‘Welke scholier is er in mijn literatuur en weg ernaartoe geïnteresseerd’ schrijft Pieter Waterdrinker. ‘Dat is toch allemaal dodelijk saai?’ Op bezoek bij een gymnasium in Alkmaar blijkt het beroep van schrijver nog verrassend populair.
Het is het vrijwel onontkoombare lot van iedere kinderloze: na het eindexamen is de kans bijzonder groot dat je nooit meer van je leven een schoolgebouw van binnen zult zien.
In de hal van mijn vroegere lyceum in Haarlem (het ECL) schijnt nog altijd op een sokkel de bronzen kop te staan van Harry Mulisch. Oud-leerling tegen wil en dank. Net als ik.
Na het behalen van mijn vwo-diploma heb ik de bakstenen bunker aan de Leidsevaart, waar ik als leerling geen dag gelukkig ben geweest, nooit meer bezocht. Toch ben ik mijn vroegere leraren daar tot in de eeuwigheid dankbaar. Voor het feit dat ze me – ieder op hun eigen wijze – langzaam uit de intellectuele duisternis hebben getrokken.
De kennis van het Frans, het Duits en het Engels die ik daar opdeed, hebben me in mijn latere leven het meest gebracht. ‘Guten Abend, sind Sie allein in Berlin?’ Ik leerde er tevens voor het eerst het boek kennen, de magie van de literatuur, onder aanvoering van de schoollegende dr. H.S. (Harry) Visscher. Hij had in een Duits werkkamp gezeten, schreef filmkritieken voor het dagblad Trouw en was gepromoveerd op (meen ik) de droom in de vaderlandse poëzie.
Vreugdeloze bunker
Voorts ging het gerucht dat hij romans had geschreven, maar daarvan vond ik pas later de bevestiging. Op een dag had ik in de bibliotheek in Haarlem een boek in handen met de intrigerende titel De waarheid omtrent Outger. Wat bleek? Achter het pseudoniem Hank Veraert ging mijn eigen oud-docent Nederlands meneer Visscher schuil.
Ik koesterde toen al vagelijk de wens zelf schrijver te worden. En ik dacht ook heimelijk dit: op een dag ben ik terug, daar op school, in die vreugdeloze bunker. Niet als leerling die voor Nederlands louter vijven en zessen haalde. Maar als schrijver, als auteur, als romancier!
Helaas, het kwam er nooit van. Sterker: de afgelopen jaren gaf ik lezingen in Rusland, in Duitsland, in Engeland, in Canada, in België, in een vloed aan amper nog voor de geest te halen zaaltjes en kerken in Nederland, maar nog nooit op een middelbare school.
Dat is nu veranderd. ‘Kun je komen? Ze willen je graag!’ vroeg een paar maanden geleden Jeroen Vullings, naast gelauwerd literair criticus van EW tevens docent Nederlands aan het Murmellius Gymnasium in Alkmaar. ‘Een praatje van anderhalf uur, gaat dat lukken?’
Voor de rest kan alles
Zelden was ik voor een voordracht zo gespannen. Okay, ze ontberen daar dan een Olympische godheid als Harry Mulisch. Maar het Murmellius, gelegen in het oude centrum van de kaasstad, heeft onder de oud-leerlingen klinkende namen als Hugo Brandt Corstius, de dichteres Elly de Waard en de huidige hoofdredacteur van de Volkskrant Pieter Klok, terwijl de school is vernoemd naar de zestiende-eeuwse humanist Johannes Murmellius. Kortom, een chique tent!
‘Jongens, wat zouden jullie in mijn situatie doen?’ vroeg ik mijn neefjes van twaalf en veertien, bij wie ik in Zandvoort logeerde. Als kinderen van intellectuele klasse-migranten zitten ze inmiddels zelf op het gymnasium.
‘Wat bedoelt u, oom Pieter?’ vroeg de oudste neef. Ik had begrepen dat bepaalde onderwerpen op de middelbare scholen nogal taboe waren. ‘U moet alleen nooit over seks beginnen, dan lachen ze u uit. Voor de rest kan alles hoor.’
Op een woensdag in juli reed ik in de auto met Vullings mee naar Alkmaar. Toen we arriveerden begon het te hozen. Even later stapte ik voor het eerst in een eeuw door lange gangen, met links en rechts leslokalen. Wat keken de kinderen hier gis en volwassen uit hun ogen!
Land van de duisternis
De aula zat al lekker vol. Toen ik een immens multimediabord aan de wand zag, kreeg ik een inval. Ik scrolde mijn telefoon door. En zo begon ik even later mijn voordracht met wat selfie-filmpjes. Van mij met de Russische kerstman ergens in Karelïe. Bij mij in de straat in Sint-Petersburg, ook alweer in de sneeuw, terwijl ik drie maanden voor het begin van de invasie in Oekraïne de nakende oorlog voorspelde.
Het ijs was meteen gebroken. Maar ook voor deze kinderen bleef Rusland natuurlijk het land van de duisternis. Wie van hen zat er nou werkelijk op te wachten dat ik verhaalde over mijn vroegere leven daar? Wie was er nu in mijn literatuur en alles daaromheen geïnteresseerd? Dat was toch allemaal dodelijk saai?
In een flits besloot ik gewoon maar voor de vuist weg te vertellen hoe ik tot de letteren was gekomen. Over mijn lange en nogal atypische weg tot het schrijverschap.
De vorige avond had ik met mijn neefjes de laatste James Bond gekeken, No Time to Die. Ik vertelde de jonge gymnasiasten dat de literatuur voor mij, naast liefde voor de taal, ook altijd dit was geweest: de hang naar een vol en avontuurlijk bestaan. Een beetje als dat van James Bond. Ik was in oorlogen geweest, had revoluties meegemaakt, bandieten en vrouwen waren op mijn pad gekomen. Ja, ook slechte vrouwen.
Victorie
Mijn voordracht was de laatste verplichting van de leerlingen voor het begin van de zomervakantie. Toch kwamen velen van hen na afloop op me af. Onder hen een meisje uit Wit-Rusland dat lyrisch begon te verhalen over de zomers bij haar grootmoeder op de datsja bij Minsk.
Al een tijdje keek een knappe jongen luisterend toe. Hij schoot me aan. ‘U had het over Eerste Liefde van Toergenjev. Dat boek heb ik ook gelezen. Ik lees nu Aantekeningen uit het ondergrondse van Dostojevski.’
En toen vertelde hij het. Deze gymnasiast was gegrepen door de literatuur. Hij overwoog serieus om over twee jaar Russisch te gaan studeren. Ondanks die gruwelijke oorlog; tegen de keer van deze tijd en de mode in. Bij Alkmaar begint nog altijd de victorie.