Het kabinet – met D66 voorop – wil deels af van het vetorecht in de EU. Is dat verstandig? En hoe werkt Brusselse besluitvorming dan?
Eind 2022 deed het Hongarije van Viktor Orbán iets wat neerkwam op heiligschennis op Europees niveau. De Hongaarse minister van Financiën blokkeerde in de Europese Raad nieuwe miljardensteun aan het geplaagde Oekraïne, extra sancties tegen Rusland én de minimumbelasting voor multinationals.
In z’n uppie zei Hongarije ‘nee’ tegen hulp aan het land dat in de ogen van Brussel vecht voor alles waarvoor de Europese Unie staat, hielp het de satan in Moskou én hield het een belangrijke belastingmaatregel tegen. Niet omdat het per se tegen deze maatregelen was – al weet je het bij Orbán nooit zeker. Wel in een poging om, in ruil voor zijn stem, miljardensubsidies aan zijn land veilig te stellen, die Brussel achterhield zolang Boedapest rechtsstaat noch persvrijheid respecteerde.
Minister Sigrid Kaag (D66) van Financiën noemde de houding van haar Hongaarse collega ‘meer dan betreurenswaardig’. Het kón volgens haar niet dat Hongarije de beloofde 18 miljard euro steun voor Oekraïne tegenhield. Geld dat bitterhard nodig was om de Oekraïners de winter door te slepen.
Om meer slagkracht te krijgen, ijveren de grote lidstaten voor – deels – afschaffen van het vetorecht
Een veto uitspreken, om op een ander dossier je zin te krijgen: Hongarije is niet het eerste en niet het laatste land in de EU dat dit doet. Maar er zijn niet veel landen die het lef hebben om de geplaagde Oekraïners tot inzet van hun politieke spelletjes te maken.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen