Kan Kamervoorzitter alleen met botte bijl de orde handhaven?

Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66). Foto: ANP

Het debat over de Regeringsverklaring deze week ontspoorde bij vlagen geheel. Opnieuw stond de rol van  Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66) centraal. Had zij harder moeten optreden? Vaststaat dat de middelen van de Kamervoorzitter beperkt zijn.

De ruzie in de Kamer afgelopen week begon bij de harde uitlatingen van PVV-leider Geert Wilders. In het debat over de Regeringsverklaring herhaalde hij een eerder via Twitter geuite bewering over de huidige minister van Justitie, Dilan Yesilgoz-Zegerius (VVD). Wilders schreef: ‘Een VVD’er van Turkse afkomst op Justitie. En nu maar hopen dat ze mijn beveiliging niet opheft want het liefste zien ze me natuurlijk onder het gras verdwijnen.‘

Meer over dit onderwerp

Rutte: gedrag Wilders is onacceptabel

In de Kamer haalde Wilders ook uit naar VVD-lid en -adviseur Soumaya Sahla, die eerder is veroordeeld wegens lidmaatschap van de Hofstadgroep. De zus van Sahla is sinds vorig jaar Kamerlid voor D66.

Bergkamp vond uitspraken van Wilders ‘niet respectvol’

Fractievoorzitters Sophie Hermans (VVD) en Jan Paternotte (D66) kritiseerden Wilders’ uitspraken. Nadat hij Sahla en GroenLinks-Kamerlid Kauthar Bouchallikht omschreef aan de hand van hun hoofddoekje, greep Bergkamp in: ‘U kwalificeert die collega als “met een hoofddoekje”. Ik vind dat niet respectvol.’

Later ontspoorde het debat opnieuw. Wilders versleet GroenLinks-leider Jesse Klaver voor ‘gek’. Premier Mark Rutte (VVD) noemde uitlatingen van Wilders ‘idioot’. De voorzitter liet het goeddeels passeren.

De Kamervoorzitter als scheidsrechter van het debat

Het kwam Bergkamp op kritiek te staan, zowel buiten als binnen de Kamer. Pieter Omtzigt sprak haar aan in de vergadering: ‘U bent scheidsrechter, u bent geen procesbegeleider in deze Kamer. Dus op het moment dat u vindt dat iets kan, dan kan het. (…) Maar als een scheidsrechter bij het voetbalspel constant zegt “Foei, foei, u mag niet op de enkels trappen!”, maar niet ingrijpt met gele en rode kaarten, dan gebeurt er niets. Dat is wat u aan het doen bent.’

In het AD legde Kamervoorzitter Bergkamp met diezelfde metafoor uit waarom zij niet snel een rode kaart trekt: ‘Als je dat eenmaal hebt gedaan als voorzitter, wat is dan de volgende stap? Straks staat er niemand meer op het veld, zeg ik met een knipoog. De instrumenten hebben als doel de orde te handhaven en niet zozeer om een straf uit te delen.’

Reglement van Orde: gebruiksinstructie van en voor Tweede Kamerleden

De instrumenten van Bergkamp staan in het Reglement van Orde. In het ruim vijftig pagina’s tellende document wordt de werking van de Tweede Kamer beschreven. Van de werkzaamheden van de voorzitter tot het indienen van moties of wetsvoorstellen en de gedragsregels voor Kamerleden.

Tijdens debatten moet ieder Kamerlid ‘zich gedragen op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer’, zo schrijft artikel 8.14 voor. Bij het ontsporen van een debat heeft de Kamervoorzitter drie mogelijkheden. Een waarschuwing uitdelen, iemand het woord ontnemen of iemand zelfs uitsluiten van de vergadering.

Een verbale tik op de vingers wordt in de nationale vergaderzaal geregeld uitgedeeld. Het zwaarste middel is een zeldzaamheid. Bij uitsluiting mag een parlementariër niet meer meedoen aan de vergadering op de dag van uitsluiting.

Kamerleden de zaal uitzetten, komt zelden voor

Slechts drie parlementariërs gingen zo over de scheef. Communist Lou de Visser (CPN) werd zelfs tweemaal uitgesloten. In 1930 wegens het beledigen van de paus, twee jaar laten omdat hij tegen liberaal Kamerlid Dolf Joekes begon te schelden met de woorden ‘verdommen’ en ‘schoelje’ (gemeen sujet, schurk). In 1939 werd NSB’er Meinoud Rost van Tonningen uitgesloten, waarna er zelfs een handgemeen ontstond. Na de oorlog, in 1950, overkwam het opnieuw een communist, Gerben Wagenaar.

De drie maatregelen vormen al ruim honderd jaar de basis van de ordehandhaving in de Tweede Kamer. De regels werden in 1849 ten tijde van Thorbecke vormgegeven. Het recht van uitsluiting werd in 1919 bijgeschreven in het Reglement van Orde, al moest een Kamermeerderheid daarmee toen nog instemmen.

Vijftien jaar later werd het nog eenmaal aangescherpt. Kamervoorzitters mochten eigenhandig beslissen wie werd uitgesloten en daarenboven mochten zij ook op eigen oordeel onwelgevallige uitspraken uit de Handelingen – het officiële verslag van Kamerdebatten – laten schrappen. Het leverde zogenoemde ‘lijken’ in de Handelingen op: woorden die in de vergaderzaal zijn uitgesproken, maar uit de Handelingen zijn geschrapt.

Woorden schrappen bleek geen garantie voor een fatsoenlijk debat

Het moest een normerende functie hebben voor het debat, schrijven Peter Bootsma en Carla Hoetink in het boek Over lijken. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden woorden als ‘trawant’ nog geschrapt. Moderne ontwikkelingen zetten de regel onder druk.

In de jaren negentig werd besloten het vragenuurtje live uit te zenden op televisie en was er teletekst waar de Handelingen binnen een uur te lezen waren. Sinds de millenniumwisseling zijn de teksten vliegensvlug beschikbaar op internet. In 2001 moest de Kamervoorzitter het recht om te schrappen weer inleveren.

Sindsdien is de Kamervoorzitter terug bij af. De enige mogelijkheid is om sprekers na hun uitlatingen hun woorden te laten terugnemen, maar dat is slechts een geste. De gehele woordenwisseling verschijnt uiteindelijk in de Handelingen.