Energietransitie dreigt vast te lopen door onzekerheid rond hernieuwbare energie

Windmolens bij Eemshavencentrale Groningen. Foto: ANP

De Nederlandse doelstellingen voor de opwekking van hernieuwbare energie kunnen worden gehaald, maar onzeker is of dat ook gaat gebeuren. Dat blijkt uit een analyse van de dertig concept-Regionale Energiestrategieën die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft doorgespit.

1. Hoe realistisch is het halen van de doelen?

Plannen zijn er genoeg om het doel van 35 terrawattuur hernieuwbare energieopwekking te halen in 2030. In de concept-RES’en schetsen regio’s hun plannen met een bieding van de hoeveelheid hernieuwbare energie zij willen  opwekken. De vraag is alleen hoe haalbaar alle plannen voor windmolens en zonneparken zijn.

Het Planbureau houdt daar in zijn analyse rekening mee en verdeelt de plannen van de Regionale Energiestrategieën in drie soorten: huidige opwekking, pijplijn en ambitie. Momenteel wordt er tien terrawattuur hernieuwbare energie opgewekt. In de pijplijn zit bijna 17 terrawatuur en daar bovenop is er nog de ambitie voor liefst 25,7 terrawatuur.

Het Planbureau maakt deze verdeling op basis van de haalbaarheid van de projecten. Van de plannen in de pijplijn lijkt redelijk zeker dat ze daadwerkelijk worden gebouwd: daarvoor is bijvoorbeeld al subsidie gegeven. De categorie  ‘ambitie’ omvat plannen diealleen als papieren werkelijkheid bestaan. De ambitie is er, maar aan de uitvoering moet nog worden gewerkt.

Als alles meezit en zelfs de ambitie wordt verwezenlijkt, zou Nederland in 2030 iets meer dan 52 terrawattuur hernieuwbare energie opwekken. Dat lijkt onrealistisch, waarschijnlijker is de middenweg die het Planbureau berekende, dan zou er 38,2 terrawattuur hernieuwbare energie in 2030 worden opgewekt. Om dat te halen, zullen wel een aanzienlijk deel van de huidige plannen die slechts ‘ambitie’ zijn, moeten worden verwezenlijkt.

2. Wat zijn de problemen?

Om de doelstellingen te halen, moeten er niet alleen zonneparken en windmolens worden gebouwd. Ook het elektriciteitsnetwerk moet versterkt worden. Het Planbureau constateert dat in vrijwel alle dertig regio’s knelputten zitten in de energie-infrastructuur.

Om al het aanbod van hernieuwbare elektriciteit aan te kunnen, moeten de regionale energiebeheerders de capaciteit van het netwerk met 30 tot 60 procent uitbreiden, schrijft het Planbureau. Daarvoor is zo’n 2,4 miljard euro nodig, naast de 30 miljard die de netbeheerders van 2020 tot 2029 investeren.

Daarnaast speelt ook nog de keuze voor het type hernieuwbare energie mee. Veel RES’en kiezen voor zonne-energie, terwijl windenergie voor het elektriciteitsnetwerk beter is vanwege de efficiëntie en stabiliteit. Het Planbureau schrijft dat veel concept-RES’en met de keuze voor zonne-energie ‘in de verkeerde richting’ wijzen, gelet op de stabiliteit van het netwerk.

3. Is er genoeg draagvlak voor de RES?

Het is een pijnlijke situatie voor de RES: zelfs in de groene en linkse hoofdstad Amsterdam wordt geprotesteerd tegen de klimaatplannen. Het linkse college van de stad wilde bij IJburg een aantal windmolens neerzetten die nodig zijn om de bieding van de RES te realiseren. Maar de buurt ziet het niet zitten.

De actievoerders in Amsterdam zijn niet tegen duurzame energie, maar vinden de keuze om windmolens op land te bouwen ongelukkig: alle wind moet naar zee, zeiden zij eerder tegen EW (zie kader).

Volgens de analyse van het Planbureau is het belangrijk dat burgers doorhebben dat er wat te kiezen is en zij tijdig bij de plannen betrokken worden: ‘Het is een afbreukrisico voor draagvlak voor de RES’en op de langere termijn, als achteraf blijkt dat regio’s weliswaar het voortouw hebben gekregen om strategieën te ontwikkelen, maar dat er uiteindelijk weinig te beslissen viel.’ In de praktijk staat dit proces pas helemaal aan het begin. Er is dus een grote kans dat er onrust ontstaat over plannen zoals in Amsterdam.

4. Hoe gaat het verder?

De analyse van het Planbureau is gebaseerd op de dertig concept-Regionale Energiestrategieën die door de regio’s zijn ingeleverd. Nu moeten die concepten worden omgezet een concrete strategie. Daar hebben de regio’s vier maanden de tijd voor. Op uiterlijk 1 juli 2021 moet de definitieve Regionale Energiestrategie worden vastgesteld. Die definitieve RES heet dan RES 1.0, waarmee provincies en gemeenten aan de slag gaan. De RES wordt elke twee jaar geüpdatet. Na de RES 1.0 volgt in 2023 de RES 2.0.