Op 1 januari nam Arendo Joustra (66) afscheid als hoofdredacteur van EW. Eindelijk kan hij aan de slag met zijn ‘elf mapjes’. Hij verheugt zich enorm. Maar: ‘Het risico dat ik me als een soort kluizenaar opsluit, bestaat.’
Arendo Joustra zegt: ‘Je kunt jezelf toch niet recenseren?’ Pas na heel lang aandringen wil de onlangs afgezwaaide hoofdredacteur van EW vertellen wat volgens hem zijn belangrijkste kwaliteiten zijn die maakten dat hij de titel bijna een kwarteeuw kon leiden. Hij praat niet graag over zichzelf. Ineens: ‘Het is niet zo ingewikkeld eigenlijk.’ Als hij klaar is met zijn opsomming: ‘Ik zit nu op het naaktstrand.’
Hij kan organiseren, zo was hij begonnen. En hij kan goed met grote ego’s omgaan. ‘Niet dat die er nog zijn op de redactie, maar in het verleden wel. Ik ga geen namen noemen van redacteuren, maar we hebben Pim Fortuyn als columnist gehad en buiten het werk had ik te maken met Willem Oltmans. Omdat ik mijn ego makkelijk kan onderdrukken – of misschien bestaat mijn ego niet – kon ik dienstbaar zijn aan de talenten van anderen en die laten schitteren.
‘Tegelijkertijd moet je ervoor zorgen dat die talenten in dienst staan van de titel. Je bent de dompteur. De hoofdredacteur vertegenwoordigt de lezer en het algemeen belang. Je moet weten waar je merk voor staat. Dat heb ik steeds bewaakt. En je zorgt ervoor dat iedereen zijn werk goed kan doen. Dat er geld is en niemand last heeft van de techniek. Dat is het oliemannetje. Moeilijk is het niet. Het kost alleen veel tijd, dus je moet weinig afleiding hebben. Je moet bijvoorbeeld veel stukken lezen, ook om redacteuren tegenspel te bieden.’
Joustra had meteen last van wat hij omschrijft als ‘fantoompijn’
Het interview is een paar dagen na zijn afscheid. Op de redactie zal Joustra, zei hij, niet meer komen. Op 1 januari was zijn account op LinkedIn al aangepast. ‘Ik wil op geen enkele manier de nieuwe hoofdredacteur Hella Hueck voor de voeten lopen. Daar is ook geen enkele reden voor trouwens.
‘Ik ben erg voor het Britse systeem. Een vrachtwagen rijdt voor Downing Street 10 om de spullen van de nieuwe premier af te leveren. Aan de achterkant staat de vrachtwagen waarin de spulletjes van de oude premier worden geladen. De functie houdt op. Dat moet je dan ook duidelijk maken aan iedereen.’
Arendo Joustra (Vlissingen, 1957) was vanaf 1 januari 2000 24 jaar hoofdredacteur van EW (Elsevier). Hij schreef vele boeken. Werd vorig jaar benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau voor zijn onbetaalde nevenfuncties.
Hij moet afkicken. Joustra had meteen last van wat hij omschrijft als ‘fantoompijn’. De journalist voor het leven schreef zijn wekelijkse Non Solus, zijn commentaren en andere artikelen. Dat podium, die uitlaatklep, is hij kwijt. ‘Je wilt hardlopen, maar je hebt geen benen meer. Elke dag lees en zie ik iets waar ik iets van vind en mijn opinie over wil geven. En ik kom stukken tegen die ik wil uitscheuren en aan redacteuren wil geven. Ik doe dat niet, want het is aanstellerij.
‘Er komt veel tijd vrij voor andere dingen. Daar verheug ik me op. Die tijd heb ik ook nodig. Ideeën zijn er voldoende. Het gaat erom de discipline op te brengen om al het andere af te wijzen. Ik ben benieuwd hoe het met die fantoompijn zal gaan. Wat ik niet wil, is tegen de televisie praten. Of zo iemand worden die op een andere manier zijn meninkjes uit. Dat zijn vaak niet de leukste mensen.’
Hij heeft haast met zijn ‘elf mapjes’
Binnenkort komt Qwerty uit, een boek van bijna duizend pagina’s met allerlei lijstjes over de journalistiek. Daarna kan Joustra beginnen met één van de elf mapjes die hij heeft liggen. ‘Dat zijn onderwerpen die ik wil uitzoeken. Ik ben, denk ik, de enige die die onderwerpen tot verhalen kan brengen. Omdat ze in míjn hoofd zitten, alleen ik erover weet en ik iets heb meegemaakt. Ik kan de verbindingen leggen. Voor een ander zijn het puzzelstukjes die nooit in elkaar passen.
De redactie was een familie voor me. Ik ga de mensen veel meer missen dan het werk.
‘Ik heb haast. Mijn vader werd 75. Ik heb nog acht, negen jaar. Daarin moet het gebeuren. Mijn moeder werd 95, ja, maar in dit geval houd ik mijn vader aan, de mannelijke kant. Ik voel grote druk om die elf projecten tot een einde te brengen. Ze moeten bewaard blijven. Als ik straks op mijn sterfbed lig, zal ik niet denken: ik heb te weinig getwitterd. Maar ik ga wel enorme spijt hebben, als ik één van die mapjes niet heb gedaan.’
Joustra heeft een kantoor onder in het Amsterdamse appartementencomplex waar hij met zijn vriend Vincent woont. Daar staat een groot deel van zijn immense boekencollectie. In de speciale Elsevier die hij kreeg bij zijn afscheid, zegt zijn oudere zus Marike: ‘Mijn advies aan hem: blijf onder de mensen komen. Sluit je niet op.’ Hij beaamt: ‘Ik heb heel erg de neiging om allenig te zijn. De redactie was een familie voor me. Ik ga de mensen veel meer missen dan het werk. Het gevaar dat ik me hier als een soort kluizenaar opsluit, bestaat.’
De meeste van zijn vrienden wonen in het buitenland
‘Ik ben geen grote mensenvriend. Dat heeft ook met mijn verlegenheid te maken. Voor verlegen mensen is journalistiek een ideaal vak. Je representeert niet jezelf, maar je representeert een titel. Je durft veel meer. Namens de Volkskrant en Elsevier heb ik heel veel mensen ontmoet, vragen kunnen stellen en gesprekken gevoerd. Als persoon zou ik ze nooit hebben durven aanspreken.
Mensen vinden me attent en aardig, maar ik speel dat. Het is een beschermlaag die moet voorkomen dat het over mij gaat en mensen te dichtbij komen
‘Je vroeg naar mijn hoogtepunten in mijn werk. Klinkt soft misschien, maar dat zijn toch de ontmoetingen met mensen die mijn leven echt hebben verrijkt. Aan een reis voor Elsevier waarbij ik op een zeilschip terechtkwam, heb ik een hechte vriendschap overgehouden met Igor, een Rus. Ik vertrouw hem blind – in alles.’
Een andere goede vriend is Pieter Broertjes, voormalig hoofdredacteur van de Volkskrant en burgemeester van Hilversum. ‘Ik heb niet veel vrienden. Pieter zei eens dat de meesten ook nog eens in het buitenland wonen. Dat klopt. Die vriendschappen kun je makkelijker onderhouden. Ik laat heel weinig mensen toe. Als ik met vrienden zit, dan gaat het voortdurend over de ander, niet over mij. Mensen vinden me attent en aardig, maar ik speel dat. Het is een beschermlaag die moet voorkomen dat het over mij gaat en mensen te dichtbij komen.
‘Vriendschap is voor mij een hogere categorie. Misschien zelfs een hogere dan de liefde. Voor een echte vriend wijkt alles en sta ik altijd klaar. Dan kun je er natuurlijk niet te veel hebben. Zeker niet met de baan die ik had.’
Joustra gelooft sterk in vooruitgang
Hij noemt zichzelf ‘cheerful’, opgewekt. Daaraan is niks gespeeld. ‘Cheer- ful zijn, is een opdracht in het leven. Dat maakt het menselijk contact veel prettiger en simpeler.
‘Tijdens mijn studie in Amerika ontmoette ik een van de grote redacteuren van het tijdschrift The New Yorker, Brendan Gill. We hadden het ook over humor. Daar stond en staat het blad om bekend. Hij zei: “Als je zelf niet humoristisch bent, dan is het je plicht om cheerful te zijn.” Dat heb ik altijd voor ogen gehouden. Ben je niet grappig, dan is opgewekt zijn en lachen het beste wat je kunt doen.
‘Ik ben optimistisch. Ook omdat de geschiedenis leert dat daar alle reden voor is. Doemdenken over het klimaat, dat kun je doen, maar je wordt er neerslachtig van en kinderen raken depressief. En het is niet nodig, want we vinden altijd een oplossing – soms snel, soms langzaam. Ik geloof sterk in vooruitgang.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Hij waarschuwt voor slachtofferjournalistiek
‘Als ik naar Radio 1 luister, hoor ik veel geklaag. Iedereen heeft wel iets te mopperen en te zeuren. Mensen voelen zich ineens slachtoffer, omdat blijkt dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst ze in het verleden heeft onderzocht. Wees blij. We hebben nu eenmaal een geheime dienst om in het belang van de staat mensen in de gaten te houden. Vaak terecht. Misschien was jij onschuldig, maar dan heb je er ook geen last van.
‘Het is koketterie. Kijk mij eens. En wat erg voor mij. Stiekem zijn ze best trots. Je leeft in een fantastisch land en dan maak je daar een probleem van. De journalistiek voedt dat. Alsof een slachtoffer per definitie gelijk heeft. Dat is een valkuil. Van die slachtofferjournalistiek proberen wij weg te blijven.’
Hij hanteert – niet verwonderlijk – de wij-vorm vaker als het over EW gaat. Het blad is ‘opgewekt, optimistisch en ondernemersgezind’ – net als hij. ‘De feiten staan voorop, opinies zijn gegrond op onderzoek. Dat is ons bestaansrecht. Maar goed: dat is nu aan anderen.’
Voor Joustra was Vlissingen springplank naar de wereld
Zijn vader was loods in de Westerschelde. Moeder was huisvrouw en actief in allerlei commissies. Hij heeft twee oudere zussen. Joustra groeide op in Vlissingen. ‘Dat ligt dan wel in een uithoek van Nederland, maar het is een springplank naar de wereld. Ik kon voor 25 gulden met de ferry naar Sheerness, aan de Engelse kust. Daarvandaan zat je zo in Londen. Als jongetje van de middelbare school liep ik al door die stad.
Er waren geen grote drama’s. Ik heb een hartstikke leuke jeugd gehad
‘Mijn vader moest voor zijn werk vaak naar Antwerpen. Dan ging ik weleens mee. Parijs is ook niet ver. Ik kon meerijden met de vrachtwagens die oesters naar de Parijse Hallen brachten. Ik liftte naar Amsterdam. Mijn ouders waren redelijk anti-autoritair. Ze lieten me ontzettend vrij.
‘Ik had een zeilbootje, zat op hockey en roeien. Ik ging naar een heel goede middelbare school met fijne leraren in Middelburg, waar ik vanuit Vlissingen heen fietste. Het woord bestond toen nog niet, maar ik had behoorlijke ADHD. Mijn aandachtsspanne bedroeg een kwartier – nog steeds trouwens. Daardoor ben ik een paar keer blijven zitten. Maar er waren geen grote drama’s. Ik heb een hartstikke leuke jeugd gehad.’
Joustra studeerde een jaar aan Iowa State University
Zijn honger naar kennis werd thuis al gestild. ‘Mijn vader was ooit begonnen als stuurman op de wilde vaart. Maar hij is het tegenovergestelde van een zeebonk. Hij was een heel zachte, te aardige en studieuze man. Hij deed in Vlissingen ook dingen in de culturele sector. Met verjaardagen en Sinterklaas kregen we boeken. Ik was heel nieuwsgierig. Mijn moeder hielp me enorm. Ze knipte voor mij krantenartikelen uit.’
Ik zeg weleens dat ik ben vergeten om weg te gaan. Ik heb altijd het gevoel dat mijn leven voor me ligt
Na de School voor de Journalistiek in Utrecht en een jaar in de Verenigde Staten, waar hij aan Iowa State University studeerde, begon Joustra in 1980 bij de Volkskrant. Negen jaar later stapte hij over naar Elsevier, waar hij op 1 januari 2000 hoofdredacteur werd. ‘Ach, ik ben minder lang gebleven dan sommige andere hoofdredacteuren. Abraham Kuyper, onze oud-premier, was 48 jaar hoofdredacteur van het dagblad De Standaard. In Amerika blijf je, als je goed functioneert, gewoon zitten.
‘Ik zeg weleens dat ik ben vergeten om weg te gaan. Ik heb altijd het gevoel dat mijn leven voor me ligt. Daardoor had ik ook nooit het gevoel dat ik al zo lang op die positie zat. Sterker, ik heb ook nu helemaal niet het idee dat ik lang hoofdredacteur ben geweest.’
Het meest pijnlijke van zijn hoofdredacteurschap: de naamsverandering
Toch: hij was bijna weggeweest, verklapt hij. In 2016 werd hij gevraagd baas te worden van een ‘groot Nederlands instituut’. Meer dan dat wil hij niet kwijt. ‘Dat zou niet leuk zijn voor de persoon die het is geworden. Geen mediabedrijf, nee.’ Joustra had de baan, maar juist in die periode werd Elsevier door moederbedrijf RELX te koop gezet. ‘Ik dacht: nu weggaan, kan ik niet maken. Dan verlaat ik het schip.’
Mijn hele leven stond in dienst van de titel. Alles was ondergeschikt: mijn privéleven, mijn gezondheid zelfs
Eind 2016 werd Elsevier verkocht. De naam moest eraf. Dat gebeurde vier jaar later. Sindsdien is het EW. ‘Die naamsverandering is het meest pijnlijke van mijn hoofdredacteurschap. Ik heb nachten wakker gelegen tijdens dat verkoopproces. Het is het meest emotionele dat me is overkomen.
‘Mijn hele leven stond in dienst van de titel. Ik had al mijn energie en tijd erin gestoken. Alles was ondergeschikt: mijn privéleven, mijn gezondheid zelfs. En met recht. Dat wordt dan van je afgepakt. Zo’n titel blijkt enorm persoonlijk te zijn. Voor mij, voor ons, voor lezers ook.’
Joustra is een groot fan van ingezonden lezersbrieven
Toen hij aantrad, schommelde de oplage van Elsevier rond 120.000 exemplaren. Nu ligt die voor het weekblad op circa 40.000. De website heeft om en nabij 7.500 abonnees. ‘Natuurlijk is het frustrerend dat er zo veel betalende lezers zijn vertrokken. Dat moet je je aantrekken. Maar ik geloof niet dat ik dat heb veronachtzaamd.
‘Het enige wat je kunt zeggen: de benchmarks deden het slechter. Het Amerikaanse Time en hier Vrij Nederland en HP/De Tijd zijn geen weekbladen meer. Dat maakt ons verlies niet minder erg, maar relativeert het wel een beetje.
‘Ik ben heel blij met onze lezers. Ze zijn loyaal en vinden ons fantastisch. Je moet ze voorop stellen, naar ze luisteren en met ze praten. Ik ben een groot fan van ingezonden brieven. Daar spreekt vaak grote kennis en betrokkenheid uit. Je moet die brieven serieus nemen, net als de telefoontjes en de mailtjes.
‘Ik heb lezers uitgenodigd bij ons. De laatste jaren kwam ik ze ook tegen op de cruises die we organiseren. Je weet nooit wat ze precies willen, maar door ze te ontmoeten en te spreken, krijg je wel een idee. Verlies je de lezer uit het oog, dan gaat het mis. Het grootste gevaar is dat journalisten gaan schrijven voor collega’s, familie en vrienden – het eigen kringetje. Dan voelen mensen zich buitengesloten.’
Na zijn mapjes wil hij wellicht promoveren
Hij gaat een kookcursus volgen. En hij wil plekken bezoeken waar hij eerder voor zijn werk was. ‘Om die nu wat beter, in slow motion, te kunnen bekijken.’ In het voorjaar vertrekt hij voor drie maanden naar Amerika.
Ik wil kunnen zeggen: “Dit ga ik doen.” Het leven ligt voor me
Eerst gaat hij onderzoek doen bij het New Netherland Institute in Albany, de hoofdstad van de staat New York. Daarna reist hij af naar de zuidoosthoek van het land. ‘Daar was ik in mijn eerste periode in Amerika. Ik heb er prachtige herinneringen aan.’
Die elf mapjes dansen bijna in zijn hoofd. Als die projecten zijn afgerond (‘Het hoeven niet allemaal boeken te worden’), dan wil hij wellicht promoveren. ‘Of het ervan komt, weet ik niet. Maar ik wil kunnen zeggen: “Dit ga ik doen.” Het leven ligt voor me.’