Huisartsenketen Co-Med zit in zwaar weer. Schuldeisers staan voor de deur en de Inspectie is kritisch op de geleverde zorg. Toch moet dat geen reden zijn om commerciële huisartsenketens dan maar helemaal te verbieden, schrijft Bram Hahn.
Het in 2020 in Maastricht opgerichte bedrijf zag een gat in de markt van de huisartsenzorg. Een groeiend aantal huisartsen kan tegen het eind van zijn of haar carrière geen opvolger vinden die praktijk wil overnemen.
En daar kwam Co-Med om de hoek. Het bedrijf nam zo’n dertig praktijken over en voegde ze samen tot dertien vestigingen verspreid over Nederland, die zorg verleenden aan ongeveer 60.000 patiënten.
Door schaalvergroting, slimmere inkoop en de inzet van personeel op verschillende locaties, hoopte Co-Med efficiëntere en daarmee goedkopere zorg te kunnen leveren.
Co-Med levert niet wat het belooft
Maar dat ging niet zoals gehoopt. Bij een aantal vestigingen kreeg Co-Med de bezetting niet op orde, zodat de zorg ondermaats was. Patiënten stonden geregeld voor een gesloten deur en praktijken waren telefonisch slecht of helemaal niet bereikbaar. Voldoende aanleiding voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd om Co-Med op de vingers te tikken. Een zeldzaamheid.
Ook doet Co-Med een praktijk in Zwolle weer van de hand omdat het de organisatie en zorg er niet op orde weet te krijgen. Met de financiën gaat het al evenmin lekker: een dochteronderneming ging al ten onder en nu kloppen schuldeisers ook op de deur bij het hoofdkantoor.
De website van Co-Med staat inmiddels vol met sussende berichten die de onrust moeten wegnemen. Kleine meevaller was dat de rechter op dinsdag 4 juni de bijl niet hoefde te laten vallen. Tijdens de zitting betaalde Co-Med de rekening van een schuldeiser, uitzendorganisatie CareAbout, zodat een faillissement net werd afgewend.
Kritiek op ‘doorgeslagen marktwerking’
Er is veel kritiek op de ‘doorgeslagen marktwerking’, belichaamd door deze commerciële keten, die blijkbaar meer uit was op winst maken dan zorg leveren. Volledig terecht dat Co-Med streng wordt aangepakt.
Maar de roep die aanzwelt in de politiek om bedrijven als Co-Med dan maar helemaal te verbieden, zoals SP, CDA en ChristenUnie bepleiten, slaat nergens op. Om te beginnen is het verschil tussen een traditionele huisartsenpraktijk en een Co-Med-praktijk niet zo groot. Beide zijn ondernemingen die betaald krijgen om zorg te leveren. Een traditionele huisarts heeft niet per se een winstoogmerk, maar heeft ook mogelijkheden om zijn inkomsten te vergroten.
De traditionele huisarts sterft uit: er is een alternatief nodig
Het zal zeker zo zijn dat een huisarts met een eigen praktijkpand en jarenlange ervaring in een gemeenschap wat harder zal rennen voor zijn patiënten, maar die huisarts bestaat bijna niet meer. Er zijn bijna geen huisartsen meer te vinden die in hun eentje een praktijk draaien, 70 uur per week willen werken inclusief nachtdiensten en alle patiënten persoonlijk kennen.
Bijna alle huisartsen werken tegenwoordig – heel verstandig – in gezondheidscentra of andere samenwerkingsverbanden om roosters gevuld te krijgen en kosten en ondersteunende diensten te delen. Co-Med probeerde dat alleen op grotere schaal. Vergeet ook niet dat huisartsen die van hun praktijk af wilden, maar wat blij waren dat ze een overnamekandidaat vonden. En het medisch personeel van Co-Med zag blijkbaar ook wel wat in een manier van werken met minder zorg over administratie en overhead.
Met het idee was niet veel mis, maar de uitvoering is belabberd. De Inspectie en de rechter hebben dat ook afgestraft. Een faillissement dreigt en daarmee mogelijk het einde van Co-Med. Maar dat zou (nieuwe) pogingen om op een ondernemende en innovatieve manier huisartsenzorg te bieden niet in de weg moeten staan, zeker niet met een algeheel verbod.