Michael Ignatieff (77), Canadees historicus en tegenstander van Viktor Orbán die altijd waarschuwde voor illiberale krachten, maakt zich nu zorgen om onvrijheid van binnenuit. Radicaal-linkse indoctrinatie bedreigt de vrije wetenschap, zo zei hij tegen een zaal vol academici in Amsterdam.
‘Ik kan me nog herinneren dat, toen ik een jongeman was, academische vrijheid een voorrecht was voor een heel klein clubje mensen. Professoren met een vast contract. Maar nu, nu is het een slagveld! Bestuurders vallen bij bosjes, links en rechts bemoeit zich opeens volop met de vrijheid op universiteiten – wat is er in de afgelopen vijf jaar toch in hemelsnaam gebeurd?’
Aldus Michael Ignatieff, de hoofdspreker op de opening van het academische jaar, die het Netherlands Institute for Advance Studies (NIAS) woensdag 4 september organiseerde in de Waalse Kerk in Amsterdam. De 77-jarige historicus en schrijver uit een Russisch immigrantengezin in Canada was tot 2021 vijf jaar rector van de Central European University. Het waren de jaren dat zijn instituut door de Hongaarse premier Orbán uit Boedapest werd verjaagd en, te midden van de coronaperiode, een onderkomen vond in Wenen.
Ignatieff: ‘Ik ben te oud voor die onzin!’
Ignatieff is dus gewend om te strijden voor academische vrijheid, tegen conservatieve, illiberale krachten zoals onder de huidige Hongaarse regering. Inmiddels heeft hij nog een vijand in zijn vizier: radicaal-linkse ideologieën die de universiteiten in hun greep houden, zowel in Noord-Amerika als in Europa.
‘Onderschat nooit de immense kracht van bepaalde intellectuele modegrillen. Marxisme, structuralisme, poststructuralisme – het maakt niet uit wat het is, maar altijd wel is er een dominante ideologie die zo modieus is, dat die als een stoomwals over de academische wereld rolt. Ik wil het niet hebben over woke, maar wel over intellectuele onafhankelijkheid. Hoe bereiken wij die, als wetenschappers, en hoe behouden we die?’
De woorden komen hard binnen in de zaal, enkele jonge wetenschappers voelen zich duidelijk aangesproken en beginnen onrustig te schuiven op hun stoel. Ignatieff is nog niet klaar: ‘Het is niet onze zaak om onze morele deugdzaamheid te laten zien, het is onze zaak om zelf te leren denken. Dat is al moeilijk genoeg. Stop met indoctrineren! En begin eens bescheiden, met het stellen van vragen.’
Hij beschrijft hoe sommige studenten bij hem aan het begin van zijn colleges al vragen waarom de naam van een bepaalde antiracistische auteur ontbreekt op de literatuurlijst. Ignatieff, boos: ‘Ja, natuurlijk ben ik ook tegen racisme, net als tegen seksisme, enzovoort. Maar ik hoef niet telkens op diezelfde verdomde knop te drukken, ik ben te oud voor die onzin!’
‘Meningen maken je nog geen goede wetenschapper’
Het NIAS, dat Ignatieff had uitgenodigd, is een prestigieus instituut dat het topje vormt van de Nederlandse ivoren toren. Een selecte groep ‘fellows’ – het neusje van de zalm van de Nederlandse en buitenlandse academie – kan daar in alle rust studeren op ingewikkelde maatschappelijke en wetenschappelijke vraagstukken. NIAS-directeur Jan Willem Duyvendak, tevens hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, heeft de bijeenkomst geopend met enkele omzichtige en omslachtige woorden over het Israëlisch-Palestijnse conflict: ‘Het NIAS betreurt al het leed aan beide zijden in dit conflict.’
Ignatieff: ‘Ik zie dat ook in Nederland academische instituten worstelen om een positie te vinden die recht doet aan iedereen. Maar die is er niet. Durft het NIAS nog Israëlische wetenschappers uit te nodigen, onder de grote druk van pro-Palestijnse activisten? Wetende dat de Israëlische universiteiten behoren tot de meest vrije ter wereld?’
Na de lezing van Ignatieff beklimt directeur Duyvendak nog even het podium. Hij wil iets rechtzetten. Gesterkt door de ferme woorden van de gastspreker, verduidelijkt Duyvendak dat hij helemaal geen zin heeft om een positie in te nemen in een buitenlands conflict – hoezeer sommige medewerkers en fellows hem ook onder druk zetten. ‘Studenten en collega’s zijn soms erg overtuigd van hun eigen politieke denkbeelden. En zij denken ook dat die interessant zijn. Maar zo interessant zijn die meningen helemaal niet. Ze maken je nog geen goede wetenschapper.’