Mogen Turkse Nederlanders met Turks leger meevechten in Afrin? Kabinet laat het aan hen

Turkse soldaten poseren in het centrum van Afrin - Foto: AFP

Het kabinet worstelt met de vraag of Nederlanders met een Turkse nationaliteit moeten kunnen worden opgeroepen om mee te vechten met het Turkse leger. Eerder werd gespeculeerd over mogelijke mobilisatieorders van Turkije, waarmee ook dienstplichtige Turken in Europese landen konden worden opgetrommeld om mee te vechten in het Syrische Afrin.

Turkije viel onder de noemer Operatie Olijftak begin januari het Syrische Afrin binnen. Het Turkse leger vecht daar samen met milities van het Vrije Syrische Leger (FSA) tegen de Koerdische YPG, een beweging die door de regering van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan als extensie van de Koerdische terreurbeweging PKK wordt beschouwd.

Deelname aan de strijd in Syrië is in principe strafbaar, antwoordden de ministers Stef Blok (VVD) van Buitenlandse Zaken en Ferdinand Grapperhaus (CDA) van Justitie op Kamervragen van CDA’ers Martijn van Helvert en Pieter Omtzigt over de mogelijke strafbaarheid van het vechten van Turkse Nederlanders voor Turkije in Syrië.

De uitzondering is de strijd tegen Islamitische Staat (IS), maar aangezien Turkije in het noorden van Syrië niet tegen IS vecht, maar tegen de YPG-militie, zou deelname aan het offensief in Afrin wel strafbaar zijn. Het kabinet zelf zegt niets te weten van eventuele mobilisatieorders van Turkije voor dienstplichtigen.

Deelname aan gewapende strijd in Syrië in principe strafbaar

Nederlandse mannen tot 40 jaar oud die ook de Turkse nationaliteit hebben, kunnen in principe worden opgeroepen om deel te nemen aan gevechten van de Turkse krijgsmacht. Het CDA vreest dat daarmee Turkse Nederlanders, en dan specifiek politieagenten en militairen, daarmee mogelijk worden gedwongen om aan Turkse zijde mee te vechten in bijvoorbeeld Afrin.

Het kabinet laat weten dat ‘actieve deelname aan de strijd in Irak en Syrië’ zonder opdracht van de Nederlandse regering strafbaar is, maar biedt geen oplossing voor het – tot dusver hypothetische – scenario waarin Turkse Nederlanders worden opgeroepen voor een strijd die door Turkije wel als legitiem wordt beschouwd.

Hoewel de volkenrechtelijk adviseur eerder aan de Nederlandse regering adviseerde dat het militair ingrijpen in Syrië onrechtmatig is, weigert het kabinet de inval in Afrin als onrechtmatig te bestempelen. De uitzonderingen die het VN-Handvest biedt, namelijk ofwel een mandaat van de Veiligheidsraad of het recht op zelfverdediging, zijn in het geval van de inval in Afrin niet van toepassing, aldus de volkenrechtelijk adviseur.

In dienst treden bij Turks leger niet strafbaar

Het intreden bij een vreemde krijgsdienst als zodanig is niet strafbaar, aldus Blok, tenzij er sprake is van ‘een krijgsmacht van een land waarmee Nederland in oorlog is of op het punt staat in oorlog te raken’. Dat is bij Turkije niet het geval. Bovendien heeft het kabinet de Turkse inval in Afrin niet als onrechtmatig bestempeld, dus zouden Turkse Nederlanders die daarin meevechten daarmee ook niet in overtreding zijn.

Voor mannen met een Turkse en Nederlandse nationaliteit is het volgens het kabinet dus niet strafbaar om in het Turkse leger orders van hun superieuren uit te voeren. De uitzondering is uiteraard wanneer er sprake is van het plegen van strafbare feiten – zoals oorlogsmisdrijven of genocide -, en dat (achteraf) ook kan worden aangetoond.

Defensie biedt lening om dienstplicht af te kopen

Het kabinet zegt zich niet te willen mengen in de vraag wat een Nederlands-Turkse man moet doen als hij wordt opgeroepen om aan de zijde van Turkije te gaan vechten in Syrië. ‘Die afweging ligt bij de betrokkenen zelf.’

In het geval van Nederlandse militairen die ook een Turkse dienstplicht hebben, is het een ingewikkelder verhaal. Specifiek over militairen met een Nederlandse en Turkse nationaliteit zegt het kabinet dat zij alleen in dienst mogen treden bij het Turkse leger als ze zijn gemachtigd door defensie. Is dat niet zo, dan is er mogelijk sprake van desertie.

Voor defensiepersoneel geldt bovendien dat zij ‘alleen kunnen voldoen om aan een oproep om in Turkije de dienstplicht te vervullen als zij van defensie (buitengewoon) verlof hebben gekregen en aldus (tijdelijk) zijn vrijgesteld van hun dienstverplichtingen in Nederland.’ Ook wijst het kabinet erop dat militairen die de Turkse nationaliteit hebben ‘over het algemeen’ hun Turkse dienstplicht hebben afgekocht. Defensie biedt hun de mogelijkheid om via een lening de Turkse dienstplicht af te kopen. Dat kost 1.000 euro.

Ook geeft het kabinet aan zelf geen actieve rol te willen spelen om te voorkomen dat Turks-Nederlandse mannen, onder wie militairen en politieagenten, gemobiliseerd worden voor de strijd in Syrië. ‘Betrokkenen moeten zelf de afweging maken of zij aan een oproep van de Turkse overheid gehoor geven,’ aldus Blok en Grapperhaus. ‘Daarbij bestaat de mogelijkheid om de dienstplicht af te kopen.’

Overigens is de optie voor een lening om die dienstplicht af te kopen voor politieagenten onlangs afgeschaft. In 2002 werd die regeling opgetuigd om de diversiteit binnen het korps te bevorderen. Agenten konden daarmee een renteloze lening aanvragen tot 6.000 euro om van hun Turkse dienstplicht af te komen. De afkoopsom was eerder 6.000 euro en werd onlangs door het regime van Erdogan verlaagd tot 1.000 euro. De Tweede Kamer wilde vorig jaar af van die regeling, omdat de relatie met de Turkse regering zodanig was verslechterd en omdat met de regeling onwillekeurig het regime van Erdogan werd gesponsord. Voor defensiepersoneel geldt de regeling echter nog wel.