Universiteitsbestuurders kunnen nu ook iets goeds leren van Amerika, schrijft Geerten Waling.
Al het goede komt van ver gaat niet altijd op in de academische wereld, die onder een wel erg grote invloed staat van de Verenigde Staten. Dat is niet vreemd, gezien het aantal Amerikaanse universiteiten aan de wereldtop en de dominantie van de Engelse taal in het wereldwijde kennisverkeer.
Maar daarmee komen ook de Amerikaanse politieke perikelen ongefilterd binnen op de beste kennisinstituten van Nederland. De uitwassen zagen we voor de zomer, met de luidruchtige, zelfs gewelddadige anti-Israëlprotesten. Rechtstreeks afgekeken van Columbia, UCLA, Harvard en al die andere ‘topuniversiteiten’ die in de ban lijken te zijn van radicale ideologieën.
Maar voor Amerikaanse academici is het minder nieuw en confronterend dan voor de Nederlandse. De campus is daar al decennialang een arena voor politiek activisme, met beperkte ruimte voor genuanceerde vragen en gematigde standpunten – laat staan voor conservatieve.
In de afgelopen tien jaar is daar nog iets bijgekomen: een ongezonde obsessie met de veiligheid van studenten en stafleden, niet alleen de fysieke, maar ook de ‘sociale’ veiligheid – inclusief de bescherming tegen kwetsende opmerkingen en onwelgevallige standpunten. Die moeten uit het lesprogramma en van de campus worden gecensureerd. Sprekers met mogelijk schadelijke ideeën worden gecanceld.
Er zijn genoeg Amerikaanse academici die zich zorgen maken om hun vrijheid en die iets anders willen. Ook is er volop geld, uit private bron, om voor dat doel lobbyorganisaties of zelfs een geheel nieuwe universiteit op te richten. Of die initiatieven meer zijn dan een druppel op de gloeiende plaat, de tijd zal het leren.
Uithijgen
Feit is dat Nederlandse academici überhaupt nog niet begonnen zijn zich te organiseren. De meesten lijken nog geen idee te hebben wat precies het probleem is, en hoe groot het is – laat staan dat ze kunnen werken aan een oplossing. Ook universiteitsbestuurders zijn er nog lang niet. Die zijn nog aan het uithijgen van de virulente protestgolf van voor de zomer, als murw gebeukte boksers in de touwen. Hopelijk staan ze weer overeind als komende week met het begin van het academisch jaar ook het activisme terugkeert van vakantie.
De bestuurders hebben ook wel iets anders aan hun hoofd. Het nieuwe kabinet dreigt flink te gaan bezuinigen op de bollebozen, bij elkaar opgeteld gaat het om een bedrag waarvan je twee kleine universiteiten (of één grote) kunt onderhouden. Dezer dagen zullen we zien hoe bestuurders, evenals koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL), de opening van het academisch jaar aangrijpen om zich te beklagen over wat in feite de grote afrekening is met de D66-hobby bij uitstek, door een rancuneus PVV-kabinet.
Slechte pers
Op het eerste gezicht heeft de academische vrijheid niets te maken met de kaasschaaf van het kabinet-Schoof. Maar bedenk dat het achteloos wegstrepen van 1 miljard euro op het hoger onderwijs, op een achternamiddag aan het einde van de formatie, nooit had kunnen gebeuren als de universiteiten een iets betere pers hadden gehad.
PVV-woordvoerder Reinder Blaauw verwoordde de stem van een groot deel van zijn – niet-academisch geschoolde – achterban toen hij in de Tweede Kamer zei: ‘Te lang is de activistische woke-cultuur dominant geweest in de collegezalen en onderwijsinstellingen.’
Als academici en bestuurders niet gauw gaan begrijpen dat ze nu, zichtbaar en hoorbaar voor iedereen, paal en perk moeten stellen aan het activisme en pal voor hun academische vrijheid moeten gaan staan, dan is Leiden in last – net als die dertien andere universiteiten die Nederland rijk is.