De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) spreekt van een ‘onopgeefbare verbondenheid’ met Israël. Theologen bestrijden deze principiële voorkeursbehandeling. In de praktijk toont de PKN in elk geval al vrij veel sympathie voor de Palestijnen.
Eind vorige eeuw leken de opvattingen van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) zoveel op elkaar dat een fusie voor de hand lag. De samensmelting tot de ChristenUnie werd in 2000 dan ook zonder veel inhoudelijk gesteggel beklonken. Het voornaamste verschil van mening betrof de houding ten aanzien van Israël.
Bij het GPV waren de gevoelens nogal lauw, maar de fusiepartner hamerde erg op het belang van het praktisch onvoorwaardelijk bieden van steun. In haar verkiezingsprogramma beklemtoonde de RPF dat de stichting van Israël een godswonder was en dat Nederland zoveel mogelijk waardering moest tonen voor het wonderlijke bestaan van een democratie in het Midden-Oosten. Zo diende de Nederlandse ambassade van Tel Aviv te verkassen naar de ‘ondeelbare hoofdstad’ van Israël, Jeruzalem.
Gert-Jan Segers getuigde van diepe verbondenheid met Israël
De ChristenUnie nam de positieve benadering van de RPF over. Maar de onenigheid verdween nooit geheel. Israël bleef een twistpunt dat de gemoederen sterk kan beroeren, zo leert een studie over het eerste decennium van de partij, Van de marge naar de macht.
Niet toevallig was het dan ook dat een van de weinige keren dat de vorige partijleider meende te moeten ingrijpen bij het opstellen van het verkiezingsprogramma, het ging om de Israël-paragraaf. Gert-Jan Segers vertelt in zijn memoires Macht en onmacht hoe hij zich in 2021 zorgen maakte over de aanzwellende kritiek, onder meer van christelijke jongeren, op de Joodse staat. Hij drong aan op een formulering die getuigde van diepe verbondenheid met Israël, ‘voor elke Jood, waar ook ter wereld, de laatste hoop op veiligheid en vrijheid’.
Christenen voor Israël beschouwen de Joden als ‘Gods oogappel’
Om eens dieper na te denken over de sluimerende tegenstellingen organiseerde het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie eind vorig jaar een gespreksavond over Israël. De bezoekers in Amersfoort merkten meteen dat ze een theologisch mijnenveld betraden. Al snel vielen termen als ‘vervangingstheologie’, ‘vervullingtheologie’ en ‘bedelingenleer’. Dit zijn uiteenlopende intellectuele tradities die de normatieve basis vormen voor uiteenlopende politieke visies in protestantse kringen.
Philip van Tijn over de protesten tegen Israël en de Joden: Een gedenkwaardige dag voor een lichtgelovig, nonchalant land
Heel uitgesproken is een strijdbare stichting uit Nijkerk. Christenen voor Israël beschouwen de Joden en hun staat als ‘Gods oogappel’. De organisatie gebruikt bijbelse teksten om nagenoeg onvoorwaardelijke steun aan Israël te legitimeren. Dit gaat gepaard met felle kritiek op geloofsgenoten die menen dat de kerk het volk van Israël heeft vervangen en dat Joden dus als een gewoon volk dienen te worden beschouwd. Met mogelijke tekortkomingen, zoals te weinig oog hebben voor de noden van de Palestijnen.
PKN zou meehuilen met de wolven in het Palestijnse sprookjesbos
De PKN worstelt ook met Israël. Officieel is sprake van een ‘onopgeefbare verbondenheid’ met het land. Maar theologen hebben deze bijzondere positie ter discussie gesteld en willen af van de principiële voorkeursbehandeling.
In de praktijk toont de PKN in elk geval al veel vrij sympathie voor de Palestijnen. Zozeer zelfs dat hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad, Esther Voet, vorig jaar Joden opriep te kappen met deze ‘huichelachtige club’ die ‘meehuilt met de wolven in het Palestijnse sprookjesbos’. Hoe het ook zij, duidelijk is in elk geval dat Israël niet voor alle protestanten de oogappel van God is.