Sinds 1945 zijn negentien Kamerleden verkozen met voorkeurstemmen. Hoewel het dus vrij zeldzaam is om zo te worden verkozen, zijn er elke verkiezing kandidaten die het op deze manier proberen.
Met voorkeurstemmen in de Kamer komen, is uitzonderlijk. Toch gebeurt het steeds vaker. Kandidaten met een sterke regionale binding maakten al gretig gebruik van voorkeurstemmen om alsnog in de Kamer te komen. Intussen zijn er verscheidene initiatieven bijgekomen die voorkeurstemmen als strategisch middel gebruiken, zoals Stem op een Vrouw, Stem op een Jongere en Kleur de Kamer.
Hoe werken voorkeurstemmen?
Bij het invullen van het stembiljet moeten kiezers een specifieke kandidaat aanvinken. In sommige landen, zoals België, is het ook mogelijk om een lijststem uit te brengen. Een lijststem wordt verdeeld over de kandidatenlijst op basis van de rangorde. In Nederland is een stem op de lijsttrekker in feite een lijststem. Alle andere stemmen zijn voorkeurstemmen.
De verdeling van Kamerzetels gebeurt op basis van het totale aantal stemmen op een partij, ongeacht voorkeurstemmen. Als een kandidaat op een niet-verkozen plaats meer dan 25 procent van de kiesdeler haalt, komt deze alsnog in de Kamer. Bij de Eerste Kamerverkiezingen moet een kandidaat 100 procent van de kiesdeler halen om met voorkeurstemmen te worden verkozen, voor het Europees Parlement slechts 10 procent.
Zeldzaam om met voorkeurstemmen in de Kamer te komen
Karel van Rijckevorsel (KVP) was in 1959 het eerste Kamerlid dat met voorkeurstemmen werd verkozen in de Tweede Kamer. Hij dreigde toen door een lage plaats zijn Kamerzetel mis te lopen, maar werd verkozen door een voorkeurstemactie op initiatief van zakenman en filantroop Jacques Levi Lassen. Van Rijckevorsel was bestuurslid van Lassens liefdadigheidsstichting, die Joodse en algemene doelen ondersteunde.
Kandidaten met een regionale binding doen het ook vaak goed op voorkeurstemmen. Zo kwam Pieter Omtzigt in 2012 met veel stemmen uit Overijssel de Kamer in. Dat ging toen overigens ten koste van de Limburgse CDA’er Martijn van Helvert, die met 14.952 voorkeurstemmen nog geen 800 stemmen tekortkwam om de Kamer in te komen.
Lees verder onder de tabel
De afgelopen 25 jaar makkelijker
In november 1956, enkele maanden na Van Rijckevorsels verkiezing, werd besloten het aantal Kamerleden te verhogen van 100 naar 150. Sindsdien zijn er dus relatief minder stemmen nodig voor een Tweede Kamerzetel via voorkeurstemmen. Toch zouden er in de decennia die volgden maar twee kandidaten die op deze manier in de Kamer komen.
Lees ook: Worden het recordverkiezingen voor vrouwen?
Hierin kwam in 1998 verandering doordat de norm om met voorkeurstemmen te worden verkozen (de voorkeurdrempel) werd verlaagd van 50 naar 25 procent van de kiesdeler (het aantal geldige stemmen gedeeld door het aantal zetels, 150). Zestien van de negentien kandidaten die met voorkeurstemmen de Kamer in kwamen, werden na deze wijziging verkozen.
Lees verder onder de grafiek
Voorkeurstemmen steeds populairder
Uit onderzoek van dagblad Trouw blijkt dat 27,4 procent van de stemmers niet van plan is om op een lijsttrekker te stemmen, bijna hetzelfde percentage twijfelt nog. Van de voorkeurstemmers wil 52,7 procent op een vrouw stemmen. Andere redenen die sterk meespelen, zijn dat de kandidaat een minder gerepresenteerde groep vertegenwoordigt of zich inzet voor een specifiek thema of een bepaalde regio.
De mogelijkheid om met voorkeurstemmen te kiezen, zorgt voor een extra dimensie bij het uitoefenen van het democratische stemrecht. Het geeft kiezers de kans om individuele politici in de Kamer te krijgen, los van de door partijen vastgestelde rangorde. Op 22 november staan er 1.126 kandidaten op het stembiljet, van wie velen uw voorkeurstem kunnen gebruiken.