Ecologisch ingenieur Nadina Galle (32) laat zien hoe een goede mix van natuur en bebouwing steden gezonder en leuker maakt. ‘Groen is geen luxe, maar essentieel voor ons welzijn.’
Wie zou er geen diepe connectie met de natuur door krijgen? Nadina Galle werd geboren in Alphen aan den Rijn, maar groeide op in Canada. Ze kreeg van haar Nederlandse ouders een typisch Canadese opvoeding. ‘We woonden in Waterloo, een kleine stad, anderhalf uur rijden ten westen van Toronto. Daarnaast hadden we een huisje in het bos voor in de weekenden en vakanties, helemaal zoals je het je voorstelt: elanden, beren, skiën en snowboarden. We waren eigenlijk altijd buiten, rain or shine. En ik ging ongeveer als enige op de fiets naar school.’
Galles ouders verlieten Nederland toen ze één jaar oud was en kwamen via North Carolina en na een korte terugkeer in Nederland, uiteindelijk in Canada terecht. ‘Waterloo was klein, maar sterk in opkomst doordat er veel nieuwe technologiebedrijven werden opgezet. Ze zien zichzelf als het Silicon Valley van het noorden. Dat zeggen ze overigens alleen zelf, hoor.’
Om de snel groeiende bevolking te kunnen huisvesten, moest de natuur wijken, ondervond Galle toen ze een jaar of twaalf was. ‘Het bos waar ik altijd op mijn paard doorheen reed, was van de ene op de andere dag weg, gekapt voor een nieuwe woonwijk. Het was de eerste keer dat ik me realiseerde hoe kwetsbaar natuur is, vooral in een wereld die zo snel verandert door menselijke ontwikkeling. Dat maakte diepe indruk en zette me aan het denken over natuur. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik het zo gek vond dat eerst al die bomen werden gekapt om plaats te maken voor huizen en asfalt, en dat die wijken vervolgens wel allemaal namen kregen die aan de natuur refereren, zoals Clear Hills en Flower Meadow. En hier en daar werd dan weer een boompje geplant.’
Wat bijdroeg aan haar verbazing, waren de indrukken die ze opdeed bij de familiebezoeken aan Nederland. ‘Daar viel me altijd op dat er zo veel ruimte was voor de fiets en daarmee ook meer ruimte voor groen. Dat gaat meestal hand in hand. Ik had er op die leeftijd nog niet de terminologie voor, maar voelde instinctief aan dat je in zo’n omgeving met veel groen gezonder en gelukkiger bent.’
Fascinatie voor techniek
Ze ging ecologie studeren aan de universiteit van Toronto. Toen ze zich vervolgens oriënteerde op een vervolg, kwam Nederland in beeld. Op haar 22ste verhuisde ze naar Amsterdam. ‘Verder studeren in Canada was heel duur. Omdat ik een Nederlands paspoort had, was het financieel gunstig om hier te gaan studeren. Het werd een master aardwetenschappen, omdat ik geïnteresseerd was in de technologische componenten van ecologie. Ik heb er veel geleerd over hoe je met behulp van techniek ecosystemen in beeld kunt brengen.’
De fascinatie voor techniek kreeg ze mee van haar ouders, net als het besef dat technologische vooruitgang geen vijand van de natuur is. Natuurbeschermers zien de oplossing voor de aantasting van de natuur vaak in het terugdringen van technologie en degrowth, maar Galle zoekt juist oplossingen in de techniek. ‘Ons huis stond vol met boeken over technologische trends. En mijn vader heeft altijd in technologie gewerkt. Ik heb gewoon van jongs af meegekregen dat als technologie gepast en op een ethische manier wordt gebruikt, ze juist een heel goed middel kan zijn om de leefomgeving te verbeteren.’
Die interesses bracht ze samen in een promotieonderzoek aan het befaamde Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Boston (Verenigde Staten), waar ze begon te experimenteren met de kruising tussen technologie en natuur. ‘Bij MIT kwam ik als eerste ecoloog te werken in het Senseable City Lab. Daar werkten we met sensoren, satellietbeelden en lidar-technologie om de gezondheid van bomen en groene ruimtes in steden te monitoren. We konden precies zien waar bomen stonden, hoe gezond ze waren en waar er kansen lagen om groen toe te voegen.’
Galle ontwikkelde het concept van Internet of Nature, waarbij technologische innovaties worden ingezet om natuurlijke ecosystemen in steden te versterken en beter te beheren. Onlangs bracht ze haar eerste boek uit: The Nature of our Cities, dat nu ook in het Nederlands is verschenen als De natuur van onze steden.
Meetbare impact
Tijdens haar werk kwam ze ook een verhaal tegen van een ziekenhuisdirecteur die zijn ziekenhuis groener wilde maken. ‘Hij geloofde dat patiënten sneller herstellen als ze in een groene omgeving verblijven. Dus begon hij met het planten van bomen rond het ziekenhuis en het aanleggen van groene daken.’ De resultaten waren opmerkelijk: patiënten voelden zich sneller beter, en ook het ziekenhuispersoneel meldde dat het meer ontspannen en productiever was. ‘Dat is wat natuur kan doen. Groen is niet alleen mooi om naar te kijken, het heeft echt een meetbare impact op ons welzijn.’
De voordelen van natuur in steden zijn evident. ‘Uit heel veel onderzoeken is volkomen duidelijk geworden hoe belangrijk de nabijheid van natuur is voor ons mentale welzijn en onze fysieke gezondheid. Het is eigenlijk heel raar dat we ons zo ver hebben teruggetrokken uit de natuur,’ zegt Galle. Ze vermoedt dat het is gedaan uit een steeds sterker wordende behoefte aan comfort en controle. ‘Natuur is mooi, maar soms ook een beetje koud of nat, en je krijgt er vieze kleren van. Dergelijk ongemak hebben we steeds meer uit onze levens gebannen, maar daarmee hebben we ook de vele onmisbare voordelen van natuur weggeduwd.’
Naast de heilzame effecten voor de mens, heeft groen in de stad ook nut op grotere schaal. ‘Ik heb nul interesse om me te mengen in de discussies over klimaatverandering, omdat die zo gepolariseerd zijn. Maar ik maak me wel sterk voor het aanpakken van de gevolgen van extreem weer in steden. Ook zonder opwarming van de aarde doen die zich voor. En juist door de manier waarop we in het verleden hebben gebouwd, worden de gevolgen heviger. Denk aan de hitte-eilanden die versteende gebieden vormen, waarvoor begroeiing een oplossing kan zijn. We weten inmiddels ook hoe belangrijk bomen en struiken zijn voor een goede waterhuishouding en voor het filteren van de lucht, zodat je minder last hebt van luchtvervuiling.’
Stad in een tuin
Hoe maak je die mix van natuur en bebouwing concreet? Hoeveel groen is genoeg? Galle: ‘Ik houd erg van de richtlijn die de Nederlandse stadsboswachter Cecil Konijnendijk heeft bedacht: 3:30:300. Dat houdt in dat iedere stadsbewoner vanuit zijn raam 3 bomen moet kunnen zien, een wijk voor 30 procent bedekt moet zijn met bladerdak en iedere bewoner op maximaal 300 meter van zijn huis bij een park of bos moet kunnen komen. Dat is heel overzichtelijk en biedt houvast om concrete maatregelen te nemen.’
Technologie komt bijvoorbeeld om de hoek kijken als je wil bepalen in hoeverre een wijk aan de richtlijn voldoet en waar ruimte is voor meer groen. Galle: ‘Adviesbureau Cobra Groeninzicht heeft die 3:30:300-richtlijn uitgewerkt in een systeem om dat met behulp van onder meer satellietbeelden in kaart te brengen. Dan blijkt dat slechts 7 procent van de woningen in Nederland voldoet aan die norm.’
Vergroenen kan in elke stad ter wereld. Dat bewijst Singapore, een van de dichtstbevolkte gebieden op aarde. ‘Ze hebben daar jaren geleden al ingezien dat groen enorm belangrijk is voor de gezondheid. Het is al ruim zestig jaar hun missie om een stad in een tuin te zijn. Er is wettelijk vastgelegd dat elk nieuw gebouw moet worden vergroend, zowel op het dak als op de grond.’
Galle is ook lovend over de Belgische steden Aalst en Antwerpen. ‘Wat ik mooi vind aan Aalst, is dat ze er bewust voor hebben gekozen minder beheer te doen in de groene ruimte. Ofwel: laat de natuur meer haar gang gaan. Dat leidt vanzelf tot meer groen en zo blijft er ook nog geld over voor nieuwe projecten.’
Natuur stimuleert welvaart
Antwerpen heeft dan weer heel slim een enorme parkeerplaats onder de grond weggewerkt en erbovenop een park aangelegd. Galle: ‘Dat is een manier van denken waarin Amerika en Canada ver achterlopen. De auto staat daar nog zo centraal. Er zijn daar winkelcentra als een ring rond een reusachtige parkeerplaats gebouwd. Wil je van de ene winkel naar de andere, dan moet je dus over die lelijke parkeerplaats lopen. Wie wil dat nou? Het lukt steeds beter projectontwikkelaars ervan te overtuigen dat mensen meer tijd doorbrengen en meer geld uitgeven als ze in een mooie omgeving zijn.’
Als je al die voorbeelden hoort, gaat het dan eigenlijk niet heel goed met de vergroening van steden? ‘In sommige gebieden gaat het goed. Nederland loopt behoorlijk voorop, Singapore kwam al langs, maar op veel andere plekken is dat nog niet het geval, zeker niet waar het geld schaars is en natuur niet de prioriteit heeft.’
Dat strookt met het idee dat samenlevingen zich pas druk gaan maken over natuurbescherming als ze een zeker niveau van welvaart hebben bereikt. Maar Galle betoogt juist dat je als stadsbestuur zou moeten inzien dat die investeringen in natuur de welvaart juist stimuleren.
Niettemin zijn er adders onder het gras bij vergroening. Een gevaar is wat Galle ‘groene gentrificatie’ noemt. ‘Als je een relatief arme wijk met sociale-huurwoningen aanpakt en vergroent, wordt zo’n wijk vaak aantrekkelijker om te wonen. Dat kan de huren opdrijven. Of er zelfs toe leiden dat huurwoningen in de verkoop gaan en de oorspronkelijke bewoners het zich niet meer kunnen veroorloven om er te wonen. Ik ken situaties waarin bewoners uit vrees voor dit effect fel tegen plannen voor vergroening waren.’
Vooruitkijken
Ook veel bewoners van de flats langs de snelweg A2 dwars door Maastricht hadden hun bedenkingen bij de plannen om de weg te ondertunnelen. Maar wie nu over de zogeheten Groene Loper struint, kan zich haast niet meer voorstellen dat hier tot enkele jaren geleden dagelijks duizenden auto’s voorbijraasden. Galle: ‘In Maastricht hebben ze laten zien dat je stedelijke infrastructuur kunt combineren met natuur. Boven op die snelweg ligt nu een park met tweeduizend lindes. Het is een groene boulevard waar mensen kunnen wandelen, fietsen en genieten van de natuur, midden in de stad.’
Nadina Galle (Alphen aan den Rijn, 1992). Groeide op in Canada. Studeerde biologie en aardwetenschappen en behaalde een Ph.D. aan het Massachusetts Institute of Technology in Boston. Bracht onlangs haar eerste boek uit: De natuur van onze steden. Woont met man en zoon in Amsterdam.
Het is er wel nog erg kaal, wat Galles punt bevestigt dat vergroening visie en vooruitkijken vergt. ‘De meeste mensen realiseren zich niet dat een boom die ergens wordt aangeplant, doorgaans al tien tot vijftien jaar bij een kweker heeft gestaan. Het duurt gemiddeld ook nog eens 33 jaar voor een stadsboom het omslagpunt heeft bereikt van netto-uitstoter naar netto-opnemer van CO2. Dus het vergt op verschillende vlakken een lange adem.’
Galles visie op natuur in de stad wordt ook gevoed door haar dagelijkse ervaringen als moeder. ‘Sinds ik moeder ben geworden, nu zestien maanden geleden, is mijn kijk op de stad en natuur compleet veranderd,’ zegt ze. ‘Het is niet langer alleen een kwestie van ecologie of groene oplossingen, maar ook van sociale structuren. Ik zie nu ook de noodzaak om groene ruimtes te creëren die niet alleen goed zijn voor de planeet, maar ook toegankelijk voor alle generaties.’
Niet zo lang geleden ondervond Galle persoonlijk hoe de gemoederen rond groen in de stad kunnen oplopen. Ze woont 4 hoog in de binnenstad van Amsterdam. Op een dag kregen de buren te horen dat de eigenaren van de tuin op de begane grond op het punt stonden een grote es van een jaar of negentig te kappen. ‘Er was niet eens meer tijd om bezwaar aan te tekenen. Ik vind het ook onbegrijpelijk dat een gemeente zo’n vergunning verleent. Volgens de eigenaren was de boom ziek, maar ik heb nog een bomendokter ingeschakeld voor een second opinion. Die constateerde dat de boom niks mankeerde en nog makkelijk vijftig jaar mee had gekund.
‘Dat was echt een klap in het gezicht van bijna iedereen die rond die boom woont. Mijn buurvrouw van honderd zei dat ze elke ochtend wakker werd met het geluid van vogels en dat het sinds de kap van de boom doodstil is. Het is alweer een tijd geleden, maar ik kan er nog verdrietig van worden. Het doet je beseffen hoe diep de connectie met de natuur is.’