De jury van de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs voor geschiedenis heeft dit jaar drie scripties genomineerd uit de zes ingediende masterscripties. Eén daarvan is zelfs al in boekvorm verschenen. De prijs wordt in samenwerking met weekblad EW voor de negende keer uitgereikt.
De jury maakt de winnaar bekend op zaterdag 28 januari 2023 om 14:00 uur op een bijeenkomst van de historische vereniging Vrienden van De Witt in De Kargadoor, Oudegracht 36 in Utrecht. Deze bijeenkomst is gratis toegankelijk voor genodigden en belangstellenden. De drie genomineerden zullen worden geïnterviewd. Uitgeverij Verloren zal ingaan op recente historische publicaties. Historica Jessica den Oudsten zal terugblikken op haar voorbije jaar, nadat zij in maart 2022 zelf de scriptieprijs won.
Lees ook over de winnaar van vorig jaar: Achtste Johan de Witt-scriptieprijs naar Jessica den Oudsten
De scripties dienen betrekking te hebben op de Republiek der Nederlanden in de zeventiende eeuw. De prijs voor de beste masterscriptie bestaat uit een bedrag van € 1.500, een boekenpakket en een jaarabonnement op weekblad EW.
Wat zijn de drie genomineerde historische scripties?
Het literaire werk van Elisabeth Koolaart-Hoofman en haar betrokkenheid bij de Republiek der Letteren staan centraal in de masterscriptie van Aron Lucas Ouwerkerk (Decus reipublicae litterariae, Universiteit Utrecht).
De zeventiende-eeuwse auteur Elisabeth Koolaart-Hoofman schreef veel Latijnse gedichten. Als vrouw zag zij zich genoodzaakt dit in de beslotenheid en geborgenheid van haar huiskamer te doen. De weg van haar werk naar de buitenwereld voerde daarmee niet via uitgevers, maar via haar netwerk van intieme vrienden. Koolaart-Hoofman probeerde via haar werk aan te sluiten bij het netwerk van de Republiek der Letteren.
In de scriptie van Ouwerkerk staan haar pogingen hiertoe centraal, vooral gericht op haar correspondentie met Theodorus Janssonius van Almeloveen. Die briefwisseling leidde tot een hechte vriendschap tussen beiden en kenmerkte de gelijkwaardigheid tussen twee schrijvers die elkaars werk op integere wijze beoordeelden, wat kenmerkend was voor de onderlinge verhoudingen in de Republiek der Letteren.
Elisabeth Koolaart-Hoofman koos er bewust voor haar werk niet te publiceren, ondanks de pogingen van Van Almeloveen dit wel te doen. Haar angst voor mogelijk negatieve reacties was haar belangrijkste motivatie om hiervan af te zien. De scriptie toont aan dat Koolaart-Hoofman ondanks de beperkingen die ze als vrouw ondervond wel degelijk een rol kon spelen binnen de Republiek der Letteren. Haar correspondentie in die wereld reikte verder dan alleen die met Van Almeloveen. Niettemin bleef deze wel beperkt tot de kring van bekenden en vrienden.
Een bewogen jaar in het Zutphen van 1572
De masterscriptie van Johan Visser (De geschiedenis van een bloedbad. Zutphen en 1572’ Universiteit Leiden) onderzoekt het bloedbad in Zutphen na de Spaanse inname in 1572 en de herinnering aan deze gebeurtenis.
Voor de stad Zutphen was 1572 een zeer bewogen jaar dat eindigde met de Spaanse inname op 16 november die nog tot 1591 zou duren. Zutphen had eerder dat jaar de zijde van de opstandelingen gekozen en was nu een van de doelen van de Spaanse herovering. De stad werd na de Spaanse inname heftig geplunderd, waarbij volgens de verhalen een bloedbad onder de bevolking plaatshad. De Spaanse inname van Zutphen zou daarmee te vergelijken zijn met de bloedbaden die plaatshadden in Mechelen en Naarden in datzelfde jaar.
De scriptie toont aan dat dit traditioneel nationalistische beeld van de gebeurtenissen rond de inname van Zutphen erg eenzijdig is en niet volledig met de waarheid overeenkomt. Het kiezen van de kant van de Opstand was niet geheel vrijwillig geweest, terwijl het bewind van geuzenleider Van den Berg was gericht op uitbuiting van de regio en leidde tot economische ellende voor de bevolking. De Spaanse inname leidde weliswaar tot grootscheepse plunderingen, maar niet tot een bloedbad onder de Zutphense bevolking.
Dit komt tot uiting in het ontbreken van een lokale herinneringscultuur. De complexiteit van de omstandigheden versterkte het gedeelde gevoel om deze gebeurtenis te vergeten. Toen de traditionele herinneringscultuur ontstond in de Republiek van de zeventiende eeuw, werd het verhaal van het ‘bloedbad’ van Zutphen nieuw leven ingeblazen. Het bloedbad kon op deze wijze worden gebruikt om de voortzetting van de oorlog tegen Spanje te rechtvaardigen. De scriptie toont aan dat herinneringscultuur een waardevol perspectief biedt op het verleden, en om zo dichter bij de waarheid te komen.
Deze scriptie is inmiddels als boek verschenen bij Boom Uitgevers Amsterdam onder de titel: Zutphen 1572. De geschiedenis van een bloedbad.
Exclusieve gerechten als politiek wapen
De relatie tussen eetcultuur en de politieke positie van stadhouder Willem Frederik staat centraal in de masterscriptie van Iris Witzenburg (Maaltijden aan het Friese stadhouderlijke hof, Rijksuniversiteit Groningen).
Eetcultuur speelde een belangrijke rol binnen de hofcultuur van de zeventiende eeuw. Vorsten konden door het overdadig opdienen van exclusieve gerechten indruk maken op hun gasten en onderdanen om zo hun prestige te vergroten. Dit gold in mindere mate voor regionale machthebbers, zoals de Friese stadhouders. Deze stadhouders met hun hof in Leeuwarden stonden internationaal in bescheiden aanzien, maar dat aanzien groeide door het ontbreken van een Hollandse stadhouder in het midden van de zeventiende eeuw.
Deze toename aan prestige manifesteerde zich onder meer in de ontwikkeling van de eetcultuur ten tijde van Willem Frederik. De scriptie toont aan dat deze stadhouder de ontwikkelde eetcultuur echter niet primair gebruikte om indruk te maken, maar om persoonlijke vriendschappen te versterken en politieke doelstellingen te behalen. Het aanbieden van speciale producten, zoals perziken en drank, was onderdeel van het sluiten van persoonlijke vriendschappen.
Het schenken van dergelijke producten was volgens de Friese stadhouder tweerichtingsverkeer, waarbij hij ook geschenken van de tegenpartij verwachtte. Voorbeelden van deze politieke gastronomie zijn de vele maaltijden die Willem Frederik aanbood aan zijn katholieke edelen om hiermee hun loyaliteit te winnen en aan Amalia van Solms om haar gunstig te stemmen ten aanzien van een mogelijk huwelijk met een van haar dochters. Eten en drinken hadden in de zeventiende eeuw een sociale en politieke functie, waardoor het bestuderen van de eetcultuur inzicht verschaft in de heersende politieke verhoudingen en ambities.
Wie zitten er in de jury?
De jury van de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs bestaat uit dr. D. Onnekink (UU, Utrecht), dr. J. van der Steen (UL, Leiden), dr. R. Baars (RUG, Groningen), dr. E. Baakman (RUN, Nijmegen), dr. J. van Tol (UvA, Amsterdam), dr. I. Huysman, voorzitter (Huygens ING-KNAW) en dr. L. de Jonge, secretaris (WU, Wageningen).