De sociale waterstofbom die boven Europa hangt

Of je wel of geen huis bezit, bepaalt aan welke kant je staat van de maatschappelijke kloof. Die gaat nog meer dan nu woede in het stemhokje teweegbrengen, wat opnieuw schepen vol duiders zal verrassen.

Onlangs was ik op een tuinfeestje met voornamelijk Nederlanders, iets wat mij in mijn geografisch jammerlijk ontspoorde leven amper nog overkomt. ‘Ik heb al mijn huizen verkocht,’ sprak een hoogblonde vrouw van rond de vijftig, worstelend met haar filtersigaret en een glas sprankelende chardonnay. ‘Ik heb er genoeg van.’

Ze bleek zeven huizen te hebben (gehad) op Curaçao, alsook een rits aan onroerend goed in Amsterdam en elders in Nederland, dat ze voorheen verhuurde. ‘Ik houd alleen nog maar twee huisjes aan in de Jordaan. Voor als mijn man en ik, of mijn kinderen in Nederland zijn.’

Vervolgens werd op de smartphone een filmpje vertoond van een van de kinderen. De jongste van achttien, een buitengewoon knap meisje. Onder een palmboom, met in de verte de azuren glinstering van de zee, zat ze met een koptelefoon op wat te chillen. ‘Ze kan geweldig zingen en schilderen,’ sprak de moeder. ‘Maar ze is pas ontdekt als model.’

Het gezin van drie kinderen woont, na een verblijf in Qatar, nu ergens in de buurt van Málaga. Vroeger, toen ik nog journalist was, durfde ik er gerust naar te vragen: hoe komt een mens aan zo veel huizen? Nu deed ik maar alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

Een man van middelbare leeftijd – grijs jongenshaar, montuurloos brilletje – stond met een glas rosé in zijn handen al een tijdje knikkend toe te luisteren. Hij was een Belg, een Vlaming. ‘Heel goed mevrouwtje,’ sprak hij de blonde moeder nogal paternalistisch toe. ‘Ik heb ook mijn portefeuille aan ­huizen in Holland verkocht. Ze maken er niet alleen bij ons in Brussel een potje van, maar ook daar bij u.’

Enorme verschillen tussen leeftijdsgenoten

De recente Wet betaalbare huur, die het profijtelijk verhuren van huizen door particulieren een stuk minder profijtelijk maakt, was the talk of the party. Niemand hoorde ik over de oorlog in Oekraïne, noch over het geweld rond Israël, zelfs de naam van Donald Trump viel niet.

Zelf heb ik geen woning in Nederland. En ik weet: tenzij ik de Nobelprijs voor de Literatuur win (de kans slinkt met de dag) zal ik daar ook nooit meer een huis bezitten. Ik kan de zon in de gevels en de ruiten van de huizen van anderen zeer goed zien schijnen. Maar de vraag is of dat op termijn ook geldt voor de samenleving als geheel.

Een mens wordt geboren, leeft, gaat dood. De geboorte en de dood lijken grosso modo nog het meest op elkaar. De verschillende levens niet. Het achttienjarige meisje staat op onder de Spaanse zon. Haar moeder, die bijna al haar huizen heeft verkocht, maakt thee voor haar. Vraagt wat ze vandaag gaat doen. ‘Mam, ik heb morgen toch die fotoshoot in Londen? Breng je me naar het vliegveld of moet ik een taxi nemen?’

En dan is er de verre leeftijdgenoot in Rotterdam, Den Haag of Enschede. Een meisje van achttien dat elke morgen opstaat in een huis waar altijd geldnood heerst. Een huurhuis. Waar ’s morgens bij het ontbijt al wordt gevloekt. Vanwege de problemen. Want sommige denkers mogen dan beweren dat de arbeider niet meer bestaat: het is een leugen. De hoge heren en de paupers kleden zich slechts anders.

Hyperbeschaafde laagstbetaalden

Wereldwijd is er een massaal financieel stil lijden. Niet alleen bij zogeheten ‘proleten’ die zuipen, roken, gokken. Maar vooral ook bij de hyperbeschaafde laagstbetaalden – de klasse die misschien wel het meest zwijgt. Omdat die zo beschaafd is. Dat lijden is natuurlijk altijd relatief. Zij die komen met verhalen over hoe men vroeger leefde in plaggenhutten spelen vals. In de Verenigde Staten zegt 70 procent te kampen met finan­ciële stress. Ook in Nederland kan slechts de helft (de helft!) zonder problemen maandelijks alle rekeningen betalen.

De Vlaming – ook hij woonde nu in Zuid-Spanje – zei me dat hij zijn nalatenschap goed heeft geregeld. ‘Brussel kent supe­rieure fiscale adviseurs. Ik laat mijn kinderen na mijn dood niet door de staat beroven!’ Toevalligerwijze las ik een paar dagen later in de Belgische krant De Morgen een stuk over the great wealth transfer – de grote vermogensoverdracht. De overheveling de komende twintig jaar in België van maar liefst 800 miljard euro van (zeg maar) de boomers naar de jongere generatie.

Omdat ik mijn leesdagje had, bladerde ik kort erna door de Volkskrant. Daarin stuitte ik op een stuk over digitale nomaden, millennials die een prinsheerlijk en vrij leven leiden in het ­zonnige Portugal. Een van de geïnterviewden zei dat zijn generatie het veel moeilijker heeft dan zijn ouders. Het wordt allemaal kritiekloos opgeschreven. Waar blijft de journalistieke pendant van de Franse schrijver Édouard Louis, die het lot van de socialeklasse-stijger prachtig heeft beschreven, om ook dergelijke hardnekkige leugens eens te ontmaskeren?

Want zoals er arme en rijke boomers zijn, zo is er ook een omineus verschil tussen de millennials. Tussen hen die gaan erven en hen die achter het net gaan vissen. Onheilspellend? Een schip vol duiders zag de zege van Trump niet aankomen. Die kwam toch. Hun eerdere blindheid omtrent de zege van Geert Wilders had hen niet ziende gemaakt.

Groeiende kloof tussen arm en rijk

Intussen hangt er niet alleen boven Nederland, maar boven heel Europa een sociale waterstofbom. Het al dan niet bezitten van een eigen huis is daarvan slechts het symbool. De werkelijke oorzaak is deze: de groeiende kloof tussen arm en rijk. En ook hier zijn velen ziende blind.

Dezelfde duiders wijzen nu op de Duitse xenofobie. Maar de werkelijke bron van de onvrede, van de dreigende verkiezingszege van de extreem-rechtse AfD wordt amper gezien: de so­ciale woede bij de have-nots. Snel in Nederland een miljoen huizen bouwen? Het is net als met de wapensteun aan Oekraïne: misschien zijn we al te laat. Staan we niet alleen geo­politiek, maar ook nationaal voor revolutionaire tijden.