Prinsjesdag met zijn pracht en praal lijkt qua traditie in beton gegoten, maar gedurende de afgelopen twee eeuwen is er nogal wat veranderd en zijn nieuwe tradities toegevoegd. Arendo Joustra over de geschiedenis van de Troonrede en de Miljoenennota; en waar het echt om gaat vandaag.
Dat op de derde dinsdag de Troonrede wordt gelezen, is een verplichting uit de Grondwet (Artikel 65). Maar daarin staat ook dat het vroeger in het jaar mag, als het parlement dat graag wil. De Troonrede hoeft volgende diezelfde Grondwet ook niet door de Koning te worden voorgelezen. Een minister mag deze taak ook vervullen, alleen heet de toespraak dan uiteraard geen Troonrede. Onder Juliana, Beatrix en Willem-Alexander is dat nooit voorgekomen, maar koningin Wilhelmina liet wel eens verstek gaan. Bijvoorbeeld toen ze zwanger was van haar dochter of toen ze in een bepaald jaar het parlement al eens had toegesproken.
Lees ook over dit onderwerp: Zorgeloos koerst Rutte richting Prinsjesdag
Af en toe gaan er stemmen op om voortaan de minister-president de rede te laten uitspreken, het is immers een tekst van het kabinet, waarover de Koning weinig te zeggen heeft. Van de Grondwet mag het. Maar het zal niet snel gebeuren dat de Koning van zijn taak wordt ontheven. Prinsjesdag is immers een mooie samenkomst van staatshoofd en parlement. Bovendien is de Koning formeel lid van de regering, dus waarom zou hij de rede niet mogen houden?
Op dinsdag om godsdienstige reden
In een ver verleden viel Prinsjesdag in oktober, maar dat was eigenlijk, toen het parlement eenmaal de baas was geworden in het land, te laat in het jaar. Het parlement dient de debatten over de begroting voor het nieuwe jaar af te ronden voordat het nieuwe jaar daadwerkelijk is begonnen. En oktober is dan een late startdatum. Vandaar dat Prinsjesdag werd verhuisd naar september.
Dat Prinsjesdag op een dinsdag valt, heeft een bijzondere reden. Voorheen was het op een maandag, maar dat kwam de christelijke parlementariërs – in een tijd dat reizen nog veel tijd kostte – niet goed uit. Die werden dan gedwongen al op zondag – ‘de dag des Heeren’ – naar Den Haag te reizen, zeker als ze in de periferie van het land woonden. Vandaar dat voor dinsdag is gekozen.
Glazen Koets net zo geschikt als Gouden Koets
De Gouden Koets, die sinds 2016 wegens reparatie niet in gebruik is, is niet altijd een vaste waarde geweest op Prinsjesdag. Pas in 1903 werd de koets, een geschenk van de bevolking van Amsterdam, voor het eerst op Prinsjesdag gebruikt. Daarvoor gold de Glazen Koets, die ook vandaag weer wordt gebruikt, als het rijtuig voor Prinsjesdag. De Glazen Koets – genoemd naar de glazen bescherming van de ornamenten – is zeker zo geschikt. Hij staat hoog op de wielen en is zeker zo ruim als de Gouden Koets.
Of de Gouden Koets ooit nog zal worden gebruikt na de kostbare reparatie, is de vraag. Op een van de geschilderde panelen staat een koloniale afbeelding, en nu er een culturele revolutie over het land raast waarin Zwarte Piet en de Gouden Eeuw in de verdediging zitten, is het maar de vraag of een nieuw kabinet het straks aandurft de Koning bloot te stellen aan de kritiek dat hij zich laat vervoeren in een koets die de ‘slavernij verheerlijkt’, ook al klopt dat feitelijk niet. De eventuele terugkeer van de Gouden Koets kon bovendien wel eens samenvallen met de eerste keer dat de kroonprinses in de Ridderzaal aanwezig is bij het voorlezen van de Troonrede door haar vader; in 2022 – dan moet de Gouden Koets weer voor gebruik gereed zijn – is zij achttien jaar. Het is wellicht niet handig die primeur te laten overschaduwen door protesten tegen de Gouden Koets.
Wilhelmina op zeventienjarige leeftijd mee
Ook Juliana, Beatrix en Willem-Alexander vergezelden het staatshoofd, hun ouder, zodra ze achttien waren geworden. Alleen koningin Wilhelmina, toen nog niet ingehuldigd en dus nog geen staatshoofd, maar wel reeds bekleed met de titel Koningin, ging op zeventienjarige leeftijd al mee. Uit dat jaar – 1897 – stamt de toejuiching ‘Leve de Koningin. Hoera! Hoera! Hoera! na het uitspreken van de Troonrede. Die aanhankelijkheidsbetuiging, waartoe dominee J.H. Donner, de grootvader van oud-minister Piet Hein Donner, het initiatief nam, was dus niet bestemd voor koningin Emma, maar voor haar dochter Wilhelmina.
Sindsdien is die uitroep een traditie, die tegenwoordig wordt ingezet door de voorzitter van de Verenigde Vergadering (Tweede en Eerste Kamer samen). En dat is de voorzitter van de Eerste Kamer, dit jaar prof. dr. J.A. Bruijn. In 2013, toen Willem-Alexander zijn eerste Troonrede uitsprak, klonk in de Ridderzaal voor het eerst ‘Leve de Koning!’, want onder de eerste drie koningen bestond dit gebruik, dat, zoals gezegd, pas zijn intrede deed in 1897, nog niet.
Koningen duldden echtgenotes niet aan zij
Nieuw in 2013 was ook de aanwezigheid van de echtgenote van de Koning, koningin Máxima. De eerste drie koningen duldden hun echtgenotes niet aan hun zijde. Een enkele keer keken de eega’s vanuit de loge toe. Koning Willem II nam niet eens een rijtuig naar het Binnenhof. Als geoefend ruiter reed hij te paard van het paleis naar het Binnenhof.
Tegenwoordig is dat Paleis Noordeinde, dat veelal wordt aangeduid als het werkpaleis. Maar bijvoorbeeld koningin Juliana vertrok van het Paleis Lange Voorhout. Daar in de buurt gebeurde op Prinsjesdag 1963 tijdens de rijtoer een ernstig ongeluk toen een van de paarden van het open rijtuig, met daarin de prinsesjes Beatrix, Irene en Margriet, op hol sloeg, waarna de calèche tegen een boom botste. De prinsesjes bleken ongedeerd en klommen bij papa en mama in de Gouden Koets.
Maar los van alle pracht en praal en nieuwe en oude tradities, gaat het op Prinsjesdag uiteraard om de inhoud. Welke plannen heeft de regering voor de burgers in petto. En misschien belangrijker nog, hoe denkt de regering de problemen van de samenleving – met bovenaan de voortgaande immigratie – op te lossen. De begroting voor volgend jaar en de maatregelen die het kabinet wenst te nemen, zijn de echte agendapunten van Prinsjesdag. En daar zal de Tweede Kamer zich de komende week dan ook over uitspreken.