De patstelling na de verkiezingen in Spanje raakt ook Brussel, schrijft EU-correspondent René van Rijckevorsel.
De tweede helft van 2023 is Spanje voorzitter van de Europese Unie. Maar vlak voordat hij op 1 juli de hamer overnam van Zweden, schreef de socialistische premier Pedro Sánchez (PSOE) verkiezingen uit. De Spanjaarden gingen op 23 juli naar de stembus.
Alle peilingen wezen op een overwinning voor rechts. De Partido Popular (PP) zou flink groeien en dan met het uiterst rechtse Vox een regering vormen, was de verwachting.
De PSOE klopte aan bij de verguisde Catalaanse separatistenleider
Maar de Spaanse kiezer gaf Vox minder stemmen dan verwacht en de PP kan met andere partijen geen meerderheid vormen. De PSOE wel. De partij van Sánchez klopte namelijk aan bij Carles Puigdemont. Precies: de verguisde leider van de Catalaanse separatisten. In 2017 riep die na een met overheidsgeld betaald illegaal referendum de Republiek Catalonië uit. Vlak daarna zag hij zich gedwongen om Spanje te ontvluchten, naar België. Er loopt nog een arrestatiebevel.
De zeven zetels van Junts per Catalunya zijn onmisbaar voor Sánchez. Dus kan Puigdemont eisen stellen. Hij wil liefst amnestie voor Catalaanse separatisten zoals hijzelf en een nieuw referendum over Catalaanse zelfbeschikking. Of hem dat lukt, is de vraag: de eisen zijn strijdig met de Grondwet.
Ook wil Puigdemont erkenning voor het Catalaans. Dat kan wel. De Spaanse regering vroeg vorige week om Baskisch, Catalaans en Galicisch te erkennen als officiële EU-talen. De Raad, voorgezeten door Spanje, moet hiermee instemmen. Doen ze dat? Andere nationale minderheden zullen ook EU-erkenning voor hun talen eisen. Nieuwe vertalers in drie talen gaan ook nog eens miljoenen kosten: de EU (de belastingbetaler) mag dokken voor de machtswellust van de Spaanse socialisten.
Als Sánchez’ missie faalt, volgen er nieuwe verkiezingen, in december.