Energieregio’s maakten bekend hoe hun plannen om duurzame energie op te wekken ervoor staan, de rechter werpt een obstakel op voor de bouw van windmolens, en de burger staat nog steeds vaak buitenspel. Vier vragen en antwoorden over de Regionale Energie Strategie (RES).
1. Hoe staat het ervoor met de RES?
De 30 energieregio’s die Nederland telt, moesten uiterlijk vandaag, donderdag 1 juli, hun plannen voor wind- en zonne-energie indienen. Een persconferentie donderdagmiddag bevestigde wat EW onlangs al meldde op basis van eigen rekenwerk. De regio’s hebben hun gezamenlijke inzet verhoogd: van 52,5 naar 55 terawattuur aan hernieuwbare elektriciteit in 2030.
De verwachting is wel dat het in de praktijk zal blijven bij 35 TWh in 2030, het officiële doel dat de regio’s moeten halen volgens het Klimaatakkoord. Dit onder meer omdat de netwerkbeheerders op die termijn naar verwachting niet meer krijgen ‘aangesloten’. Een deel van de plannen kan wel na 2030, op weg naar 2050, worden uitgevoerd.
Het gaat om de zogeheten Regionale Energiestrategie 1.0 die elke energieregio indient bij het Nationaal Programma RES in Den Haag. Daarna volgt een doorrekening van alle ‘biedingen’ door het Planbureau voor de Leefomgeving. In hun RES 1.0 formuleren de regio’s onder meer hun plannen voor het opwekken van hernieuwbare elektriciteit op land. Ze moeten zeggen hoeveel wind- en zonne-energie ze denken te kunnen produceren, in welke verdeling en wáár in hun regio de wind- en zonneparken kunnen komen.
De dertig RES’en 1.0 zijn een nadere uitwerking van de concept-RES’en die in het najaar van 2020 het licht zagen en hebben nu ook de instemming nodig van gemeenteraden, Provinciale Staten en algemene besturen van de waterschappen. In vier van de dertig regio’s is dit proces nog gaande, ondanks de deadline van 1 juli. Daar wordt het na het zomerreces. Van de dertig energieregio’s hebben er 10 hun bod verhoogd en hebben 6 het verlaagd. In de overige 14 bleef het bod gelijk.
Op enkele provincies na is zonne-energie vrijwel overal het populairst. Dat heeft te maken met de weerstand tegen windturbines en lokale omstandigheden. Vooral zonnepanelen op grote bedrijfs- of overheidsdaken zijn populair omdat die maatschappelijk het minst omstreden zijn. Eenvoudiger en goedkoper wordt de transitie niet van de voorkeur voor zonne-energie.
Maar een berekening van die meerkosten – en of (en hoe) burgers dat gaan merken op hun energierekening – is er nog niet. ‘Woonlastenneutraliteit’ voor de burger blijft het uitgangspunt van de energietransitie, zei gedeputeerde Jop Fackeldey (PvdA) van Flevoland, de provincie die het meeste bijdraagt, op de voet gevolgd door Groningen.
2. Wat vindt de burger van alle plannen?
Participatie van de burger, het is een van de motto’s van de RES. De burger moet betrokken zijn bij alle energieplannen in de dertig regio’s. Tot dusver lijkt dat niet te lukken. Donderdag 1 juli schreven tal van klimaatgroeperingen dat de burger nog nauwelijks betrokken is bij alle plannen. Onder meer de Natuur- en Milieufederaties, Energie Samen en de Jonge Klimaatbeweging bepleiten meer participatie.
Dat burgers zich nauwelijks interesseren voor de RES concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving eerder al. Na onderzoek bleek in oktober 2020 dat slechts eenderde van de regio’s burgers betrekt bij de RES.
Uit een peiling van het Centraal Bureau voor de Statistiek bleek dat een kleine meerderheid van de Nederlanders (53 procent) positief is over de energietransitie. Als het om windmolens gaat, steunen zeven op de tien Nederlanders de bouw daarvan, maar 31 procent wil ze niet in de eigen woonomgeving zien, 43 procent zegt dat dat afhangt van de situatie.
3. Welk obstakel werpt de rechter op?
De RES leunt stevig op zonneparken en windmolens als opwekkers van duurzame energie. Een uitspraak van de Raad van State dreigt de bouw van nieuwe windmolens te bemoeilijken. Volgens de rechter zijn de landelijke normen voor de bouw van windmolens niet goed genoeg. Naar de impact op het milieu wordt momenteel niet gekeken. Zo’n milieubeoordeling is wel nodig, zo vonniste de rechter.
De Raad van State baseert zich op een oordeel van het Europees Hof van Justitie in een vergelijkbare zaak tegen een Belgisch windmolenpark. Ook daar ontbrak een milieubeoordeling die het Europees Hof wel nodig achtte. Volgens de Nederlandse bestuursrechter ‘is de regering nu aan zet om zo’n milieubeoordeling te maken’. Nieuwe projecten mogen geen gebruik maken van de huidige normen.
De Nederlandse WindEnergie Associatie vreest voor vertraging en hoopt dat het kabinet haast maakt. In de tussentijd kunnen gemeenteraden de windmolenbouwers wel helpen. Zij kunnen zelf de milieueffecten in hun besluitvorming meenemen en zo toch voldoen aan de eis van de rechter.
4. Hoe ziet de opwekking eruit op de kaart?
Uitgesplitst naar wind- en zonne-energie: