Anderhalve eeuw geleden, op 4 juni 1872, overleed Johan Rudolf Thorbecke. Geen politicus oefende zo’n grote invloed uit op de ontwikkeling van het politieke bestel. Een kennismaking met de grote liberale staatsman aan de hand van 40 vragen.
1. Was de voorname liberaal van voorname komaf?
Nee, niet echt. Johan Rudolf Thorbecke werd op 14 januari 1798 in Zwolle geboren als zoon van een tabakshandelaar. Zijn vader, Frederik Willem, trok zich terug uit de zaak toen deze nauwelijks meer rendeerde en vond nooit meer een vaste werkkring.
J.R. Thorbecke (1798-1872)
1798 Wordt geboren op 14 januari in Zwolle
1815-1818 Studie in Amsterdam
1818-1820 Studie in Leiden, afgerond met een promotie
1820-1824 Studeert en doceert in Duitsland
1825-1831 Hoogleraar in Gent
1831-1848 Hoogleraar in Leiden
1836 Treedt in het huwelijk met Adelheid Sorger
1840, 1844-1845, 1848-1849 Lid van de Tweede Kamer
1845-1850 Lid van de gemeenteraad van Leiden
1848 Doet als voorzitter van een Staatscommissie een voorstel tot herziening van de Grondwet
1849-1853 Leidt als minister van Binnenlandse Zaken zijn eerste kabinet
1853-1862 Lid van de Tweede Kamer
1862-1866 Tweede kabinet
1866-1871 Lid van de Tweede Kamer
1866-1872 Minister van Staat
1871-1872 Derde kabinet
1872 Overlijdt op 4 juni in Den Haag
2. Waren de Thorbeckes dus arm?
Het gezin Thorbecke leefde in tamelijk behoeftige omstandigheden. Financiële steun kwam gelukkig van familie uit Duitsland, waar moeder Christina was geboren.
3. Heeft zijn jeugd zijn denken beïnvloed?
Hij besefte in elk geval al snel het belang van zelfredzaamheid. Later zei hij: ‘Hoe vele talenten hebben daaraan hunne ontwikkeling te danken gehad, dat zij zich zelven moesten helpen?’
4. Is zijn geboortestad Zwolle trots op hem?
Uiteraard. Op het Stationsplein van Zwolle staat een bijna 2 meter hoog, bronzen standbeeld van de beroemde zoon. Maar ook in Amsterdam en Den Haag is hij letterlijk op een voetstuk geplaatst. Op veel plekken zijn er verder straten, lanen, pleinen, grachten en scholen naar hem genoemd. Geen Nederlandse politicus wordt zo vereerd. Naar aanleiding van zijn honderdste sterfdag in 1972 had er dan ook een nationale plechtigheid plaats in aanwezigheid van koningin Juliana en premier Barend Biesheuvel (ARP), waarbij een reeks politici en geleerden hem uitbundig prees.
5. Was de jonge Rudolf een pienter kereltje?
Ja, hij was intelligent, leergierig, ijverig, ondernemend. Een strebertje eigenlijk, vol ambitie en eerzucht. Zijn streng gelovige moeder vond dat hij te weinig christelijke nederigheid toonde. Vader Thorbecke zag al vroeg zijn capaciteiten en beschouwde de vorming van zijn zoon als zijn belangrijkste project. Met strenge hand nam hij de opvoeding van Rudolf ter hand, met de nadruk op deugden als plichtsbesef, discipline en zelfbeheersing. De druk om te slagen was dus al van jongs af groot.
6. Werd hij religieus opgevoed?
De familie Thorbecke behoorde tot de lutheranen. In het gereformeerde Zwolle een kleine, maar wel getolereerde religieuze minderheid. Rudolf, die als kind onderricht kreeg van een dominee, geloofde zijn hele leven op een heel directe manier in een weerzien in de hemel na de dood en vertrouwde op de Voorzienigheid, zegt biograaf Remieg Aerts. Op zoek naar een intellectuele fundering van zijn godsbesef kwam hij later uit bij het panentheïsme. Deze overtuiging komt erop neer dat God de drijvende kracht achter het universum is, dat de werkelijkheid wordt bezield door God. Religieuze opvattingen vond hij overigens een particuliere kwestie. De leer van kerken mocht geen publiek gezag krijgen, de staat moest levensbeschouwelijk neutraal zijn.
Lees ook het interview met historicus Remieg Aerts: ‘We krijgen geen Thorbecke meer’
7. Wat studeerde hij?
In 1815 vertrok hij naar Amsterdam, waar hij zich als student op de klassieke letteren stortte. Drie jaar later zette hij zijn studie voort in Leiden, waar hij in 1820 promoveerde op een proefschrift over de Romeinse redenaar Asinius Pollio. Maar veel belangrijker voor zijn intellectuele vorming was zijn verblijf in Duitsland, waar hij, financieel gesteund door een beurs, tal van universiteiten bezocht. Het waren vier mooie en vruchtbare Wanderjahre.
8. Waarom was zijn verblijf in Duitsland zo belangrijk?
Simpel gezegd: Thorbecke ontdekte er de Romantiek. Met een hoofdletter. Hij raakte in de ban van een Duitse Fräulein, Dorothea Tieck. Verliefdheid deed hem, zo schreef hij, belanden in een roes van dronkenschap die hem alle vrijheid en zelfbeheersing ontnam. Hoewel hij, tot opluchting van zijn vader, toch wel weer zo rationeel was om de banden met dit ‘hemelsche wezen’ te verbreken omdat hij zich te jong achtte voor een echtverbintenis. Maar voor de loop van de vaderlandse geschiedenis was het belangrijker dat hij de invloed onderging van de filosofische stroming die zich afzette tegen het rationalistische verlichtingsdenken. Zijn geschrift Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte vormt de neerslag van zijn kennismaking met de Romantiek.
9. Is dat geschrift uit 1824 nu nog lezenswaardig?
Het is van een hoog abstractieniveau en in moeizaam Duits geschreven. Maar het betoog werpt licht op de intellectuele ontwikkeling van de auteur. Centraal staat de gedachte dat de geschiedenis ‘ein werdendes Ganzes’ is, een geleidelijk ontwikkelingsproces met de maatschappij als organisme waarvan de delen onverbrekelijk samenhangen met het geheel. Dit betekent dat revolutionaire pogingen om radicaal met het verleden te breken en een geheel nieuwe maatschappij uit de grond te stampen, onvermijdelijk op een catastrofe uitlopen.
10. Hij was geen revolutionair?
Hij koesterde een gevoelsmatige en principiële weerzin tegen grote politieke omwentelingen. Hij verafschuwde bijvoorbeeld de Franse Revolutie (1789), die in één klap het ‘kunstig raderwerk’ had weggevaagd van privileges en vrijheden dat de vorst in zijn mogelijkheden beperkte en die de staat daarna almachtig had gemaakt.
11. Was hij ook geen principieel liberale denker?
Intellectueel kan hij eerder een conservatief worden genoemd. Liberalen denken vanuit het individu en beoordelen de maatschappelijke situatie aan de hand van hun idealen. Thorbecke had, net zoals conservatieve denkers, een afkeer van abstracties. De (liberale) verlichtingsfilosofen hadden met hun theoretische wijsheden te weinig oog voor de historische evolutie. Hij benadrukte ook dat de menselijke ontwikkeling plaats heeft in wisselwerking met wat er in de omgeving gebeurt. Bij het in abstracte zin filosoferen over de rechten en plichten van individuen dreigt uit het oog verloren te raken dat zij deel uitmaken van een collectief met een historische traditie.
12. Hoe kan een conservatief dan een liberale hervormer worden?
Dat komt doordat Thorbecke wilde handelen in overeenstemming met de loop van de dingen. Hij zag zichzelf niet als iemand die geschiedenis maakt, maar als iemand die de taak heeft de wil van de geschiedenis uit te voeren. Een intellectueel probleem is wel dat lastig objectief valt vast te stellen wat ‘de wil van de geschiedenis’ is. Oneerbiedig gezegd komt de filosofie van Thorbecke neer op de Hollandse zegswijze ‘zoals de wind waait, waait mijn jasje’.
13. De historische wind woei dus de liberale kant op?
Goed voor de reputatie van Thorbecke was dat hij de tekenen des tijds van zijn eeuw interpreteerde op een manier die het nageslacht aanstaat. Zo betoogde hij in 1844 in zijn befaamd geworden voordracht Over het hedendaagsch staatsburgerschap dat ‘het beginsel van algemeen stemregt in de Staatsgeschiedenis onzer eeuw ligt’. Invoering van het kiesrecht achtte hij onontkoombaar.
14. Welke tekenen des tijds zag hij scherp?
In het bijzonder die onvermijdelijke democratisering. Hij vond de Franse revolutionairen aanmatigend en gevaarlijk, maar stelde tegelijk vast dat hun dadendrang wel aan het denken zette. Hij zag de noodzaak van veranderingen in. Hij wilde, in de woorden van de Ierse conservatief Edmund Burke, preserve by changing, waardevolle elementen van de vaderlandse traditie in stand houden door veranderingen toe te laten.
15. Hoe zag hij eruit?
De bekende jurist Cornelis van Vollenhoven gaf in een boek uit 1931 over professor Thorbecke een beeldende omschrijving: ‘schraal, nogal lang, kaarsrecht, stijf; van een mal soort leelijkheid, met vaalrossige gelaatskleur; vergist zich nooit, verspreekt zich nooit, hoeft nooit naar het rechte woord te zoeken; weet alles; lijkt onaandoenlijk en onfeilbaar.’
16. Was hij een aangename persoonlijkheid?
Zo werd hij niet ervaren. Zijn koele, enigszins hooghartige houding wekte afkeer. Mensenkennis was niet zijn sterkste eigenschap en hij wist met zijn stroefheid en ongenaakbaarheid anderen nauwelijks voor zich in te nemen. Dit stond warme vriendschappen in de weg en speelde hem parten in zijn politieke loopbaan.
17. Hoe was zijn liefdesleven?
Hij trouwde op 38-jarige leeftijd met de half zo oude Adelheid Solger, die hij uit zijn Duitse tijd kende. In zijn vele brieven aan haar sprak hij haar aan met tedere benamingen als ‘mijn wangetje’, ‘zoet hartje’ en ‘allerliefst madonnaatje’. In zijn correspondentie laat hij zich sowieso zien van een warme kant die de buitenwacht niet kende. Zijn vader noemde hij een ‘heerlijke man’ met ‘zijn weemoedige, innige, glanzende blik’ en zijn moeder ‘het licht mijner kinderjaren’. Hij koppelde een heftig gevoelsleven evenwel aan een koel verstand. Hij was een romanticus die zich in zijn publieke optredens koel en gereserveerd opstelde.
18. Had hij een gelukkig huwelijk?
Zeer gelukkig. Zijn brieven tonen ook een liefhebbende echtgenoot. Het was een liefde en kameraadschap tot de dood. Toen de intelligente en blijmoedige Adelheid in maart 1870 overleed, was haar echtgenoot een gebroken man. Twee zoons, Herman en Rudolf, waren ten tijde van haar dood al overleden, drie kinderen overleefden het echtpaar: Willem, Jetje en Marie. De dochters kregen de rest van hun leven een pensioen van de staat.
19. Was hij een goede spreker?
In 1992 werd de Thorbeckeprijs voor welsprekendheid ingesteld, die werd toegekend aan politici met een volgens de jury bijzonder oratorisch talent. Zoals Nen van Ramshorst (GroenLinks) en Jêrome Schellings (D66). De staatsman naar wie de onderscheiding is vernoemd, was zelf geen enorm begeesterende spreker. De in de echt verbonden historici Jan en Annie Romein noemden hem in hun Erflaters van onze beschaving een ‘politicus zonder phrase’, een man die het niet nodig achtte, of niet in staat was, harten voor zich te winnen met verbale krachtpatserij. Aan draagvlak creëren deed hij niet. Zorgvuldig formuleren en scherp debatteren kon hij overigens wel.
20. Hoe werd de classicus politicus?
Een van zijn studenten in Gent herinnerde zich hem als een mager, stijf, zorgvuldig gekleed Hollands heertje dat zeer afgezonderd leefde en het grootste deel van zijn tijd in zijn studeerkamer doorbracht. Maar als hoogleraar rechtsgeleerdheid in Leiden kreeg hij steeds meer belangstelling voor de praktische politiek. Zo begon hij twijfels te koesteren over de juistheid van de autocratische politiek van koning Willem I. Hij werd actief in de gemeenteraad van Leiden en trad toe tot de Tweede Kamer.
21. Wat wilde hij bereiken?
In het bijzonder een fundamentele constitutionele hervorming, zoals aangekondigd in 1839, in zijn Aantekening op de grondwet. Dit geschrift werd vanwege de effecten ‘een schot in een slapend woud’ genoemd. Als Kamerlid diende hij met acht collega’s een wetsvoorstel in voor ingrijpende staatsrechtelijke hervormingen. De Negenmannen wilden onder meer rechtstreekse verkiezingen van de Tweede Kamer en volledige ministeriële verantwoordelijkheid (ministers zijn daarbij geheel verantwoordelijk voor de woorden en daden van het staatshoofd).
22. De Koning vond al die dadendrang zeker niks?
Monarchen houden doorgaans niet zo van hervormingen en democratisering. Willem II liet zelfs weten liever naar het schavot te gaan dan in te stemmen met een liberale grondwet die zijn macht indamde. Maar in het revolutiejaar 1848 werd hij zenuwachtig van alle politieke en maatschappelijke onrust in naburige landen en veranderde hij naar eigen zeggen in één nacht van een conservatief in een liberaal. Hij liet Thorbecke met een staatscommissie een nieuwe grondwet opstellen en hielp de vader van de parlementaire democratie deze door het parlement loodsen.
23. Wanneer werd hij premier?
Deze term bestond in de negentiende eeuw nog niet. Maar van 1849 tot 1853 leidde Thorbecke als minister van Binnenlandse Zaken een kabinet dat naar hem is genoemd. Het bracht erg veel tot stand. De legislatieve dadendrang leidde onder meer tot een kies-, post-, munt- en telegraafwet.
24. Verrees toen het ‘huis van Thorbecke’?
Lees ook deze bijdrage van Gertjan van Schoonhoven: Levend erfgoed: het huis van Thorbecke
Dat klopt. Het ideaal van de naamgever was een open samenleving waarin de delen vanuit eigen kracht een zelfstandige ontwikkeling doormaken en tegelijk op organische wijze met elkaar verbonden zijn. Het kabinet-Thorbecke voerde een reeks wetten door die dit ideaal dichterbij bracht. Sommige bleken duurzaam. De Provinciewet en de Gemeentewet, die lagere overheden een grote ruimte gunden, hebben lang in haast onveranderde vorm voortbestaan.
25. Waardoor sneuvelde zijn eerste kabinet?
In 1853 wensten de katholieken een herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Een verbond van antipapistische notabelen, kleine luiden en dominees – de Aprilbeweging – beschuldigde Thorbecke van roomse sympathieën, alleen maar omdat hij zich, als voorstander van vrijheid van vereniging en scheiding van kerk en staat, niet met religieuze aangelegenheden wilde bemoeien. Het calvinistische verzet, dat luid steun betuigde aan ‘Koning en Vaderland’, was dermate sterk dat hij zijn ontslag moest aanbieden. De bazige sfinx was zeker niet alom geliefd. Er was zelfs sprake van ‘Thorbeckofobie’.
26. Was hij een goede oppositieleider?
Vanwege zijn staatsrechtelijke prestaties was zijn aanzien als Kamerlid vanzelf groot. Maar hij was een echte bestuurder en had weinig op met het ‘parlementaire gladiatorschap’, zoals hij het werk van Kamerleden noemde. Hij was dan ook blij dat dat hij, na negen jaar in de oppositiebanken, op 64-jarige leeftijd weer ‘met de spade op den schouder’ als minister aan de slag kon gaan.
27. Was dit tweede kabinet ook succesvol?
Vooral in economisch opzicht presteerde het van 1862 tot 1866 veel. De havens kregen een stimulans door het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg mogelijk te maken en de infrastructuur werd met nieuwe spoorwegen verbeterd. Mede door afschaffing van accijnzen werd de economie in rap tempo geliberaliseerd. En afschaffing van de uitvoerrechten en verlaging van de invoerrechten bevorderden de handel. ‘De Thor’ was dan ook een groot voorstander van vrijhandel.
28. En de hbs?
Deze zegen voor het land mag zeker niet onvermeld blijven. Met de Middelbaar onderwijswet schonk hij het nageslacht de hogere burgerscholen die vele generaties jongeren zo goed onderwijs hebben verschaft. En passant schafte het kabinet nog de slavernij in de toenmalige koloniën af.
29. Is het denken van deze krachtpatser ‘actueel’?
Ach, hij grossierde niet in tijdloze theorieën. Als man van de praktijk reageerde hij op de noden van zijn tijd. En die verschillen aanzienlijk van die van het Nederland van de 21ste eeuw.
Lees meer over de religieuze achtergrond van de invloedrijkste premier uit de vaderlandse geschiedenis: Het panentheïsme van Johan Rudolf Thorbecke
30. Maar hij zei toch wel nog behartigenswaardige dingen?
Zeker. Zo vond de wijze architect van de Grondwet de Eerste Kamer zonder grond en doel. Hij legde helder uit dat het overdoen van het werk van de Tweede Kamer vooral nutteloze vertraging tot gevolg heeft. Wanneer de senaat een eigen koers gaat varen en tot andere oordelen komt dan de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers, zou dat slechts een aanleiding vormen ‘tot misnoegen en tweespalt’. Als dat geen juiste, actuele analyse is!
31. Was hij ook niet voor constitutionele toetsing?
Inderdaad, een minpuntje. Hij meende dat rechters wetten aan de hem zo dierbare Grondwet (‘eene nationale kracht’) mogen toetsen. Hij voorzag waarschijnlijk niet de opmars van linkse, voor het leven benoemde rechters die hun ondemocratische bevoegdheden misbruiken om politiek te bedrijven en een progressieve agenda door te drukken.
32. Was Rita Verdonk geen fan?
Lees meer over de grote staatsman: Thorbecke, een inspirerende hervormer zijns ondanks
Toen IJzeren Rita de baas wilde worden in de VVD en de vraag kreeg welke lectuur er op haar nachtkastje lag, luidde het antwoord dat dit het werk van Thorbecke was. Een van de keren dat de kandidaat-lijsttrekker onbedoeld de lachers op haar hand kreeg. Het is erg onwaarschijnlijk dat Verdonk ’s avonds in haar bedje Aanteekening op de Grondwet lag te lezen. Thorbecke wordt niet herinnerd en gewaardeerd als denker of schrijver, maar als staatsman. Zijn beroemdste uitspraak is niet voor niets: Wacht op onze daden. En die daden waren groot en groots.
33. Had Multatuli niet een enorme hekel aan hem?
Inderdaad. De auteur van de Max Havelaar bedacht 106 grafschriften voor Thorbecke die hij een bijzonder middelmatige figuur met een geringe intelligentie en een ontstellend gebrek aan politiek inzicht vond. ‘De man die begraven leit, stak uit in onuitstekendheid,’ was een van Multatuli’s venijnige teksten. Een nogal onbillijk vonnis. Nou ja, aan de politieke oordelen van literatoren kan in de regel beter niet zoveel waarde worden gehecht.
34. Zou hij nu VVD stemmen?
Onmogelijk te zeggen. Het Nederland van de negentiende eeuw valt niet te vergelijken met dat van het heden. Hij was wel een daadkrachtige figuur die stoer een zelf uitgestippelde koers voer. Dus hij zou vermoedelijk niet overlopen van enthousiasme voor de opportunistische allemansvriend die momenteel de VVD leidt.
35. Halen kunstenaars hem niet vaak instemmend aan?
Ja, maar zonder veel begrip van zijn opvattingen. Het gaat om een uitspraak uit 1862 in het parlement: ‘De Regeering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst.’ In culturele kring wordt deze bewering, doorgaans in verbasterde vorm, geciteerd om aan te geven dat de politiek zich niet moet bemoeien met de toekenning van prijzen en subsidies. Maar Thorbecke wilde helemaal geen belastinggeld besteden aan particuliere hobby’s als het bedrijven van kunst. Een liberaal, maar tegenwoordig niet zo populair standpunt.
36. Was hij überhaupt geen tegenstander van staatsingrijpen?
Nee, dat is te sterk uitgedrukt. Hij meende dat de overheid hier en daar een ondersteunende rol kan en moet spelen. Maar hij was bijzonder enthousiast over het vrije spel der maatschappelijke krachten en wilde de rol van de staat zo beperkt mogelijk houden. Vergeleken met de staatsonthouding die hij op economisch terrein voorstond, lijkt het verzorgingsstaatliberalisme van de VVD op een extreme vorm van socialisme. Binnenkort zal een of andere vooringenomen linkse historicus hem wel als grondlegger van het neoliberalisme aanwijzen.
37. Kreeg hij geen kritiek op zijn ‘neoliberalisme’?
In de loop der jaren steeds meer. Ook in eigen kring. Een nieuwe generatie liberalen, met Samuel van Houten (van het Kinderwetje van 1874) als belangrijkste boegbeeld, schilderde hem af als een bekrompen, behoudzuchtige vertegenwoordiger van de oude garde zonder sociaal hart. Aan het begin van zijn politieke loopbaan kreeg hij het verwijt te veel overhoop te willen halen, aan het eind werd hij gekritiseerd omdat hij te weinig de noodzaak van sociale veranderingen zou beseffen. Daar schuilt een zekere tragiek in.
38. Wist hij op zijn oude dag nog veel te bereiken?
Nee. Zijn rol was uitgespeeld. Op zijn 73ste begon hij aan zijn derde kabinet, maar hij was geestelijk en lichamelijk verzwakt. Van de voorgenomen hervorming van het leger en herziening van het belastingstelsel kwam niets terecht.
39. Hoe was zijn levenseinde?
Eind 1871 werd hij geveld door een ziekte, waarvan hij niet meer zou herstellen. Hij bleef wel in functie, maar was aan zijn Haagse huis, op de hoek van de Koninginnegracht en de Javastraat, gebonden. Nog slechts één keer, in april 1872, verscheen hij, onrustbarend hoestend, in de Tweede Kamer. Vijf dagen voor zijn dood zorgde hij er per telegram wel voor dat Aletta Jacobs als eerste vrouwelijke student werd toegelaten aan een universiteit. Op 4 juni 1872 kwam hij te overlijden aan de gevolgen van een longontsteking. Zijn begrafenis drie dagen later had een sober karakter, maar trok wel duizenden belangstellenden.
40. Waar werd hij begraven?
Johan Rudolf Thorbecke kwam te liggen op de Algemene Begraafplaats Kerkhoflaan in Den Haag. Naast zijn grote liefde, zijn ‘zoet hartje’ Adelheid.