De afstand tussen burger en bestuur moet kleiner. Daarvoor nodig zijn een nieuwe generatie politici en een grondige herziening van het democratische stelsel, schrijft ondernemer Robert Sinke in een ingezonden opiniestuk.
Het vertrouwen in de Nederlandse politiek was in de laatste jaren nog nooit zo laag, bleek eind 2022 uit een Ipsos-onderzoek in opdracht van de NOS. In mei van dit jaar rapporteerde het CBS bovendien dat nog maar 25 procent van de bevolking vertrouwen heeft in de Tweede Kamer. Voorafgaand aan de verkiezingen van 2021 was dat nog 60 procent. Deze constatering heeft nog weinig zichtbare consequenties voor de zittende politici.
De grote overwinning van BBB kwam grotendeels voort uit proteststemmen. Twintig jaar geleden gebeurde iets soortgelijks met de Lijst Pim Fortuyn. Beide partijen zijn politieke start-ups. Het is in het huidige democratische model schier onmogelijk in korte tijd genoeg geschikte bestuurders te vinden. Als al de helft van de bestuurders die BBB zoekt geschikt lijkt, oogt dat als een hele goede score, maar is dat voor Nederland een ramp. Het wordt weer een chaos en de politiek zakt nog verder weg in het spreekwoordelijke moeras. Voor het kabinet is opstappen nu erg onverstandig: dat maakt de chaos eerder groter dan kleiner.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Het antwoord is tweeledig. Ten eerste: te weinig talenten melden zich voor het politiek-bestuurlijke ambt. Middelmaat leidt zowel in de politiek als in het bedrijfsleven tot slechte resultaten, met grote financiële consequenties. Ten tweede: het democratisch systeem is toe aan grondig onderhoud.
Robert Sinke werkt al meer dan dertig jaar in het bedrijfsleven, onder meer als CEO van Intergamma, als COO en bestuurder bij Pon Holdings, CEO van Pon Automotive, CEO van Kroymans Financial Services B.V en momenteel als CEO van Profile International N.V. Sinke is daarnaast aandeelhouder in drie vastgoedbedrijven en bekleedde een groot aantal commissariaten in Nederland, Polen en de Verenigde Staten.
Te weinig talenten gaan de politiek in
Om met het eerste te beginnen: waarom mist het politieke ambt de nodige zwaargewichten? Willen de mensen met bestuurlijk/politieke kwaliteiten niet meer werken in dit politieke klimaat? Is het uitoefenen van het vak van politicus/bestuurder dermate ruw en onaantrekkelijk door afbrokkelende omgangsvormen, bedreigingen en de dagelijkse schandpaal die sociale media heet? Het antwoord laat zich raden.
Ook in het bedrijfsleven zouden zulke werkomstandigheden een groot obstakel vormen voor het aantrekken van talent. Door al deze verstorende factoren mist het politieke ambt aantrekkingskracht voor de talenten die Nederland wel degelijk heeft. De vraag is dus: hoe krijgt het vak van politicus/bestuurder weer aantrekkingskracht? Hoe kunnen de werkomstandigheden zo vorm krijgen dat mensen die nu op belangrijke plekken zitten in bijvoorbeeld het bedrijfsleven, wel uitgedaagd worden om voor het maatschappelijk belang naar voren te stappen?
Vergroot de aantrekkingskracht, verhoog de salarissen
Alleen als de aantrekkingskracht van bestuurlijke functies toeneemt, zal er weer een generatie bestuurders opstaan die met kwaliteit en inhoud vakministeries als Financiën, Justitie en Volkshuisvesting kunnen leiden. Politieke partijen kunnen dan makkelijker topmensen vinden en naar voren schuiven bij formaties.
De meest eenvoudige ingreep betreft de honorering. Terwijl de problemen in de politiek veelal complexer en omvangrijker zijn dan in het bedrijfsleven, wordt daar slechts een fractie betaald van wat mensen in het bedrijfsleven gewend zijn. Mensen met een goede baan worden niet gelokt door de balkenendenorm. Met een tophypotheek, een gezin en andere financiële verplichtingen is dat wellicht de meest banale, maar wel een praktische barrière om de politiek in te gaan.
Een tweede factor, verruwing en bedreigingen, heeft meer impact en is niet eenvoudig op te lossen. Toch moeten we als samenleving en als politiek/bestuurlijk bestel een oplossing vinden. Tegengestelde meningen worden direct via sociale media en de reguliere pers uitvergroot en leiden tot scheldkanonnades en persoonlijke bedreigingen.
Essentiële vertrouwensbreuk tussen bestuur en burger
Hopelijk helpt de broodnodige renovatie van het democratisch bestel op lange termijn om de verruwing een halt toe te roepen. Pas als burgers zich weer gehoord voelen en de afstand tussen openbaar bestuur en burger kleiner wordt, neemt de woede bij burgers jegens het bestuur af. Wellicht een langetermijnoplossing, maar het één heeft beslist met het ander te maken. Want burgers voelen zich niet gehoord en begrepen.
Neem de aardbevingen in Groningen, de Toeslagenaffaire en de reorganisatie bij de Belastingdienst, waar vrijwel alle goede en ervaren mensen vertrokken. En de huidige ‘oplossing’ voor de woningcrisis die het hele systeem ontwricht en voor een lange periode investeerders afschrikt, waardoor nog minder mensen een huis kunnen vinden. En ook de doorgeslagen marktwerking in onder meer de zorg, en het niet kunnen oplossen van het vluchtelingenvraagstuk. Het zijn ‘slechts’ zes dossiers waarbij zich een essentiële vertrouwensbreuk voordeed tussen bestuur en burger, en de maat lijkt vol.
Het vertrouwen in de wijze waarop het land wordt bestuurd. zagen we de afgelopen twintig jaar afglijden naar het huidige dieptepunt. Tel daarbij op: de steeds groter wordende, en door de burger onbegrepen, invloed van Brussel. Actueel is de onduidelijkheid over het Brusselse stikstofbeleid. Waarom worden Frankrijk en Duitsland veel minder hard geraakt? Was onze lobby in Brussel niet effectief genoeg? Doet BBB onrealistische beloften aan de kiezer? Een groot deel van de burgers tast in het duister.
Benoem een commissie van wijzen
Door al deze crises voelt de burger zich steeds machtelozer en dus kwader. Steeds meer mensen vragen zich af: handelen politici/bestuurders wel in het belang van gewone burgers? Om dit op te lossen, hebben wij een nieuwe generatie politici nodig van goed opgeleide en talentvolle mensen. Geholpen door een nieuw, modern vormgegeven democratisch bestel. Om ons democratisch systeem niet te laten afglijden, moet er fundamenteel worden nagedacht over hoe ons model kan en moet worden aangepast, om hopelijk weer vele tientallen jaren mee te gaan.
Een commissie van wijze, onafhankelijke mensen moet dit alles grondig analyseren. Met daarin onafhankelijke denkers uit de wetenschap, het bedrijfsleven, het openbaar bestuur en/of maatschappelijke relevante organisaties. Mensen zonder politieke aspiraties en agenda, maar met veel bestuurlijke ervaring. Bijvoorbeeld oud-ministers als Hans Wijers (D66) en Onno Ruding (CDA), en hoogleraren als Sweder van Wijnbergen en Lucas Bergkamp. Natuurlijk dienen daaraan topvrouwen te worden toegevoegd.
Aan hen de taak om een grondige analyse te maken van de oorzaken van het falen, in de volle breedte, met aanzetten tot oplossingen. Op basis hiervan kan daarna werk worden gemaakt van een democratisch bestel dat weer decennia meegaat.