Hoofdsocioloog Tanja Traag (46) van het Centraal Bureau voor de Statistiek legt ‘puzzels met duizenden stukjes’ – data, feiten. En dat blijft boeien. ‘Voor mij is dat bijna mediteren.’
Toen ze bij het Centraal Bureau voor de Statistiek begon, in 2000, zat Tanja Traag de hele dag achter de computer.
‘Ik dook in databestanden, legde verbanden, rekende percentages uit, maakte plaatjes en probeerde uit de antwoorden op vragen die we aan, zeg, tienduizend mensen hadden gesteld, een beeld te halen. Heerlijk om te doen. Voor mij is dat bijna mediteren. Dat zelfstandig onderzoek doe ik niet vaak meer, maar als het even kan, dan grijp ik de kans.
‘Het gekke is dat als je een van mijn onderwijzers op de basisschool zou spreken of mijn wiskundeleraar op de middelbare school, ze zouden zeggen: ik snap niet wat er met haar is gebeurd.
‘Het oordeel op de basisschool was: met hard werken redt ze de havo, maar rekenen blijft een probleem. Die wiskundeleraar werd wanhopig van mijn totale onvermogen om met cijfers om te gaan. Ja, echt, het was heel verschrikkelijk.
‘Na de middelbare school had ik een opleiding gekozen in Nijmegen, cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis. Ik hield van historische boeken en films. Het leek me smullen om een link te kunnen leggen tussen de historie en de samenleving van nu.
‘Klein detail: ik moest eerst een propedeuse halen. Sociologie stond op het lijstje. Ik dacht: laat ik dat doen.
Tanja Traag
(Tegelen, 1977) is hoofdsocioloog bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ze promoveerde in 2012 in de onderwijssociologie. Tanja Traag heeft een dochter van zeventien en een zoon van veertien. En een lat-relatie.
Knikkers in de pot
‘In mijn eerste week, geloof ik, kwam ik erachter dat statistiek daarvan een substantieel onderdeel is. Ik weet niet wat jij je nog kan herinneren van statistieklessen op de middelbare school, maar ik was het meisje dat niet doorhad dat het voor de kansberekening uitmaakte of je knikkers wel of niet terug in de pot deed.
‘In de sociologie is statistiek toepasbaar. Ineens begreep ik het, je kon er iets mee.
‘Daarna ben ik het ook echt leuk gaan vinden. Ik heb mijn cijferangst overwonnen en mijn leraren die dachten dat met hard werken de havo een optie was, een poepie laten ruiken.’
Traag is de hoofdsocioloog van het CBS en sinds 2016 de woordvoerder maatschappij. In die laatste functie volgde ze de bekende demograaf Jan Latten op.
‘Jaren en jaren geleden, nog voor ik kinderen kreeg, had ik een keer meegedaan aan zo’n Idols-achtige procedure binnen het CBS waar een aantal mensen aan meedeed om te kijken of er mogelijk nieuwe woordvoerders tussen zaten.
‘Toen werd er over me gezegd: niet doen, ze kan het misschien wel, maar ze is meer geschikt voor Spuiten en Slikken dan voor het NOS Journaal. Ik had framboosrood haar en een neusringetje. Een jaar of tien geleden kwam het opnieuw ter sprake. Ik was wat rustiger geworden, meer passend bij de organisatie.’
Het CBS heeft drie vestigingen (Den Haag, Heerlen en Bonaire) en tweeduizend medewerkers. Het verzamelt al sinds de oprichting in 1899 data over allerlei maatschappelijke en economische thema’s.
Die data zijn verwerkt in statistische informatie die voor het overgrote deel voor iedereen toegankelijk is, via de databank Statline en de vele publicaties. De CBS-cijfers zijn pijlers onder overheidsbeleid.
Het bureau laat trends zien, aan voorspellen doet het niet. Behalve over de bevolkingsgroei. Ergens dit jaar telt Nederland, weten we zo, meer dan 18 miljoen inwoners.
Vinger in de pap
Traag houdt zich bezig met alles wat zich binnen ‘het maatschappelijke domein’ afspeelt. Dat is veel.
‘Op het moment dat er een idee voor een publicatie ligt, ga ik als hoofdsocioloog met de beoogde auteur en redacteur kijken: wat is er aan materiaal, wat betekent dat, hoe raakt het aan andere CBS-statistieken, wat missen we nog en wat zouden mensen die dit gaan lezen daaruit kunnen opmaken en daarvan kunnen onthouden?
‘Bij korte artikelen is dat overzichtelijk. Bij lange stukken minder, en is mijn vinger in de pap dikker.
‘Af en toe schrijf ik zelf nog iets of doe ik een onderzoek voor mijn plezier. En met mijn plezier bedoel ik: dat onderzoek is nodig. Zelfdoding is een onderwerp dat me bezighoudt. Een beetje morbide, maar het is een onderwerp dat sociologen al heel lang intrigeert, waarover veel onbegrip is en we bij het CBS veel vragen krijgen.
‘We publiceren elk jaar cijfers. Tijdens corona werd ik na twee maanden al door journalisten gebeld: die lockdown, dat moeten jullie toch in de suïcidecijfers terugzien? Alsof mensen uit het leven stappen alleen vanwege de lockdown. Die periode was voor iedereen verschrikkelijk.
‘Zo’n vraag doet ook geen recht aan nabestaanden die met zelfdoding te maken hebben gehad. Dat frustreert me en dan moet ik het opschrijven.’
Gemiddeld
Alle CBS-cijfers zijn gemiddelden. En dat wordt niet altijd begrepen. Neem het onderwerp echtscheiding. ‘Onze publicaties daarover roepen veel reacties op. Structureel blijkt dat vrouwen na een scheiding slechter af zijn dan mannen. Dan heb ik het over onder meer koopkracht en woongenot. Veel mannen reageren dan: nou, bij mij niet.
‘Gemiddelden zijn weerbarstig. Ik vind het heel waardevol om in een gesprek met zo’n man de context uit te leggen. Daar heb ik zelf ook wat aan.
‘Hoe gemiddeld ik ben? Ik wijk niet erg af, als je dat bedoelt, ik spring er niet uit. Mijn baan is niet heel gemiddeld. Daarvan ben ik me bewust.’
Het idee is vaak: werken bij het CBS zal saai zijn. ‘Als ik op een feestje vertel dat ik bij het CBS werk, krijg ik vooral de vraag: en…, hoe staat het met mijn rijbewijs?
‘Ik heb me nooit verveeld hier. Ik voel me een spin in Statline. Van alle kanten haal ik data en die leg ik bij elkaar. Dan liggen er duizenden puzzelstukjes op tafel. Ik ga puzzelen en maak er iets nieuws van. Zodat je in elk geval het begin van een groter geheel gaat zien. Dat boeit me. Het is mooi wat wij doen.
Stroperige cijfers
‘Er wordt veel gezegd en geschreven over de samenleving: ik hoor dit om me heen, dus dan zal het wel zo zijn. Wij hebben die puzzelstukjes, met feiten.
‘Voor solide cijfers moet je star zijn. Niet meegaan met de waan van de dag. Onze cijfers hebben natuurlijk iets stroperigs. Bijna niets gaat – paf – omhoog of omlaag. Ja, tijdens corona gebeurde dat, maar normaliter niet.
‘En als het een keer voorkomt, had je dat kunnen verwachten. Stel, we komen in een echt diepe economische crisis terecht, iets wat lijkt op wat we in de jaren tachtig hadden. Op basis van onze statistieken kun je dan voorspellen dat allerlei cijfers een andere kant op zullen gaan.
‘Dat is voor mij een heel geruststellende gedachte. Ik vind het ook wel veilig bij het CBS. Ja, sorry.’
Journalisten zijn net mensen. Ook zij zitten in bubbels.
‘Ik word geregeld gebeld over tradwives – vrouwen die koken, naaien, er in elk geval voor kiezen om niet te werken. Dan krijg ik een hele monoloog van een journalist over dat dat een groeiend fenomeen is, want hij heeft op TikTok filmpjes gezien.
‘De cijfers laten juist zien dat die groep vrouwen steeds kleiner wordt. Wat je op TikTok ziet, is in onze wereld geen trend.
‘Er zijn meer thema’s waarbij je dat ziet. Dat is voor ons weleens lastig. Het CBS probeert zo goed mogelijk de volle breedte van een onderwerp weer te geven. Je hoopt dat mensen ook de informatie tot zich nemen die ze niet in de krant lezen of vanuit de politiek voorgeschoteld krijgen.’
Voedselbank
Een stelling is bijvoorbeeld: de armoede neemt toe. ‘Uit de cijfers blijkt dat helemaal niet. Maar een journalist tikt een mooi verhaal over de drukte bij de voedselbank bij hem om de hoek, met de strekking dat er dus wel iets aan de hand moet zijn. Politici hebben het voortdurend over bestaanszekerheid die zou afnemen. Als mensen alleen dat horen, leren ze de feiten niet kennen.’
Traag groeide op in Swalmen, net boven Roermond. ‘Alsof je in de tv-serie Dagboek van een herdershond zat. Zo’n klein Limburgs dorpje met een dorpsschool waar een tik op je vingers met een houten liniaal nog best kon en de norm was dat jongens er zijn om slim te zijn en meisjes voor andere dingen.
‘Mijn beste vriendje zat bij me in de klas. In een van mijn rapporten staat, dat is ook met mijn moeder besproken: Tanja heeft te veel interesse in jongens.’
Haar ouders waren ‘niet van het dorpse soort’. Vader was bedrijfsleider in een autospuiterij, moeder had een schoonheidssalon aan huis.
‘Toen ik negen was, werd ze manager in een parfumeriezaak. Ik weet nog dat ik een koord om mijn nek kreeg met de huissleutel. Na school liep ik met mijn broertje naar huis. Om half vier kwam er een meisje dat in de brugklas zat, bij ons haar huiswerk maken en een beetje op ons letten. Om half zes moesten we de aardappelen opzetten, tien minuten later de groenten. Voor het vlees moesten we wachten tot een van onze ouders thuis was.’
Wilde puberjaren
Ondanks de wanhoop van haar wiskundeleraar, ging het op de middelbare school in Roermond crescendo. ‘Ik heb lang gedacht: als ik de havo red, dan ben ik zeventien en ga ik kijken wat ik wil doen. Iets in de zorg of zo. En als ik 24 ben, heb ik de man van mijn dromen, komt de trouwjurk, een huisje en kinderen – zo moet het.
‘Uiteindelijk heb ik fluitend gymnasium gedaan. Ik heb nooit wilde puberjaren gehad. Mijn studie in Nijmegen heb ik keurig in vier jaar gedaan. Want dan hoefde ik mijn studiefinanciering niet terug te betalen. Mijn studiegenoten liepen avontuurlijke stages in Zuid-Afrika en Gambia, ik bij professor Jaap Dronkers in Amsterdam, het boegbeeld van de onderwijssociologie. Dat stond goed op mijn cv.’
Tijdens haar studie woonde Traag in Nijmegen. Daarna keerde ze terug naar Limburg. Ze woont er nog steeds, in Herten, eens een dorpje aan de Maas, tegenwoordig een gegoede wijk van Roermond met veel nieuwbouw.
‘Ik geniet van de rust. Ik loop de deur uit, langs het water kan ik bootjes zien. Ik heb een redelijk grote tuin met vogeltjes, vlindertjes en een eekhoorn. Op mijn oprit kan ik drie auto’s kwijt. Mijn partner woont in Het Gooi. Hij moet altijd zoeken naar een plekje voor zijn auto. Dan denk ik: wat prettig is het hier toch.’
Chauvinistisch is Traag niet, maar toen ze vorig jaar te gast was in het radioprogramma Spraakmakers interrumpeerde ze de presentator met de opmerking dat ‘het CBS niet alleen in Den Haag zit, maar ook in Heerlen’.
In Heerlen werken net zoveel mensen als in Den Haag. ‘Ere wie ere toekomt. Bovendien worden we te vaak weggezet als “Haags”. Ik was Bonaire nog vergeten te noemen.’
Of haar handen weleens jeuken om zelf beleid te maken?
‘Daar ligt mijn hart niet. Misschien is het ook duikgedrag. Ik zie heel goed dat onze cijfers draaiknoppen zijn. Als je aan één knop draait, los je hier een probleem op, maar gaat ergens anders iets fout. Beleid maken is echt heel ingewikkeld. En je moet beslissingen nemen, anders gebeurt er niets. Ik zou geen goede beleidsmaker of politica zijn. Ik zie te veel beren op de weg.’
Relevante kenmerken
Net als andere instituten ligt ook het CBS soms onder vuur. Traag werd eens beticht van stigmatisering. Bij een onderzoek naar obesitas onder kinderen was er onderscheid gemaakt naar migratie-achtergronden.
‘Daar kreeg ik woorden over met een journalist. Maar feit is dat kindjes uit Turkse en Marokkaanse gezinnen eerder te zwaar zijn. Dat heeft ook te maken met opvoeding. Belonen met snoep is in sommige culturen gebruikelijker dan in andere. Het is goed om dat in kaart brengen. Beleid is efficiënter als je dat gericht kunt inzetten.
‘Maar als je uit gewoonte groepen gaat onderscheiden, dan is dat een slechte gewoonte. Dat is in de loop van de tijd veranderd, ook bij het CBS. Migratie-achtergrond werd echt bij alles als kenmerkend onderscheid meegenomen. Je moet eerst bedenken of dat relevant is.
‘Ik heb gemerkt dat het kwetsend kan zijn, als je een relatie legt tussen sociaaleconomische status en leefstijl. Mensen met minder geld en weinig diploma’s zijn vaker te zwaar. Je komt al snel in zo’n discussie van: hoezo denk jij dat ik te stom ben om gezond te eten? Dat willen we als CBS helemaal niet zeggen, maar kennelijk komt het zo wel binnen bij mensen.
‘Ik was op een obesitas-congres. Daar namen vooral vrouwen het woord. Ze vertelden open over wat ze allemaal hadden meegemaakt. Daardoor ben ik nog voorzichtiger geworden. Elk pondje gaat door het mondje, zul je mij niet meer horen zeggen. Omdat ik weet hoe kwetsend dat kan zijn. En het is ook niet per se waar trouwens.
Botox-kop
‘Of ik met meel in de mond praat? Het belangrijkste is dat je boodschap overkomt. En dat lukt niet als mensen zich gekwetst voelen.
‘De statistiek lijdt er niet onder, hè. Die maak je achter gesloten deuren.’
Op X , voorheen Twitter, is Traag al jaren niet meer actief. ‘Omdat ik echt heel vervelend commentaar kreeg. Dat had niets te maken met wat ik zei, de inhoud, maar alleen maar met het plaatje.
‘Na de zoveelste keer dat er werd geschreven dat ik wel een actrice moest zijn met die opgespoten lippen en botox-kop, was ik er klaar mee. Mensen mogen me alles vragen, ze mogen het oneens met me zijn, maar dit vond ik niet prettig.
‘In die periode ageerde onder anderen Stella Bergsma heel erg tegen de vrouwonvriendelijkheid op sociale media. Ik was jaloers op haar dapperheid, maar ik had niet zoiets van: ik ga er ook met gestrekt been in.
‘Het gaat niet om mij, maar om wat het CBS te zeggen heeft. Mijn collega Ruben van Galen is heel actief op X en LinkedIn en doet dat. Ik ben woordvoerder, ja, maar op X valt er niet zoveel te woordvoeren.’