Piet Paris: ‘De liefde voor mode is het motortje waarop ik draai’

Piet Paris, Foto: Guido Benschop

Mode-illustrator Piet Paris (61) ziet dat zijn werk steeds beter wordt. Daarom gaat hij door. Maar soms vraagt hij zich af wat de noodzaak is. ‘Ik doe iets waarvan niemand wakker ligt.’

Piet Paris kan nog vrolijk huppelen. Als hij een rondleiding geeft in het Amstelveense Museum JAN, bijvoorbeeld. Daar is tot half juni de expositie Piet Paris e.a. te zien. De internationaal vermaarde mode-illustrator neemt de bezoekers mee langs zijn werk, de daarbij opgestelde glaskunst van het museum en de jurken van bekende mode-ontwerpers die hij in zijn kenmerkende stijl tekende en voor de gelegenheid naar Amstelveen haalde.

En hij vertelt. Over hoe hij werkt. Dat hij nog steeds alles met de hand en potlood doet en er geen computer aan te pas komt. Dat hij geregeld tientallen schetsen maakt, voordat hij – telkens het overbodige uit opeenvolgende versies weglatend – tot het gewenste resultaat komt. ‘Simpel, met vlag en wimpel,’ is zijn credo. ‘Maar iets simpel maken, is nog niet zo simpel.’

Soms blijven er maar enkele zwarte lijnen op het witte vel over. Paris doet dit werk ruim dertig jaar. ‘Nee, simpel beginnen, kan ik niet. Het papier moet eerst vol zijn, daarna maak ik het leeg en zuiver.’ Aan gummen doet hij niet. ‘Dan is het alsof ik mezelf uitwis, letterlijk en figuurlijk.’ Hij tekent op een lichtbak. Is een schets klaar, dan draait hij het papier om. Wat hij wil behouden, trekt hij over. De rest laat hij voor wat het is.

Zijn manier van werken heeft iets ‘primitiefs’

Paris vindt dat ‘naïviteit wordt onderschat’. In het boekje dat voor de expositie is gemaakt, vertelt hij dat hij graag met eenvoudige middelen werkt: plakken, knippen, snijden. Dat doet hij voor zijn collages. ‘Met kinderachtige vrolijkheid kan ik me verheugen op het moment dat ik met een kloddertje spuitlijm een paar oorbellen op een hoofdje kan plakken.’

Piet Paris, Foto: Guido Benschop

Pieter ’t Hoen (Den Haag, 1962) is mode-illustrator onder het alias Piet Paris. Was jaren hoofdcurator van de Arnhem Mode Biënnale. In 2008 ontving hij de belangrijkste modeprijs van Nederland, de Grand Seigneur.

In zijn atelier op een industrieterrein in Diemen zegt hij: ‘Ik neem mijn vak serieus, maar de manier waarop mijn werk ontstaat – met de technieken die ik gebruik en de materialen – heeft iets kinderlijks, iets primitiefs. Ik zou het niet anders willen. Illustratietechnieken die in de computer zitten, vind ik naar. De programma’s zijn door anderen gemaakt, de tools zijn voorgekauwd. Ik krijg dan niet het gevoel dat ik de volledige controle heb.

‘Waar ik me tegenwoordig meer van bewust ben, is dat ik iets aan het ontwerpen ben. Ik teken niets na. Ik maak op basis van een jurk van iemand een eigen ontwerp, een illustratie. En als je iets ontwerpt, dan moet dat ergens vandaan komen, een oorsprong hebben. Die vind ik niet in een computer.

‘Ik word heel blij van zo’n project in het museum. Als ik mijn werk mag uitleggen, dan huppel ik – in mijn hoofd, bijna ook in mijn motoriek. Daar moet ik een beetje mee opletten. Mensen zouden kunnen denken: Piet zit nog op de kleuterschool. Dat wil ik voorkomen. In mijn atelier huppel ik niet, maar ik kan wel echt gelukkig zijn met een tekening.’

Paris heeft volop twijfels over zijn vak

Die voldoening is broodnodig. Ter compensatie. De kleine, lieve en doorgaans voorzichtig formulerende man, die eigenlijk Pieter ’t Hoen heet, twijfelt volop. Hij maakte werk voor tal van gerenommeerde modetijdschriften en merken in de luxe-industrie, waaronder Prada en Viktor & Rolf. Hij exposeerde wel vaker, het Rijksmuseum heeft drie illustraties van hem in de collectie, het Centraal Museum in Utrecht meer dan tien.

Het is niet zo dat de Koning en Koningin hebben bedacht dat er in Nederland een mode-illustrator moet zijn. Ik ben ook niet op een ochtend wakker geworden met het idee: dat word ik

En toch: ‘Ik doe iets waar niemand wakker van ligt. Het is niet zo dat de Koning en Koningin hebben bedacht dat er in Nederland een mode-illustrator moet zijn. Ik ben ook niet op een ochtend wakker geworden met het idee: dat word ik. Dit beroep is niet noodzakelijk. Mode-ontwerper misschien nog wel, maar modetekenaar?

‘Ik krijg vaak de vraag: waarom maak je een tekening, een foto gaat toch sneller? Daar geef ik geen antwoord meer op. Ik maak zo’n tien tekeningen per maand en geef twee dagen per week les aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Dat maakt me relevant, dat snap ik. Maar op mijn zwakke momenten denk ik: lekker belangrijk. Hoe verklaar ik mezelf en wat ik doe?’

Hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn talent

Voor de lol maakt Paris weleens een tekeningetje van zichzelf. Daarvan neemt hij een foto en die verstuurt hij als appje. Aan een serieus zelfportret waagde hij zich nooit. ‘Ik heb portretten van anderen getekend, maar om nou zelf voor de spiegel te gaan zitten… Dat is nergens voor nodig.’

Maar stel dat. ‘Zwart-wit, twee enorme wallen onder mijn ogen, van die dijken. Een potlood door mijn hoofd, hier erin, daar eruit. Ik zou wel een vogeltje op mijn schouder durven zetten. Waarom door mijn hoofd? Omdat je voor dit werk een beetje gek moet wezen. Het is geen alledaags beroep. Ook geen makkelijk beroep. Je moet er moeite voor doen. Elke illustratie is het sluitstuk van een traject.

‘Ik ben geen perfectionist, wel veel­eisend voor mezelf. Ik voel me verantwoordelijk voor mijn talent en loopbaan. Daar wil ik niet slordig mee omgaan. Ik heb niet te klagen, hoor, maar hoewel ik dit al lang doe, blijft het een gedoe om opdrachten te vinden. Ik heb een agent in Parijs die werk voor me zoekt en dat levert gelukkig steeds wat op, maar het is niet zo dat de telefoon constant overgaat.

‘Mensen denken dat ik in Parijs woon en dertien mensen in dienst heb. Ze hebben een vrij romantisch beeld van mijn werk en mijn loopbaan. Omdat het mode is, zal hij een hoop feestjes hebben. Bij deze expositie wilde ik melden dat het vaak niet zo romantisch is. Dat mocht wel een keer, vond ik.’

Paris kan niet zittend illustreren

Elke ochtend om negen uur is Paris in zijn atelier, een donkere ruimte van zo’n 20 vierkante meter. De lichtbak gaat als eerste aan. Hij zit daar in zijn eentje. Veel afleiding is er niet op het Diemense industrieterrein. ‘Ik heb wel iets met een lelijke omgeving. Meer dan met de Jordaan bijvoorbeeld, waar ik ook een tijd heb gewerkt. Ik kan hier nergens naartoe.’

Om vijf uur keert hij op de fiets huiswaarts, naar de Amsterdamse Watergraafsmeer, waar hij woont met zijn man Marc, met wie hij 24 jaar samen is. ‘Nine to five? Als je het zo zegt, klinkt het vreselijk. In de avond werken, doe ik niet meer. Wel in het weekeinde – graag zelfs. Ik geloof niet zo in dat heilige weekeinde. Best vreemd dat mensen dan twee dagen niet werken. Ik neem liever op andere dagen vrij.’

Hij staat de hele dag. De knieën hebben het lastig. Zittend illustreren lukt hem domweg niet. ‘Ik heb van alles geprobeerd. Stoelen, krukken, maar voordat ik het weet, sta ik weer. Tegenwoordig is het een beetje hangen. Maar goed: dat is allemaal niet zo heel interessant.

‘Je hebt van die momenten dat je over van alles nadenkt. Dat had ik toen ik zestig werd. Doe ik er nog toe? Hoe moet het nou verder? In de mode draait het om jong, veelbelovend, fris en fruitig. Ik vind dat ik op leeftijd ben, ja. Niet dat ik moeite heb met ouder worden, hoor.

‘Het werk dat ik nu maak, is mijn beste werk. Ik merk dat ik nog steeds groei. En ik voel dat er na al die jaren ruimte is voor verbetering. Gek, ik verbaas me daar zelf ook over. Daarom houd ik het vol en ga ik ermee door.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Als klein jongetje speelde hij met Barbies

Pieter ’t Hoen groeide op in een rooms-katholiek gezin in Rijswijk, net onder Den Haag. Drie oudere zussen, een jongere broer en zus. Zijn vader was boekhouder, maar had eigenlijk pater willen worden. ‘Hij heeft op het seminarie gezeten. Of hij daarmee is gestopt omdat hij mijn moeder ontmoette of om een andere reden, vertelt de geschiedenis niet. Of het thuis streng was? Wat is streng? We gingen elke zondag naar de kerk. De katholieke feestdagen werden groots gevierd.

Dat ik homoseksueel was, droop er al op mijn elfde vanaf. Wie dat niet zag, was blind. Mijn ouders vonden het geen probleem, geloof ik, maar ze hielpen me ook niet

‘Mijn vader kon goed tekenen. Dat was zijn hobby. Hij volgde tekencursussen. Het lesmateriaal lag voor het grijpen voor me. Ik kende het uit mijn hoofd. Wat mij ook enorm hielp, was dat we een enorme boekenkast hadden staan vol prachtige kunstboeken. Op de basisschool haalde ik alleen maar achten en negens voor tekenen. Ik heb alle tekeningen bewaard.’

Hij wilde mode-ontwerper worden, wist hij al heel vroeg. ‘Ik ben een klassiek geval, hoor. Als klein jongetje speelde ik met Barbies. Mijn zusjes hadden vrouwen-Barbies, ik mannen-Barbies. Ik weet niet beter dan dat ik met Barbies zat.’

Zijn ouders lieten hem begaan. ‘Dat ik homoseksueel was, droop er al op mijn elfde vanaf. Wie dat niet zag, was blind. Mijn ouders vonden het geen probleem, geloof ik, maar ze hielpen me ook niet. Ze stelden geen vragen, er werd niet over gesproken. Ik moest alles zelf uitzoeken.’

Paris bleef langer op de academie om te leren praten

Net op de kunstacademie in Arnhem kwam hij uit de kast. Achttien jaar oud, vol issues, lijdend aan diverse eetstoornissen, barstend van de ambities om een groot ontwerper te worden. ‘Ik was totaal in de war. De opleiding was heel confronterend.’ De door docenten aangewakkerde competitie was hard. Leerlingen werden tegen elkaar opgezet.

Zijn tekentalent werd snel opgemerkt. ‘Voor ik het wist, had mevrouw Lamaker, de hoofddocent tekenen, mijn tekeningen als voorbeeld in de gang opgehangen. Maar ze kon je ook ontzettend afbranden. Dan legde ze je tekeningen op de vloer en liep ze eroverheen.’

Hij overwon de meeste van zijn problemen, hield vol en studeerde af als ontwerper. Maar hij kreeg wel het dringende advies om nog een jaar te blijven op de vrije afdeling. Om te leren praten over zijn werk – iets wat bij mode nauwelijks gebeurde. Zelf zegt hij: ’Ze hielden me een jaar vast. Zo ver ging het: ik kon niet praten. Ik heb dat moeten leren.’

Foto: Guido Benschop
Foto: Guido Benschop

Na de kunstacademie trok hij liftend naar Milaan

Veertig jaar later is de onzekerheid niet weg. Bijna aan het eind van het interview vraagt Paris: ‘Praten blijft een dingetje voor me. Vind je niet?’ Hij kan nog steeds niet tegen conflicten, tegen narigheid. ‘Ik kom uit een schijnheilige omgeving. Thuis werd er nooit gedebatteerd. Als er een keertje ruzie was, dan werd het meteen heel vervelend. Intussen kan ik met Marc wel praten als er iets niet goed is, maar dat heeft best een tijd geduurd.’

Ik ontdekte in New York dat ik niet in een omgeving wilde zijn waarin ik me niet goed kon uitdrukken. Als ik in een andere taal moet praten over gevoelens en emoties, voel ik me heel dom.

In dezelfde week dat hij de kunstacademie verliet, vertrok hij liftend naar Milaan. Hij zou ook korte periodes in Parijs, Tokio en New York werken. Een loopbaan als ontwerper zag hij niet meer zitten. In Nederland begon hij als mode-­illustrator bij de Volkskrant. Later zou hij – behalve voor modebladen – tekenen voor onder meer De Telegraaf en EW. Paris was ook vijf jaar creative director van het maandblad Harper’s Bazaar Nederland.

In New York kreeg hij een ‘geweldige baan’ aangeboden. ‘New York was het leukst. Ik heb die baan niet aangenomen. Achteraf heb ik daar wel spijt van gehad.’ Lachend: ‘Nu zit ik in Diemen, hè.’ De reden? De taal. ‘Tekenen doe je natuurlijk niet in een taal. In mijn werk red ik me wel met mijn Engels. Ik geef ook les in het Engels. Dat is veelal technische uitleg en dat gaat goed.

‘Ik ontdekte in New York dat ik niet in een omgeving wilde zijn waarin ik me niet goed kon uitdrukken. Hoe moest ik me staande houden, een liefde vinden? Als ik in een andere taal moet praten over gevoelens en emoties, voel ik me heel dom. En zo voel ik mezelf niet graag. Ik was in die tijd heel knap, ik heb flirts en kortstondige liefdes gehad in New York, maar ik wilde daar niet leven. Ik moet in het Nederlands al zoeken naar woorden.’

In Nederland moet je mode altijd verstandelijk verantwoorden

Paris zegt dat hij soms ‘kriegel’ wordt van het intellectueel doen over mode. ‘In Nederland mag je je, lijkt het wel, alleen maar bezighouden met mode als je dat verstandelijk kunt verantwoorden. Je moet eerst een concept hebben, waarachter allerlei ideeën en filosofieën schuilgaan.

‘Dat zie je in meer Noord-Europese landen. Een Italiaan of Fransman heeft een mooie stof in zijn handen. Daar voelt hij aan en vervolgens drapeert hij die stof om een model. Dat wordt een prachtige jurk. Iemand gewoon mooi willen maken en laten stralen, dat mis ik weleens in Nederland.’

Dat gezegd hebbende: er is genoeg kwaliteit in Nederland. ‘Ik ben er echt trots op dat ik geregeld door Viktor & Rolf word ingeschakeld. Mohamed Benchellal is de rijzende ster. Hij wordt ook internationaal opgepikt. We hebben afgesproken dat we een keer gaan samenwerken. Voor G-Star heb ik ook werk gemaakt. Ongelooflijk, dat bedrijf. Van niks naar een multinational. Dat vind ik echt bewonderenswaardig.’

Paris merkt dat hij zijn wereld steeds kleiner maakt

Prettige bijkomstigheid voor Paris is dat de Nederlandse modewereld vriendelijk is. ‘Ik houd van de sfeer. Niemand doet echt lelijk tegen een ander. Dat is in andere landen waar de concurrentie veel groter is, wel anders. Ik volg alles. Ik herken nog steeds vernieuwing. De liefde voor mode is het motortje waarop ik draai.’

Mijn relatie, mijn werk, mijn vriendenkring en mijn familierelaties moeten in orde zijn. Ik ga niet meer de boer op

Er is al genoeg narigheid. Zijn man Marc kijkt graag Scandinavische detectives. ‘Die beginnen altijd met iemand die boven komt drijven en enorm dood is. Ik vind het echt belachelijk dat zoiets wordt gemaakt. En dat hij daarnaar kijkt.

‘Ik zie Het Journaal. Omdat ik vind dat ik dat moet doen. Maar wat ik merk, misschien hoort dat bij ouder worden, is dat ik mijn wereld steeds kleiner maak. Ik concentreer me op de dingen die ik kan controleren en zelf in de hand heb. Mijn relatie, mijn werk, mijn vriendenkring en mijn familierelaties moeten in orde zijn. Ik ga niet meer de boer op. Om mezelf te beschermen, denk ik.’