Deugdansen op graf Piet Hein moet op subsidie, want niemand zit erop te wachten

07 augustus 2024Leestijd: 3 minuten

Een nogal overbodige glossy over Piet Hein heeft niet zo veel met Piet Hein of de feiten, maar meer met blanke elitetranen te maken. Waarom worden dit soort dingen van belastinggeld gemaakt, vraagt Geerten Waling zich af.

Op de burelen van EW werd de zomerrust kort doorbroken toen een groepje redacteuren via het beeldscherm zag hoe in Parijs de eerste gouden medaille werd binnengeroeid door vier mannen uit TeamNL. ‘Yes, we hebben hem!’

Toen kort erna de Oranjevrouwen vlak voor de streep de Britten langszij lieten komen, zakte het enthousiasme. ‘Jammer, ze laten het goud liggen.’ We winnen, ze worden tweede – zo werkt het nou eenmaal. De Olympische Spelen zijn een langgerekte reprise van het EK voetbal, waar Oranjekoorts en anticlimax stuivertjewisselden.

Sport is het laatste domein waar trots, ook in de plaatsvervangende soort van luie televisiesupporters zoals bovengetekende, nog enigszins boven controverse is verheven.

Andere vormen van winst stuiten subiet op geheven vingertjes. Industrieel en zakelijk succes heet algauw vervuilend, internationale handel is ook nog eens onderdrukkend of uitbuitend – ja, het schuldgevoel is snel gekieteld.

Wonderlijk blad

Vooral de vaderlandse geschiedenis is een onuitputtelijke bron van zelfkastijding. Afgelopen jaren is uitvoerig en voor goud geld onderzoek gedaan naar het koloniale profijt van de Rijksoverheid, het koningshuis, De Nederlandsche Bank, een handje commerciële banken en ettelijke provincies en steden. En het einde lijkt nog niet in zicht.

In dit tempo is weldra het midden- en kleinbedrijf aan de beurt voor zo’n historisch schuldonderzoek. Waar haalde de groenteman die goedkope bananen eigenlijk vandaan? En moet de ‘gewone witte Nederlander’ ook niet een keer zijn excuses gaan aanbieden?

In deze collectieve strafexcercitie naar de ‘witte schuld’ past de glossy Piet Hein. De disclaimer, die ik vorige week aantrof naast EW in het bladenschap van de Albert Heijn. Een wonderlijk blad: gelikt vormgegeven, met op de cover een portret van de (ietwat bescheten kijkende) Delftse zeeheld, met daarvoor een foto van een peinzende Aldith Hunkar.

Deze voormalige presentatrice van het NOS Jeugdjournaal (ik was fan) zou je een ‘professioneel zwarte vrouw’ kunnen noemen, zo vaak verschijnt ze tegenwoordig in de media om namens ‘de mensen van kleur’ allerlei historisch onrecht aan te kaarten.

Eén feitelijk artikel

Hunkar is naast covermodel ook ‘gasthoofdredacteur’ van Piet Hein, wat een fascinerende functie is voor een blad dat eenmalig verschijnt. Het brein achter de productie is Nyncke Graafland-van den Berg, een blanke mevrouw die namens de Protestantse Gemeente het bewind voert over de Oude en Nieuwe Kerk in Delft. Het blad is, ondanks de verkoopprijs van 8,95 euro, niet winstgevend, dus hebben het Cultuurfonds, Erfgoed Delft en de gemeente Delft geld bijgelegd.

De aanleiding is de renovatie van het grafmonument van Piet Hein in de Oude Kerk. In het blad staat zowaar één feitelijk artikel over de verrichtingen van Piet Hein, waaronder de verovering van de Zilvervloot in 1628 op de Spanjaarden. Maar de rest van het blad staat in het teken van de slavernij. Om onverklaarbare redenen, zo weet eenieder die de geschiedenis van Piet Hein een beetje kent – collega Simon Rozendaal schreef er een mooi boek over.

Zoals de stoplap bij elk moeilijk onderwerp in Nederland, is ook de conclusie van de Piet Hein-glossy dat ‘het gesprek’ moet worden gevoerd. Op de achterflap belooft het blad: ‘Een gesprek over beladen erfgoed en de donkere pagina’s van de geschiedenis. Een gesprek over het slavernijverleden van Delft en andere steden. Een gesprek over een zeeheld; met disclaimers.’

Schuldbesef

Hoewel het blad met de historische figuur Piet Hein bar weinig te maken heeft, en des te meer met de geschiedenis van de slavernij en vooral ‘ons’ schuldgevoel daarover, moet de lezer toegeven dat Hunkar één belofte wel waarmaakt: het gesprek voert ze. En wel met open vizier. Zo bewijst ze met het openingsartikel: een interview met haar oude radiovriend Roderick Veelo, die als columnist van De Telegraaf en als podcastmaker geregeld afrekent met zulke subsidieprojectjes, zeker als ze zo vol zijn van vals schuldbesef.

Kijk, het zij Hunkar gegund dat zij zulke lucratieve klusjes krijgt. En cultuurpausen als Graafland dat ze hun club (en zichzelf) op de kaart zetten. Maar dat er subsidie nodig is voor zo’n glossy, zegt eigenlijk alles. Namelijk dat niemand zit te wachten op de obligate tranen van de blanke elite. En zeker niet op een deugdansje op het graf van een zeeheld.