganisatie
Toch blijven vrouwen hogere inkomsten en respect eisen. Met enig succes. De KNVB trok de basispremies gelijk voor mannen en vrouwen in het Nederlands elftal. Maar de voetbalbond heeft geen zin om voetbalsters op commando een beter salaris te bieden. Daar moeten de clubs maar voor zorgen.
Dit klinkt redelijk. De KNVB is geen welzijnsorganisatie. Maar daar denken de speelsters in de eredivisie anders over. In maart publiceerden zij een statement waarin zij verklaarden prof te willen zijn. ‘We willen kunnen leven van voetbal, zodat wij ernaar kunnen leven.’
Danique Kerkdijk had daar al eerder voor gepleit. Vrouwen leveren precies dezelfde prestaties als mannen, zei de verdedigster van FC Twente vorig jaar in een podcast, en werken er net zo hard voor. Het eerste klopt alleen niet en het tweede is volstrekt irrelevant.
Vraag en aanbod
De bewering dat het vrouwenvoetbal eenzelfde niveau heeft als het mannenvoetbal, is vanzelfsprekend een gotspe. De magere prestaties van de vrouwen vormen mede een verklaring voor het feit dat recordkampioen Twente gemiddeld nog geen 1.500 supporters naar de thuiswedstrijden weet te lokken. En het doet er helemaal toe niet dat Kerkdijk hard traint. Het draait in de sport niet om de inzet en de inspanning, maar om de aantrekkelijkheid van wat er wordt geboden.
Tafeltennissers verdienen minder dan tennissers en korfballers minder dan voetballers. Die loonkloof is misschien vanuit socialistisch perspectief onrechtvaardig, maar wel begrijpelijk. Voor de ene sport is nu eenmaal meer belangstelling dan voor de andere. Er zijn ook veel dammers die hard werken om titels binnen te slepen, maar het zou toch vreemd worden gevonden als zij van de dambond een flink salaris zouden eisen omdat zij heel graag van hun – impopulaire – denksport willen leven.
Het is heel simpel: als voetbalsters meer willen verdienen, moeten ze meer kijkers trekken. De beloning in sport is geen kwestie van liefdadigheid, maar hangt af van de kwaliteit van het aanbod en de vraag van het publiek. Een publiek dat, hoe jammer dat uit emancipatorisch oogpunt ook moge zijn, liever kerels ziet voetballen dan dames.