Deze reconstructie van de geboortedag van prinses Beatrix – 31 januari 1938 – verscheen op 5 maart 1966 in Elseviers Weekblad en is geschreven door Dolf Koning.
Die dag in 1938 zal voor de tientallen journalisten in het Baarnse Badhotel wel weer de zoveelste saaie, zenuwslopende dag worden. Rondhangen. Wachten. Kaarten. Kletsen. Wachten. Afgezaagde moppen. Flauwe grollen. Niet meer zo héél sterke ver-halen. Wachten. Ze wachten al dagen. Ze wachten al weken, die mannen en vrouwen uit Zweden en Japan, uit Groningen en Londen, uit Hamburg en Amsterdam, uit New York, Rotterdam, -Parijs, Brussel, Kopenhagen. Van overal zijn ze gekomen. Om -erbij te zijn. Om te wachten. Op Het Bericht. Dat ook die dag wel weer niet komen zal.
Die dag in 1938 is het guur en buiig in Nederland. Het stormt geducht. De reddingboot Insulinde is met moeite naar Oost-mahorn teruggekeerd na een vergeefse reis naar een in nood verkerende Noor, die het op het nippertje nog bleek te kunnen klaren. Rukwinden richten in het Haagse Zuiderpark veel schade aan. Het wassende water overspoelt de polder tussen de Zomerdijk van Waalwijk en het Oude Maasje, en jaagt duizenden ratten naar de huizen. Het weerbericht luidt: ‘Stormachtige, later afnemende noordwestelijke tot zuidwestelijke wind; tijdelijk opklarend, later weer kans op regenbuien; iets zachter.’
Die dag in 1938 ziet het er in het buitenland steeds dreigender uit. In Hitlers Duitsland. In Franco’s Spanje. In Mussolini’s Italië. In Zogs Albanië. In Lebruns Frankrijk. Overal spanning, betogingen, redevoeringen, bewapening. Hitler wordt opperbevelhebber. Japan bouwt slagschepen. Franco benoemt zichzelf tot president en opperbevelhebber. De wereld houdt de adem in.
Die dag in 1938 vaagt een baby van acht pond, met lichtblond haar en blauwe ogen, opeens alle gedachten aan oorlogsdreiging en politieke spanningen en gure buien weg en houdt één moment de aandacht van de hele wereldpers gevangen.
Want die dag in 1938 is maandag 31 januari en de baby is eindelijk gekomen en het is een meisje en ze meet 52 centimeter en ze is geboren in een paleis en ze heet Beatrix en ze is kroonprinses en iedereen is door het dolle heen.
Vooral daar in dat door het ANP in het Baarnse Badhotel ingerichte perscentrum, waar de internationale pers al van begin januari af haar tenten heeft opgeslagen – met als dependance het schuin tegenover het paleis liggende Hotel Trier. Het legertje verslaggevers, correspondenten en fotografen is bekaf. Dag in dag uit, avond in avond uit maar wachten op dat vermaledijde telexbelletje dat maar niet komt, en maar kijken naar die vermaledijde telex die niks doet, en maar zenuwachtig naar de telefoon rennen als er iemand het paleis in of uit gaat, en maar naar het paleis lopen en niet en nooit het hek in mogen, en maar naar de verlichte ramen turen, en maar weer een waardeloos verhaaltje aan de krant doorbellen, en maar weer koffiedrinken of bier of maar-weer-hetzelfde, en maar laat naar bed gaan en vroeg opstaan, en maar bang zijn net te slapen als Het Bericht komt – dat houdt geen mens vol. Dan wordt zelfs de beste mop te veel. Dan voel je je onder de starende ogen van het publiek dat niet alleen naar het paleis maar ook naar ‘de pers’ komt kijken, als een aap in Artis. Dan gaat zelfs de lol eraf om te gokken (er staan zo langzamerhand hele maandsalarissen op het spel) of het een jongen of een meisje wordt, of het 101 of 51 saluutschoten worden. Dan ga je gillen. Vrijwel dagelijks arriveert er een nieuwe persman die een ingestorte collega komt vervangen. Zelfs de dienstdoende wachtmeester van de -marechaussee in de telexkamer is al een keer afgeknapt. Spelletjes, verkleedpartijen, dolle grappen kunnen de stemming er maar nauwelijks inhouden. Overal grauwe gezichten, rode ogen, -stoppelbaarden, verveling, hangerigheid, slaap. Ook die ochtend van die dag in 1938.
Tot er plotseling iemand – niemand weet meer wie – schreeuwend de ontbijtzaal binnenstormt. De hangerige, landerige -persmensen in de zaal zijn zo futloos gewoon geraakt aan vals alarm en hebben zozeer alle geloof dat Het Bericht ooit nog -komen zal verloren, dat het één, twee seconden duurt voor er -iemand reageert. Iemand springt op. Een stoel valt om. Een tafeltje kantelt. Een kopje breekt. En dan holt de hele meute duwend en dringend en brullend achter de onbekende aan naar de telexkamer. Daar rinkelt het langverbeide belletje. Daar komt de telex (‘dat wonderlijke toestel,’ zoals het Noordbrabants Dagblad Het Huisgezin het pas door ANP in gebruik genomen nieuwe communicatiemiddel noemt) zowaar tot leven. De grauwe gezichten vergapen zich aan het geheimsein dat met onzichtbare hand op de -verreschrijver wordt getikt: ‘GEBOORTE AANSTAANDE. -IEDEREEN OP ZIJN POST BLIJVEN’. Het is 09.30 uur precies. De portier gaat luid gongend het hotel door. De hotelhouder schudt iedereen de hand. Iedereen slaat iedereen op de schouder. Het is zover!
Plotseling explodeert alle opgekropte spanning van een maand lang wachten en wachten in nerveus-luidruchtige activiteit. Mr. C. Dedel, de particulier secretaris van prins Bernhard, waarschuwt via de perskamer telefonisch de dienstdoende militaire autoriteiten. Dan een telexbevel om de ‘batterijen de gereedstelling te doen innemen.’ Kapitein Steenhauer geeft de luitenant Staring -opdracht alle garnizoenscommandanten telefonisch te waarschuwen. Er gaat voor alle zekerheid een telegrafische waarschuwing achteraan.
De spanning stijgt. Buiten regent het zachtjes. Over het park van Soestdijk hangen mistflarden. Iedereen staart naar twee nog verlichte ramen in het paleis: de kraamkamer en de werkkamer van koningin Wilhelmina. De klok boven de koninklijke stallen, -tegenover het witte paleis, wijst vijf minuten over half tien. Fotografen hebben de wacht betrokken bij het hek. Auto’s parkeren langs de Rijksstraatweg: nog meer journalisten. In het postkantoortje aan de overkant (sinds de internationale babywacht dag en nacht open) worden alvast verbindingen aangevraagd met De Hele Wereld.
Wachten. Wachten. De laatste gokjes worden afgesloten. Prins of prinses? In het paleis liggen de voor de Europese hoven -bestemde telegrammen al klaar. Er hoeft alleen nog te worden -ingevuld: prince of princesse. Of het één, of het ander. Kanonnen ratelen door de Baarnse straten. Batterijcommandant Van -Nij-natten controleert zijn chronometer: moet hij 51 of 101 saluutschoten aftellen? Of het één, of het ander.
De grauwe gezichten zijn nog grauwer. Het is kwart voor tien. De perskamer puilt uit. De tandem van twee Engelse verslag-gevers staat klaar voor de sprint naar het postkantoor. Bij alle in de buurt beschikbare telefoons staat iemand gereed. Aan de ontbijttafel zit nog maar één onbegrijpelijk rustige man. Geen journalist. Een telefoon rinkelt. Dedel aan de lijn. Zijn stem, schrijft een verslaggever later, ‘beheerst als steeds, maar toch trillend van een vreemde ontroering’. Geen wonder. Want wat Dedel nu zegt, is Het Bericht: ‘Thans kan ik u meedelen dat een prinses geboren is.’
Iedereen stormt weg. Gestomp, geduw, gevloek. Er wordt -getelefoneerd, geschreeuwd, getypt, getelexed. Over het hele ANP-net ratelt het historische telexbericht ‘PRINSES DOCHTER GEBOREN – AANDACHT MILITAIRE AUTORITEITEN 51 SCHOTEN’ naar garnizoenen, dagbladen, departementen, persbureaus, radio-omroepen. Even later gevolgd door het officiële communiqué, ondertekend door hofarts dr. J. de Groot, gynaecoloog te Den Haag, en zijn collega dr. C.L. de Jongh, geneesheer-directeur van ’t Haagse ziekenhuis Zuidwal die hem geassisteerd heeft: ‘HKH Prinses Juliana heeft heden, den 31sten Januari 1938, des voormiddags te 9.47 uur, het leven geschonken aan een flinke dochter: De toestand van moeder en kind is op het ogenblik zeer bevredigend.’
Het is 9.55 uur als kapitein Van Nijnatten op zijn chronometer kijkt en het bevel geeft. Het eerste saluutschot van de 51 davert door de grauwe ochtend. De soldaat die het heeft gelost, lacht. -Iedereen lacht. En danst. En jubelt. Wéér een schot. En nog een. En weer.
Ook in Barcelona. Maar daar lacht en danst en jubelt men er niet bij. Franco’s bombardement op Barcelona, zo meldt United Pressman Irving Pflaum op die dag in 1938, heeft driehonderd doden gekost. En in het Italiaanse Segni explodeert een springstoffabriek en dat kost achttien doden. En Hitler zet generaal-veldmaarschalk Von Blomberg af en neemt het opperbevel over de Duitse weermacht zelf op zich en vervangt Von Neurath als minister van Buitenlandse Zaken door Von Ribbentrop en -benoemt generaal-overste Göring tot veldmaarschalk, en dat zal later vele, vele doden méér kosten.
Maar daar heeft pas ontwaakt Nederland nog geen weet van. De schoten die het hoort, klinken als muziek in ieders ogen, niet alleen in Baarn, maar ook in Den Haag (15 seconden later dan in Baarn), Breda (30 seconden later), Amsterdam (om 10.01 uur), Amersfoort, Den Helder en Arnhem. Overal beginnen de klokken te beieren. Een prinses! Een prinses! De kreet gaat van mond tot mond, nadat ook om twee minuten over tien de VARA-omroeper via de radio luisterend Nederland met plechtige stem de geboorte heeft aangekondigd. De vlaggen gaan uit. De mensen gaan de straat op. Lachen. Zwaaien. Roepen elkaar toe. Zoals het Algemeen Handelsblad schrijft: ‘Aan zaken en het gewone dagelijksche leven werd niet meer gedacht. De straten vulden zich met zingende en dansende groepen en vreemden drukten elkaar de hand, wenschten elkaar, blij-ontroerd, geluk.’
Een lichte pathos is nog niet vreemd aan deze tijd waarin het Comité voor Christelijk en Sociaal Werk onder de Chinezen van ganser harte adverteert: ‘Vergeet de arme pindamannen niet. De arme stumpers durven niet meer de straat op met hun broodtrommeltjes, uit vrees voor de politie. Moeten ze dan terug naar China? Dat vinden ze nog erger.’ Zoals op die jubeldag Frans van -Valderen van ganser harte in Het Huisgezin dicht:
‘Oranje! Oranje! We zingen het luid,
Het lag op het hart en het moet er nu uit
Wij hebben de liefde steeds bij ons gedragen,
Zij laait nu naar buiten in driftige vlagen.
Gestuwd door de klop van het Neêrlandsche hart,
Dat hoort bij Oranje in vreugde en smart.’
De vreugde is inderdaad algemeen in dit toch ook in 1938 politiek verdeelde Nederland, dat bij de laatste verkiezingen (1937) 55.564 stemmen aan de communisten en 89.032 aan de NSB’ers gaf. Na de morgenwijding van de VPRO komt de socialistische wethouder van Amsterdam, mr. E. Boekman, als eerste feest-spreker voor de VARA-microfoon om die algemene vreugde te onderstrepen: ‘Nu mogen wij aannemen, dat het voortbestaan van het Huis van Oranje weer voor lange tijd gewaarborgd is. Dit brengt een element van stabiliteit. Niet tot enkele klassen en groepen beperkt zich de vreugde: zij strekt zich uit tot ons gehele volk.’ Waarna hij in het vervolg van zijn toespraak zegt ervan overtuigd te zijn ‘dat de republikeinse staatsvorm op dit ogenblik voor ons land een achteruitgang zou zijn.’
En even later geeft ook minister-president Colijn in zijn radio-toespraak uiting aan de eensgezinde blijdschap ‘nu wij ons samen verheugen over het geluk in het koninklijke gezin, nu wij ons allen verblijden over de versteviging van de band die Oranje met -Nederland verbindt, nu wij ervoeren dat er toch ook nog wel heel wat is waarin wij eensgezind kunnen zijn.’
Dat die eensgezindheid overigens niet op alles slaat is eveneens duidelijk. Terwijl de Nederlandse afgevaardigde bij de -Volkenbond, prof. Rutgers, in Genève laat uitkomen dat Nederland in deze dreigende dagen niets meer voelt voor de neutraliteit-oude-stijl, zegt Colijn in een interview met Winstons zoon -Randolph Churchill op diens vraag naar de houding van Nederland ‘in geval van een algemeenen Europeeschen oorlog’: ‘Aangezien ik geen doeltreffend optreden van den Volkenbond verwacht, is onze -politiek nog steeds: neutraliteit. En we hopen dit vol te houden. -Nederland heeft bij een oorlog alles te verliezen en niets te -winnen.’
Maar het is niet de Londense Evening Standard (waarin dit -interview staat) die de Nederlanders op deze ochtend uit de -handen van de venters rukken. Zij hebben meer belangstelling voor de extra-edities van de eigen kranten die inmiddels verschenen zijn. Met het officiële bericht van de blijde gebeurtenis. Met alle bijzonderheden die alle speciale verslaggevers te melden hebben. Met verhalen en foto’s van het gelukkige ouderpaar en de gelukkige grootmoeders, koningin Wilhelmina en prinses Armgard. En met de onvermijdelijke gelegenheidsgedichten. Clinge -Doorenbos (De Telegraaf) heeft kennelijk op een prinsje gerekend, want nu er ‘prinsesje’ moest worden ingevuld, loopt de derde regel wat stroef:
‘Wij, lezen het in Neêrlands vlag
Het wonderblij bericht:
’n Prinsesje van Oranje zag
Zoojuist het levenslicht!
In Oost en West en Noord en Zuid,
Tot heel ver overzee,
Deelt ons der klokken brons geluid
De gouden tijding mee:
De Lands-traditie zet zich voort!
Wij hooren in dien klank,
In ’t jubelende klokkenwoord
Een bede en een dank…
’t Is dank en het is vreugdetij
Bij allen, groot en klein,
Die Nederlanders en, daarbij,
Ook Vaderlanders zijn
’t Is dank- en het is vreugdetij
In ’t Koninklijk gezin:
Daar bij een kleine wieg zien wij
Een Vrouw: de Koningin…
’t Is dank- en het is vreugdetij
Na schrik en angst en smart.
Wat klopt daar dankbaar, fier en blij
Prins Bernhards Vaderhart!
’t Is dank- en vreugde overal…
Een Moeder slechts voelt aan
De Weelde die daar wezen zal
Bij moedertje Juliaan!’
Het wordt een vreemde, blijde dag. Veel gaat anders dan anders. Veel gaat ook gewoon door. Het leven bijvoorbeeld. Terwijl het eerste felicitatietelegram (van gouverneur-generaal Van -Starkenborgh Stachouwer van Nederlandsch Oost-Indië) op -paleis -Soestdijk bezorgd wordt en in Amsterdam als middeleeuwse -herauten verklede mannen van de bereden militaire politie uitrukken, wordt in Boxtel proces-verbaal opgemaakt tegen drie mannen die zich door onjuiste opgaven te veel steungeld hebben toegeëigend. En terwijl namens de Algemene en Christelijke Vereniging Baarn door de dames Smit, De Ruyter en Van Garderen het eerste bloemstuk het paleis wordt binnengedragen, op een neuslengte gevolgd door een bloemenmand-met-oorkonde van de gemeente Baarn en een boeket van burgemeester jhr. G.C.J. van Reenen, raakt een zeventienjarige landbouwersknecht te Boekel bij het bomenrooien aan ‘een zijner enkels afzichtelijk verwond. Toch is hij op de fiets naar dokter Kerssemakers gesneld.’ En -terwijl in Den Haag minister-president Colijn van achter de ramen van zijn werkkamer aan de Kneuterdijk lachend de hossende -menigten groet, en in het paleis Noordeinde en in alle Nederlandse gemeentehuizen de eerste handtekeningen in de felicitatieregisters worden gezet (gezant De Pury van Zwitserland, deken van het Corps Diplomatique is in Den Haag een der eersten), spat in -Goedereede bij Middelharnis een 440 jaar oud kanonnetje bij het -afschieten uit elkaar en wordt een 29-jarige man door de scherven getroffen en gedood.
Het Zesde Regiment Infanterie trekt met oranje rozetten aan de bajonetten door feestend Breda. Maar in de burgemeesters-kamer van het raadhuis van Bodegraven worden scherven -geruimd nadat bij het lossen van de saluutschoten twee kanonproppen door de ruiten waren gevlogen, gelukkig zonder iemand te -raken want B en W zaten net in vergadering in een kamer -ernaast.
Burgemeester Droogleever Fortuyn van Rotterdam spreekt in de burgerzaal van het stadhuis vijfduizend middelbare scholieren toe, waarna de zestienjarige Trinette van Prooije opspringt en, oranjesjerp om, met een vlot en fris dankwoord ‘aller gevoelens vertolkt’. En politierechter mr. K. Sassen in Den Bosch, bezig met een mishandelingszaak, zegt tegen verdachte A.M.A. uit Oss: ‘Jou zal ik maar vrijspreken. Niet omdat er een prinses is geboren, maar wegens gebrek aan bewijs’ (applaus op de publieke -tribune).
De Telegraaf-correspondent op Urk seint: ‘Op Urk zeldzaam sirenes bellen kloppen schoten ontploffingen vlaggen gejuich -muziek Urk totaal van de kook.’ En een advertentie in het –Algemeen Handelsblad smeekt: ‘Kunstschilder, grote mogelijkheden, biedt voor ongelooflijk lage prijzen doeken aan.’ De -Amsterdamse effectenbeurs besluit ‘gezien de uitbundig feestelijke stemming’ geen officiële noteringen te maken. En Het Huisgezin raakt niet uitgeschreven over die feeststemming en vertelt hoe het op de redactie toeging die ochtend: ‘Een Prinsesje geboren, riep de een. Hoerah!, klonk het op het grote kantoor van -Teulings. Vanaf onze bureaustoel hoorden we de hoerah’s helder en blij opklinken uit de monden in de jongensschool aan de overkant.’ Waarbij het Limburgs Dagblad niet achterblijft: ‘We bekennen eerlijk, dat -gedurende enkele minuten de verwarring groot was op de redactie. Juffrouwen die steeds ernstig bezig zijn met haar serieuze werkzaamheden, sprongen rond als kinderen en mannen schudden elkaar geroerd de hand.’
Zelfs de plechtige Staatscourant stort zich in het feestgewoel, bij hoge uitzondering verlucht met een tekening in zwart en oranje van de hand van de Haagse tekenaar Jac.H. Molier, omranking van de vreugdevolle tekst: ‘Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden is hedenmorgen door Gods goedheid -bevallen van eene Dochter’ (waarna het officiële communiqué der beide artsen volgt).
Inmiddels neemt het feestgedruis in stad en land van uur tot uur toe. Er wordt gevlagd en gehost. Er wordt gedanst en gesprongen. Schoolkinderen, zieken, ouden van dagen, doen zich tegoed aan beschuit met muisjes. Muziekkorpsen trekken door de straten. De Limburgse mijnwerkers krijgen een halve dag loon uit-gekeerd, hetgeen het R.K. Drankweer-Comité Heerlen doet adverteren:
‘Wilt G’een feestdag prettig vieren?
Laat den drank hem niet ontsieren.
Dan slechts viert ge waardig feest,
Als Ge helder blijft van Geest.’
Meer dan ooit is het paleis Soestdijk het middelpunt van feestend Nederland. Geschenken stromen toe. Een kunstig uit hout gesneden Poolse wieg. Een rieten wieg. Twee kinderwagens met -automatische voorwielbesturing. De eerste huls (met bliksemsnel aangebrachte inscriptie) van het eerste saluutschot van de Baarnse batterij. Een in estafetteloop aangedragen oorkonde van de cadetten van de School Reserve-Officieren Onbereden Artillerie te Utrecht. Bloemen en nog eens bloemen. Telegrammen. Van -ex-keizer Wilhelm en prinses Hermine te Doorn. Van de keizer en de keizerin van Japan. Van Europese vorsten. Van staatshoofden. Van Führer und Reichskanzler Adolf Hitler.
Het grote nieuws krijgt ook in de buitenlandse pers de boventoon. Het bericht dat major Jokojama namens het Japanse leger bij de Franse ambassade in Peking verontschuldigingen heeft aangeboden voor de moord op de missionarissen van Tsjeng Ting Foe (onder wie de Nederlandse bisschop Schraven) moet wijken voor de grote kop HOLLANDS JOY DAY. Het bericht dat de Chinees-Japanse strijd in Noord-Sjantoeng weer is opgelaaid, wordt weggedrukt door de (foute) kop JULIANA’S BABY TO BE PRINCESS EMMA. Het bericht dat Japan de nationale belastingen heeft opgevoerd tot 300 miljoen yen, waarvan eenderde als speciale oorlogsbelasting, zinkt in het niet bij de kop L’ENFANT -ROYAL EST NÉ! Het bericht dat de Engelse vliegtuigindustrie nog lang niet ‘bij’ is vergeleken met Duitsland, maar wel jachtvliegtuigen bouwt die maar liefst 480 km/u halen, valt weg bij de kop HER MAJESTY THE BABY. En het bericht dat Hitler een stadsplan voor Berlijn heeft goedgekeurd dat in 1950 verwezenlijkt moet zijn, staat ergens onderin de pagina met de kop THRONFOLGERIN GEBOREN. Alle buitenlandse bladen brengen het nieuws met grote koppen en foto’s. En soms met commentaar: ‘Holland is gelukkig,’ schrijft La Liberté (Parijs), ‘Prinses Juliana, dieper bemind dan ooit, heeft het land een troonopvolgster geschonken die men zou kunnen noemen: de lang verbeide of de vurig gewenste.’ En Het Laatste Nieuws (Brussel): ‘Deze internationale belangstelling bewijst hoe het voortbestaan van het -Nederlandse vorstenhuis van grote betekenis is voor de zelfstandigheid van Nederland en voor het staatkundig evenwicht van West-Europa.’
En terwijl heel Nederland host en feest, en helemaal vergeet dat de Nederlandse équipe Bakker Schut, Ton en Barendrecht, met een Ford V8 van 85 PK de zeventiende Sterrit naar Monte Carlo heeft gewonnen, dat Be Quick met 3-0 Velocitas verslagen heeft, en dat ‘de bekende jeugdige biljarter Keesje de Ruyter’ in café Megens van Heeswijk in Oisterwijk niet zo best op dreef is geweest, feest heel Nederland-in-het-buitenland al dapper mee. Boven Batavia cirkelt een toestel van de KNILM met twee grote oranje sjerpen rond de bulderende saluutbatterijen. Omstreeks vijf uur in de middag is hier het nieuws bekend geworden. De GG houdt een radio-toespraak. Soerabaja, Semarang, Medan, Balikpapan, heel de archipel vlagt. Het is juist Chinees Nieuwjaar, -zodat de handelskantoren tóch al dicht zijn. Alleen in Toeloen-gagoeng in ’t Kedirische, zo meldt De Locomotief, heeft men ‘een uur later dan de rest van de wereld geweten dat er een Prinses van Oranje-Nassau is geboren, doordat er… brand was.’ Bij die brand, in een suikergoedang, waren alle autoriteiten aanwezig, zodat het echte vuurwerk pas veel later kon worden afgestoken.
In Berlijn staat de telefoon van gezant ridder Van Rappard in de Rauchstrasse niet stil. In Londen spreekt gezant graaf Van Limburg Stirum voor de BBC. In Pretoria wordt op het Groenloofkoppie een vreugdevuur ontstoken door het dochtertje van gezant jonkheer Van Lennep. In Genève wordt in het Volkenbondspaleis de zitting van de Commissie van 28 onderbroken en spreekt de Belgische voorzitter Bourquin de Nederlandse afgevaardigde Rutgers toe. In de Theemshaven meert de Hontestroom van de Hollandsche Stoomboot Maatschappij en als de Londense bootwerkers die de trossen vastmaken de bemanning toeroepen: -‘Gratulations, jullie hebben er een prinses bij!’, wordt er gehost op de kade. In Luxemburg rijdt een exprestrein uit Bazel, vol terug-kerende Nederlandse wintersportgangers op de weg naar Den Haag, het station binnen, en als dan iemand vanaf het perron de reizigers toeroept: ‘Jullie hebben een Prinses!’ bouwen de -jubelende Nederlanders in het restauratierijtuig een dol feest dat tot Den Haag blijft duren en thuis wordt voortgezet.
En thuis is het al avond en alom volop feest, feest, feest. Lampions. Fakkeloptochten. Muziek. Massale Oranjehulde op de -Amsterdamse Dam. Burgemeester De Vlugt spreekt. Jan ter Haar, voorzitter van het Centraal Comité Oranjegezinde en Nationale Organisaties spreekt. Feest-expert-dierenarts Gajentaan spreekt. Zingende, juichende, dansende, hossende menigten. Cafés en winkels open tot drie uur ’s nachts. Tot drie uur ook venters op straat. En voor vrijwel alle ramen aan grachten en pleinen en -straten een feestelijk lichtje. Feest in heel Nederland. Toespraken. Dankstonden. Jubelzang. Drommen mensen op straat. Drommen feestgangers in cafés en restaurants. Zelfs de schouwburgen en bioscopen maken goede zaken. De zalen zitten vol. Bij Paul Muni in Het leven van Emile Zola. Bij Marlene Dietrich in De Blauwe Engel. Bij het kleine olifantenjoch Sabu. Bij Jeanette MacDonald en Maurice Chevalier in Liefdesparade. Bij Gary Cooper en Mr. Deeds goes to town. Bij Annie van der Lugt Melsert-Van Ees in Boefje. Bij de Weense lachrevue Frauen voran in het Amsterdamse Rika Hopper Theater. Bij de Fritsch Hirsch Operette ‘ein Veilchen auf der Wiese stand’. En velen volgen het feestelijk -geadverteerde voorbeeld: ‘En nu, burgers van Nederland, verhoogen wij de nationale feestvreugde door een vorstelijke sigaar op te steken… ’n Aida, 8 cent!’ Want het is feest. En de nacht duurt nog lang.
Maar wel guur, die nacht. De stormachtige wind, die Jan Boesman op het Haagse Malieveld dusdanig heeft dwarsgezeten dat de ballon bij het vullen is weggeslagen en vernield, die verraderlijke rukkerige wind, die de honderdjarige C. Droog in Boskoop in een sloot heeft geblazen zodat de oude man verdronk, die wind wil maar niet gaan liggen. Prof.dr. E. van Everdingen, hoofddirecteur van het KNMI excuseert zich bijna dat hij voor morgen, de Nationale Feestdag van 1 februari, geen beter weer kan beloven. Maar: ‘Vooral de avond zal slecht zijn. Voor de dag zelve hoeft men niet wanhopig te zijn.’
En dat is men dan ook niet. Integendeel. Want het feest gaat gewoon voort, geboortedag en nationale feestdag vloeien gewoon feestelijk samen tot één dubbele blijde dag van 48 uur.
Burgemeester Van Reenen van Baarn gaat met zijn chef van de Burgerlijke Stand, de heer J.J. Rennes, naar het paleis, waar ze ontvangen worden door de adjudant van de prins, kapitein J.K.H. de Roo van Alderwerelt. De twee getuigen zijn er al: minister–president Hendrik Colijn en jonkheer Frans Beelaerts van Blokland, minister van Staat en vice-president van de Raad van State. De respectievelijk 68- en 66-jarige getuigen en de ambtenaar in jacquet, de burgemeester in ambtskostuum met steek. De heren wachten in de eetkamer van de zojuist gerestaureerde Anna -Palowna-vleugel. Dan verschijnt – het is 17.37 uur – prins -Bernhard in de deur-opening. In zijn armen ligt, op een crème-kleurig kussen, zijn in een wit jurkje geklede dochter.
Prins Bernhard kijkt van het kind naar de wachtenden. ‘Mijne heren, dit is nu het kind. Ik had gehoopt dat het een jongen zou zijn, maar nu het een meisje is, ben ik niet minder gelukkig.’ -Bewonderende blikken. Gelukwensen. De jonge vader (hij is 26 jaar) loopt met zijn dochter in de armen terug naar de deur. De -attente Colijn haast zich de deur te openen: ‘Ik ben de eerste die de deur voor de prinses mag openmaken’. Op de drempel neemt kraamverpleegster Trijntje Boonstra (van het Haagse Bronovo-ziekenhuis) de baby van de prins over.
Nu wordt de reeds ten gemeentehuize opgemaakte akte van aangifte voorgelezen: ‘… eene Dochter is geboren, genaamd Beatrix Wilhelmina Armgard, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld…’
Dat prins Bernhard geen vulpen bij zich heeft en de pen van Colijn moet lenen om de akte te ondertekenen, is maar een klein detail. Het grote nieuws voor de pers, voor Nederland, zit in de naam. Beatrix! Een voor Nederland totaal verrassende naam. Heb je het gehoord? Ze heet Beatrix! En weet je wat dat betekent? Zij die gelukkig maakt! En weet je hoe je die naam uitspreekt? Beátrix, zegt prof.mr. B.M. Taverne, klemtoon op de tweede -lettergreep want het is een Latijnse naam. Béatrix, zeggen de -koninklijke ouders, klemtoon op de eerste lettergreep, want het is een Hollands kind. En we noemen haar thuis gewoon Trix.
Prins Bernhard heeft bij de aangifte, of beter gezegd erna, nog een verrassing in petto. Hij schenkt zijn gasten kandeel – de oud-Hollandse, vrijwel vergeten kraamdrank, die plotseling weer -populair wordt en waarvoor de kranten prompt het recept melden: wijn, kruidnagelen, eieren, suiker; roerend warmen, roeren en nog eens roeren; laat de gezinsleden elkaar daarbij aflossen, want men kan nooit lang genoeg roeren en de kandeel mag nooit aan de kook raken, nog geen halve seconde, want gekookte kandeel is geen kandeel. Die kandeel op Soestdijk is uitstekend. Geserveerd in kopjes van fijn porselein. Met een wafeltje. Een oude traditie in ere hersteld.
Wellicht ook in de kraamkamers waar gelijk met het prinsesje een baby geboren is. Bij de familie Van Dijk-de Wal in Den Bosch bijvoorbeeld, waar tenslotte de moeder ook Juliana heet en de dochter natuurlijk Beatrix gedoopt wordt. Of bij de familie Peters-Luttgens in Heerlen, waar de tweeling Juliana en Bernarda ter -wereld komt. Of in Amsterdam bij baby Bernardus de Groot, en baby Frederik de Bruyn, en baby Jan Alphenaar, en baby Bernhard Maas, en baby Wilhelmina van Ginkel, en baby Meijertje Kropveld, en baby Johan IJlstra, en baby Maria Andree, en baby Gerardus Emmelkamp.
Na de feestelijke kandeel de plechtige woorden, de volgende dag in de Eerste Kamer. Voorzitter mr. W.L. baron de Vos van Steenwijk besluit: ‘Zoodat, wanneer het moment mocht aanbreken waarop de troon door haar wordt beklommen, de scepter op haar overgaat, de heerschappij op hare schouders komt te rusten, het blijken zal dat der Souvereine het Oranjebloed de aderen rijkelijk doorstroomt, het Vaderland ten zege.’ En minister-president Colijn, voor de microfoon die voor het eerst in de Kamer staat -opgesteld met het oog op de directe radio-uitzending: ‘Veler bede en bijstand in de moeilijke jaren is ten hemel opgeklommen. In de innige dankbaarheid, die thans het hart van het Volk vervult, deelt ook het -Kabinet, dat mede uiting geeft aan de bede, dat God ons Nederlandsche Volk wil blijven zegenen, ook in zijn nationale -koningshuis.’
Een half uur later spreekt Colijn in de Tweede Kamer dezelfde rede uit. Na onder meer de woorden van voorzitter mr. J.R.H. van Schaik: ‘De diepere grond echter van de tintelende stemming die zich over gansch het land openbaart, is de staatkundige betekenis, die in deze blijde geboorte ligt opgesloten. Langs een historisch proces is het Oranjehuis met ons Volk samengegroeid. Het heeft in onze staats- en volksgemeenschap een zeer eigene en onaantastbare plaats verkregen.’ En tot slot: ‘Welke bestemming ook in de loop der jaren voor Prinses Beatrix zal zijn weggelegd, wij vertrouwen dat zij, door het leven geleid in eenvoud en in ware liefde tot ons Volk de beste tradities van haar geslacht zal voortzetten en aan haar Vaderland geluk zal brengen.’
Ernstige, overtuigde woorden. Volledig passend bij die feestelijke, onvergetelijke, met kleurig-knetterend oranjevuurwerk -afgesloten dag in 1938. Toen de Bruid van nu geboren werd.
Deze reconstructie is opgenomen in de bundel Beatrix 80. Hierin staan de beste reportages, interviews, beschouwingen en brieven die de afgelopen zes decennia in Elsevier Weekblad zijn gepubliceerd. Toegevoegd is een selectie uit haar brieven. Bestel dit boek in onze webshop. Ook te koop in de boekhandel.