Waarom begrijpen Finse leerlingen lesstof beter dan elders in Europa?

29 juni 2024Leestijd: 6 minuten
Foto: OLIVIER MORIN / AFP via ANP

Kan het Finse onderwijsstelsel Nederlandse scholen verheffen? Een school in Didam grijpt het aan als voorbeeld.

Er hangen vlaggen van landen uit de hele wereld in het aardrijkskundelokaal van het Liemers College in het Gelderse Didam. Boven het bureau van de docent hangt de Finse vlag. Het symboliseert de voorbeeldrol die het Finse onderwijssysteem speelt in de visie van de school.

Onderwijsdirecteur Ronald Smidts (46) verwoordt die als ‘kinderen de tijd geven om zich te ontwikkelen voordat ze worden veroordeeld tot een schoolniveau. En kinderen van elkaar laten leren.’

Een visie die nadrukkelijk in de aandacht staat na een noodkreet van de Inspectie van het Onderwijs in april. De Inspectie maakt zich zorgen over het landelijke peil. ‘De tijd van vrijblijvendheid om het tij te keren is ruimschoots verstreken.’

Volgens de Onderwijsraad, onafhankelijk adviesorgaan van de Rijksoverheid, is het vroege differentiëren een van de grootste oorzaken van het achteruithollende niveau. Bewust verschil maken in een klas of groep is vooral nadelig voor jonge leerlingen, voor leerlingen met een migratieachtergrond en voor jongens. Zo ontwikkelen jongens zich in een ander tempo dan meisjes.

In 2021 bracht de raad het adviesrapport Later selecteren, beter differentiëren uit. Eén van de conclusies is dat vroege selectie een risico vormt voor zowel de kansgelijkheid als de toegankelijkheid van het onderwijs.

Minder prestatiedruk

De school in Didam probeert het tij te keren op een eigen, op het Finse systeem geïnspireerde, manier: met een brede brugklas. Een aantal jaren zitten kinderen met vmbo-, havo- en vwo-advies bij elkaar in de klas. Op de meeste middelbare scholen is dit één jaar of gebeurt het zelfs helemaal niet. Diverse opdrachten en toetsen maken het, samen met intensieve begeleiding, mogelijk dat leerlingen onderwijs volgen op een speciaal bij hen passend niveau.

Anna (12) uit klas 1E is positief over de brede brugklas. Ze is opgegroeid in Wallonië en blinkt daardoor uit in de Franse taal. Dat vak volgt ze dan ook op vwo- niveau, samen met aardrijkskunde en biologie. In de andere vakken krijgt ze les op havo-niveau. ‘Het fijne aan deze school vind ik dat je als je goed bent in een vak, snel kunt overstappen naar een hoger niveau. En als je een vak lastiger vindt, kun je juist een niveau omlaag.’

Ook klasgenoten Stijn (12) en Lasse (12) kozen de school juist vanwege dit systeem. ‘Er is minder druk om meteen te presteren. Ik heb het gevoel dat ik meer tijd krijg om mezelf te laten zien,’ aldus Stijn. Ook vinden de jongens het prettig dat ze langer met vrienden van de basisschool in de klas kunnen zitten.

Afgaand op de statistieken hebben Stijn en Lasse een verstandige keuze gemaakt. Zo hebben volgens onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek jongens 9 procent meer kans dan meisjes om te zakken naar een lager niveau dan wat de basisschool adviseerde. Hier in Didam zijn er meer mogelijkheden om dat te ondervangen.

Geen niveau-opdeling

Vergeleken met andere landen blijkt het Nederlandse onderwijs al jarenlang te verslechteren. De Finnen staan sinds 2000 aan de Europese top. Finse leerlingen zouden de lesstof het beste begrijpen. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het Finse onderwijs? In elk geval de grote vrijheid die scholen en docenten krijgen om het onderwijs zelf vorm te geven.

Bij de impressies van het Liemers College werd al aangegeven dat Finland geen niveau-opdeling hanteert zoals Nederland. Daarnaast zijn gestandaardiseerde toetsen als de Cito-toets afgeschaft. Docenten geven een gemiddeld cijfer aan de hand van de prestaties in alle schooljaren.

Het enige nationale examen in Finland is het ‘toelatingsexamen’, maar dat is niet verplicht. Toch maken veel scholieren deze nationale toets, omdat hij helpt bij het inschrijven aan universiteiten. Hij wordt afgenomen door een onafhankelijk instituut. Het Finse onderwijssysteem is gebaseerd op vrijheid voor de scholen en vertrouwen vanuit de overheid. Is dat iets om van te leren? Ronald Smidts vindt van wel.

Tijd om te wennen

De Didamse vestiging van het Liemers College werkt met coaching. Leerlingen krijgen wekelijks zo’n drie coach-uren, vergelijkbaar met mentor-uren. Coach en aardrijkskundedocent Marciano Hendriks (28) vindt de begeleiding en het lesgeven niet uitdagender dan bij de klassieke vorm die het Nederlandse onderwijs domineert. ‘In de klas worden opdrachten gemaakt op diverse niveaus, maar met hetzelfde thema. En daarbij krijgt iedereen dezelfde uitleg.’

De nadruk ligt op twee vragen: of het onderwijs past bij de leerlingen en of ze bepaalde vakken liever op een ander niveau zouden doen. Besluit de leerling om van niveau te wisselen, dan beschikt hij na één muisklik over het online lesmateriaal. Hendriks ziet voordelen in het later scheiden van niveaus. ‘Je geeft leerlingen even de tijd om te wennen. Niet meteen druk erop. Die overigens vooral van de maatschappij komt.’

Het Nederlandse onderwijs presteert internationaal de laatste jaren steeds matiger. Inmiddels maken negen van de tien leraren zich zorgen over de kwaliteit. Het onderwijsstelsel dat nu zo hard achteruit gaat, vindt zijn oorsprong in de Mammoetwet, die inging in 1968. De wet introduceerde de nog steeds geldende niveaus mavo (later vmbo), havo en vwo. De door velen geconstateerde achteruitgang roept de vraag op of die verdeling nog wel past in deze tijd.

Maatwerk

Aan pogingen tot onderwijshervorming geen gebrek. Zo werd in 2015 het maatwerkdiploma ingevoerd. Hierdoor is het mogelijk losse vakken af te ronden op een hoger niveau. Maar niet op een lager niveau. En juist daaraan is behoefte, volgens een studie van onderzoeksbureau SEO. Het toont aan dat 40 procent van de oud-leerlingen voor hun diploma vakken op een lager niveau had willen volgen.

Jan van Tartwijk (63), hoogleraar onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht, ziet voordelen in zulk maatwerk. Zo kan talent beter worden benut. Hij vindt het zonde dat ‘het schoolniveau vaak wordt bepaald door het vak of de vakken waarin de leerling het minst goed is’. Maatwerk, afwijking van het vaste curriculum, kan volgens hem ruimte creëren voor individuele leerlingen.

De overheid twijfelt. Als minister van Onderwijs (2017-2022) vreesde Arie Slob bijkomende bureaucratie en de afschaffing van het reguliere diploma. Ook zijn er zorgen bij het hoger onderwijs, dat negatieve effecten op motivatie en opleidingsniveau voorziet.

Volgens Ronald Smidts ligt het grootste probleem in de vertrouwensband tussen overheid en scholen. ‘De verhouding draait om controle en niet om vertrouwen. Hierdoor ontbreekt de vrijheid om het onderwijs écht anders te organiseren.’ Alleen al dat Nederland een verplicht nationaal eindexamen hanteert, zegt iets over het vertrouwen dat de overheid heeft in het onderwijs en de scholen, meent de onderwijsdirecteur.

Controlemechanisme verkeerd

Het toekomstperspectief van het Liemers College Didam is duidelijk. ‘We zijn telkens aan het evalueren, bekijken wat nog beter kan of moet,’ zegt Smidts. Vanaf komend schooljaar wil zijn school het leerlingadvies geheimhouden voor de docenten.

Alleen de coach en de leerling zullen het kennen, zodat de docenten zonder vooroordelen kunnen kijken naar de leerlingen. Maar het wringt bij Smidts dat deze onderwijsvorm niet in zijn geheel kan worden uitgevoerd, vanwege het verplichte eindexamen.

Hoe nu verder? Smidts: ‘Laat het eindexamen dat dient als controlemechanisme los. Dit systeem laat geen echte verandering toe.’ Het kan de eerste stap zijn op weg naar een onderwijssysteem dat scholen vrijer laat in hun streven om de kwaliteit te verbeteren.

Hoe doen andere landen het?
Estland staat sinds kort in de onderwijs-top-3 van Europa. Leerlingen volgen er vanaf hun elfde het lager voortgezet onderwijs. Daarna kiezen ze voor de ‘bovenbouw’ van de middel­bare school (als voorbereiding op de universiteit) of een vakschool. Alle niveaus zitten door elkaar in de klassen, die jarenlang dezelfde samenstelling behouden. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 vond het voormalige Sovjetland voor zijn onderwijssysteem inspiratie in het Finse stelsel.

 

Duitsland kent naast de Hauptschule (een soort vmbo), Realschule (een soort havo) en het Gymnasium nog een vierde ­onderwijsvorm: de Gesamtschule. Hier zitten leerlingen van alle drie niveaus bij elkaar in de klas. De Gesamtschule werd in 1968 opgericht in West-Berlijn, met het idee dat zwakke leerlingen zich er kunnen optrekken aan anderen, en dat de verschillende sociale lagen zouden samensmelten. Heel populair is deze vorm niet: in 2016 koos slechts 19 procent van de Duitse leerlingen voor de ­Gesamtschule. In 2022 was het Duitse onderwijs­niveau volgens rijke­landenclub OESO gekelderd naar het laagste niveau ooit gemeten in het land.

 

In Denemarken is de Folkeskole (‘volksschool’) de voornaamste onderwijsvorm. Leerlingen volgen daar negen jaar onderwijs. Daarna krijgen ze een certificaat en kiezen ze voor beginnen met werken, een technische opleiding of doorstromen naar het gymnasium. Ook Denemarken maakt geen onderscheid in de niveaus zoals Nederland die kent. Ook krijgen leerlingen er pas cijfers vanaf de achtste klas. Wel worden ze ­regelmatig beoordeeld op hun kennis en vaardigheden. Deze beoordelingen ­vormen de basis voor de begeleiding van iedere leerling. Volgens de OESO scoort het Deense onderwijsstelsel 17 punten hoger dan het Europese gemiddelde (478).

 

Schrijf u in voor onze ochtendnieuwsbrief

Abonneer u op de gratis nieuwsbrief EW Ochtend en start de dag scherp met de belangrijkste artikelen over politiek, economie en buitenland.

Isabelle van Kuilenburg
Isabelle van Kuilenburg (2002) studeert Geschiedenis en Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht, met een focus op conflict, geweld en veiligheid.
Lees meer
Isabelle van Kuilenburg