De wereldberoemde clown, Oleg Popov van het Moskouse Staatscircus, is woensdagavond op 86-jarige leeftijd overleden. Bijna 28 jaar geleden schreef Hugo Camps over het zeventigjarige bestaan van het Russische circus, dat werd gevierd met speciale programma’s. Popov was destijds artistiek directeur.
Deze reportage verscheen in Elsevier in de week van 28 januari 1989
Een uur voor de voorstelling streelt de man met de bezem een laatste keer het zaagsel op de piste. Een frêle figuur, behoedzaam schuifelend als een
schim door het gebroken licht. Hij doet zijn werk met de ingetogenheid van een biddende non. Zijn gezicht vertoont plooien van grote nederigheid. Maar je ziet het, in al zijn nietigheid, ook aan hem: het circus heeft een eigen oergevoel. Je vindt er de warmte van Tsjechov terug. Of die van Koeprin, de Russische schrijver die altijd een uitgesproken interesse voor het circusleven heeft gehad. Het circus is veel meer dan een attractie en dat laat zich voelen, ook nu de immense tent nog helemaal leeg is en er geen struikelende clowns of dansende beren te bekennen zijn. Er hangt een geur van pretentieloze vriendelijkheid, van goed volk. Alsof de adem van de boze buitenwereld het heeft moeten afleggen tegen de beestenlucht.
Die geheimzinnige kracht van her circus werkt bij sommigen verslavend. Joska Lorch bijvoorbeeld is zo’n zaagsel-junk. Hij is de schoonzoon van Toni Boltini en eigenaar van de tent waarin strak het Moskouse Staatscircus zal optreden. Lorch doet goede zaken. Er is veel waag naar de ‘grootste tent van Europa’. Willem Ruys, de Pasar Malam, het bezoek van de paus, zonder de tent van Lorch kon het moderne showleven geen doorgang meer vinden.
Maar zijn tent mogen opslaan voor het Staatscircus is voor deze Hongaarse vluchteling pas echt een hoogtepunt. Lorch heeft vroeger ook in her circusvak gezeten. Als acrobaat. Hij heeft nog samen met zijn vrouw, Antoinette, opgetreden. ‘En,’ weet Lorch, Voor wie eenmaal aan het zaagsel heeft geroken, is er eigenlijk geen weg meer terug; Het circus kruipt in je bloed. Ik heb de laatste maanden ook voor Popov in Duitsland en België gewerkt. Elke dag kreeg ik het weer. Het orkest dat begint te spelen, de parade, artiesten met vaandels die de piste opkomen en ik die achterbleef met kippenvel.’
Joska Lorch brengt met ontroering de epische strijd van zijn schoonvader Bolrini in herinnering om zijn circus op poten te houden. Het mocht niet baten. ‘De kosten van zo’n circus mogen geschat worden op een dertigduizend gulden per dag. Dat kan in het Westen niemand opbrengen. In Rusland ligt dat anders.’
Staatseigendom
Dit jaar zal in Moskou het zeventigjarig bestaan van het Russische Staatscircus gevierd worden met speciale programma’s. Op 26 augustus 1919 zette
Lenin zijn handtekening onder een document dat alle circussen in de Sovjet-Unie tot staatseigendom maakte. Een maand na de oprichting van Sojoezgostsirk werden de eerste voorstellingen gegeven. Anno 1989 beheert de grootste circusorganisatie ter wereld maar liefst zeventig circustheaters, vijftien reizende tentcircussen en nog wat kleine gezelschappen. ln totaal heeft Sojoezgostsirk 3500 artiesten in vaste dienst die samen goed zijn voor meer dan 1300 nummers.
In de Sovjet-Unie heeft elke grote stad haar eigen theater met eigen artiesten, eigen orkest en technisch personeel. Het circus staat in de Sovjet-Unie nog steeds in hoog aanzien. Het wordt er bejubeld als pure kunst. De artistieke prestatie van een circusartiest mag op dezelfde erkenning rekenen als die van een danser in het Bolsjoj. Het is dus geen toeval dat ruim 75 miljoen Russen jaarlijks een bezoek aan
het circus brengen. En buiten de Sovjet-Unie genieten nog eens tien miljoen mensen van de Russische circusattracties.
Circus als exportproduct voor harde deviezen, het behoort sinds een aantal jaren ook tot de Russische traditie. Sinds begin de klassieke artistiek directeur Staatscircus, bezig aan een slopende tournee door Duitsland, België en Nederland. Na de voorstelling in Amsterdam zakt hij met zijn gezelschap van honderddertig artiesten weer af naar Duitsland om er nog tot in maart op te treden.
Popov en de zijnen doen hun reputatie van meest professionele circus ter wereld nog alle eer aan. Ze bieden een totaalspektakel in een hels tempo, technisch verfijnd maar ook met momenten van pure, ingetogen schoonheid. Door de hele voorstelling loopt een rode draad van gracieuze perfectie. Minder romantisch is de opening van het programma als de skateboard-groep de piste bestormt met wapperende vaandels waarop in grote letters te lezen staat: perestrojka,
glasnost, vrede en democratie. Popov mag graag genoteerd zien dat hij zelf ook in zekere zin tot de belichaming van het nieuwe Rusland kan gerekend worden. ‘ik ben het eerste niet-partijlid dat de functie van artistiek directeur kreeg toegewezen. Trouwens, de artiesten hebben nu allemaal inspraak gekregen bij de samenstelling van de nieuwe programma’s.’
Iedereen is bang voor hem
Het ruige maar romantische leven in woonwagens is er voor de Russische circusartiesten al lang niet meer bij. Het hele, honderddertig-koppige gezelschap
is ondergebracht in een duur hotel in Amsterdam. Alleen de twee dierenverzorgers blijven ’s nachts tussen de beesten slapen. In een caravan. De verzorgers zijn weinig spraakzaam. Een zegt last van hoofdpijn te hebben. De andere wil niet praten zonder toestemming van meneer Popov. Foto’s nemen van de dieren mag ook niet. Niets mag. Joska Lorch schudt het hoofd: ‘Ze hebben nog steeds niet geleerd hoe er met de pers moet worden omgegaan. Van inborst zijn het stuk voor stuk goede mensen maar ze blijven bang voor het onbekende.’
Vier uur voor de voorstelling begint, zit Oleg Popov te ruziën in zijn caravan. ‘Hij is vandaag weer niet om aan te spreken,’ zegt de Duitse Heidi die als staflid van een agentschap de meester door Europa volgt. Plotseling buldert de stem van Popov door de artiestentent. Heidi schrikt op en rent naar de caravan van de clown-directeur. Later: ‘Als meneer Popov je roept moet je in seconden rekenen. Artiesten zijn moeilijke mensen.’
Naarmate de uren verstrijken: zal de clown die miljoenen kinderen heeft doen lachen zich nog vaker laten ontmaskeren als een stalinist pur sang. Hij schreeuwt, tiert en beveelt met een stem die tot in Siberië reikt. Een vriendelijk woord, een glimlach of een schouderklopje kan er voor niemand af. Je ziet het ook aan de gezichten en de houding waarmee alle medewerkers hem benaderen: iedereen is bang voor hem. Toch durft geen technicus of artiest zich over de directeur te beklagen. ‘Een onmens? Nee, meneer Popov is veeleisend omdat hij zelf zo briljant is. Hij is altijd met nieuwe dingen bezig. Zijn hoofd staat nooit stil. We zijn blij dat we met zo’n creatieve directeur mogen werken.’
Heimwee
Enkele leden van het orkest blazen de eerste noten door de tent. Een gewichtsheffer oefent zich in het zweet en drie meisjes van het corps de ballet proberen een koprol. Tussen de beestenhokken wordt het ook rommeliger. De keeshondjes mogen even naar buiten, de staarten van de kamelen worden geborsteld en het vette varken krijgt nog gauw de trog van hemel en aarde voorgeschoteld.
Er wordt veel koffie gedronken. In de geïmproviseerde keuken staan blikjes bier en cola in ijsemmers te wachten, maar die vinden voorlopig geen aftrek. Terwijl de vrouwen volop in de weer zijn, zitten nogal wat mannen aan de tafels achter hun nardi-borden, een soort dobbelspel. Ze spelen, roken en zwijgen. Er wordt in de artiestentent opvallend weinig gesproken. En helemaal niet gelachen. Zouden beren vóór hun optreden ook vlinders in de buik krijgen? Ze brullen nu nog harder dan Popov. In de kamelenstal is het rustiger. Daar lijkt Valja Nikolajeva bezig aan een laatste mentale training. Ze praat de beesten zachtjes toe. Valja werkt al twaalf jaar met het kamelennummer. Ook haar man komt uit een circusfamilie. Het circus is haar leven, zegt ze. Maar er zijn ook dagen dat het heimwee toeslaat. ‘Ik ben nu al vijf maanden uit Moskou weg. En heb dus al die tijd mijn dochtertje, die bij oma woont, niet meer gezien. Ze is nu elf en wil bij ons in het circus komen werken. In elke brief schrijft ze: ik wil naar jullie, naar huis, naar het circus. We hebben haar toegezegd dat ze mee mag komen als ze dertien is. Maar het wachten duurt haar kennelijk te lang. Haar brieven worden almaar verdrietiger.’
Blijven
Anatoli Kalinin heeft zich met zijn groepje skateboarders teruggetrokken in een hoekje. Hij spreekt de artiesten plechtig toe. Gisteren, tijdens de première, waren er een paar salto’s de mist ingegaan en hij waagt dus voor de nieuwe voorstelling iets meer concentratie. Tijdens zijn korte preek staat zijn gezicht op windkracht zeven, maar, zo besluit hij mild: Jullie kunnen het.’Anatoli werkt al zeventien jaar bij het circus. Ooit was hij nog monteur in een fabriek. Maar ook daar kon hij het kunstjes maken niet laten. Als hij zou willen kan hij over enkele jaren met pensioen. Maar dat vooruitzicht lokt de acrobaat niet. ‘Natuurlijk wordt het werk met het ouder worden moeilijker. Maar als de benen niet meer mee willen ben ik graag bereid om het nederigste werk op te knappen. Als ik maar in het circus mag blijven. Dat is voor mij de enige plek om te sterven.’
De tent is niet helemaal volgelopen. Maar dat drukt de sfeer niet. Het publiek gedraagt zich als een klas uitgelaten kleuters. Er wordt gul geapplaudisseerd voor de artiesten. En er wordt gelachen om de sprintende kamelen en de tangoënde geiten. Het gescharrel van de beren in hansopje tussen de koorddansers ontroert bij wijlen. Spanning is er bij de springplank, sprong van een steltloper. Tussen de acrobaten- en beestnummers door speelt Popov zijn korte verhalen. Als een monkelende commentator. Hij is bijna achteloos aanwezig. Zijn bewegingen zijn traag. Deze clown mikt niet op de slappe lach van zijn publiek. Hij is meer een mime-speler met grote dramatische kwaliteiten. Zoals bij Chaplin is ook bij hem de grappige ruimte die van het kleine, subtiele gebaar. Zijn ecologisch nummer en de afrekening met het tijdperk van de medaille-rituelen worden op een beleefd applaus onthaald. Popov is een clown voor grote mensen geworden. Voor de kinderen is zijn motoriek niet spectaculair genoeg.
Om kwart voor elf is de voorstelling afgelopen. Het publiek heeft genoten. Vijf minuten na de laatste tonen van het orkest rennen de artiesten als wilden naar de uitgang. Ze willen allemaal met de eerste bus mee. Voor een napraatje is er geen tijd. Alleen de Turkmenen lopen nog rondjes met hun paarden om ze uit te laten dampen. En Varlana Sajzeva houdt voorzichtig een witte duif in de twee handpalmen omsloten. De duif is gekwetst. De artiestentent is in minder dan vijf minuten na de voorstelling zo goed als uitgestorven. Maar Popov blijft zijn bevelen onverminderd door de lege ruimte brullen.
Sympathie voor Rusland
De clown heeft weinig zin in een gesprek. Hij wil nu noten eten. En als hij daar mee klaar is, begint hij verveeld met de plastic rozen te spelen. De interviewers wordt geen blik gegund. Popov kijkt, terwijl hij praat, altijd de andere kant op. De antwoorden zijn meestal korter dan de vragen. Zoals: hoe bedenkt hij zijn trucs? ‘Met mijn hoofd.’ Vragen over de veranderde politiek in zijn land missen een voor een hun bestemming. ‘Ik ben geen satiricus.’ Toch wordt de clown even lyrisch. Als hij herinnert aan de speciale voorstelling die hij in Berlijn gaf voor de slachtoffer van Armenië. ‘We hebben toen in één avond 140.000 Mark verdiend. Voor het eerst in mijn leven heb ik toen gevoeld dat er sympathie was voor Rusland en voor Gorbatsjov. Het medeleven dat de wereld toen aan ons volk betuigde, was niet gemaakt. het oversteeg zelfs de noodsituatie.
De 59-jarige Popov droomt ervan ooit nog eens een film te maken. Het draaiboek heeft hij al klaar. Een clown komt terecht in en psychiatrisch ziekenhuis. Iemand die daar al lang verblijft en zich verbeeldt Popov te zijn, kan ontsnappen. Dan volgen allerlei heen-en-weer-situaties. De ene wil er weer in en de andere weer uit. ‘Zo is het leven,’ mijmert Popov. ‘Niemand weet in welk huis hij woont.’ Hij wil nog welgesteld één waag beantwoorden. Of er in deze wereld veel te lachen valt? ‘Het noodlot,’ zegt Popov, ‘is als de vlucht van een vlieg. Wie zoiets herkent, kan eigenlijk alleen maar clown worden.’ Hij staat op, gromt iets binnensmonds en loopt zonder groet fluitend de tent uit.