Shell wint hoger beroep klimaatzaak van Milieudefensie: dit is waarom

Donald Pols (midden) tijdens het hoger beroep van de klimaatzaak. Beeld: Jeroen Jumelet/ANP

Shell heeft in hoger beroep de klimaatzaak tegen Milieudefensie gewonnen. Het gerechtshof bepaalde dat het oliebedrijf geen extra verplichtingen krijgt om zijn CO2-uitstoot te verminderen. In 2021 werd de milieuorganisatie nog in het gelijk gesteld.

De uitkomst is een grote tegenslag voor de milieuorganisatie, die een voorbeeldfunctie voor de industrie wilde afdwingen.

Het hof deed een gebalanceerde uitspraak. Het erkent dat klimaatverandering een ernstige bedreiging vormt, en dat ondernemingen als Shell hier een verantwoordelijkheid in dragen. Maar het hof liet ook zien dat je niet zonder onderbouwing forse klimaatdoelstellingen aan individuele bedrijven kunt opleggen.

De rechter acht aanvullende verplichtingen voor Shell zinloos, omdat concurrenten de verkoop van olie en gas simpelweg zouden overnemen. Het hof benadrukt dat de oplossing vooral ligt bij overheden, die bredere maatregelen moeten opleggen.

Zo verliep de uitspraak

Met een ernstig betoog opende de vrouwelijke raadsheer stipt om 8 uur de zitting, die vanwege grote belangstelling ook via een livestream was te volgen.

Er bestaat geen twijfel dat staten een mensenrechtelijke plicht hebben om hun burgers te beschermen tegen gevaarlijke klimaatverandering, zegt het hof. Dat blijkt uit de Urgenda-uitspraak van de Hoge Raad in 2019, uit de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de Klimaseniorinnen-zaak in april dit jaar, en uit vele uitspraken in andere landen.

Daar blijft het niet bij: ondernemingen als Shell hebben een eigen verplichting, op grond van diezelfde mensenrechten, om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Shell moet zijn bedrijfsmodel en strategie afstemmen op de overgang naar een duurzame economie en de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 graden Celsius. Het hof sluit hiermee netjes aan bij Europese wetgeving die na de uitspraak van de rechtbank in de Shell-zaak uit 2021 is ingevoerd. Die verplicht grote bedrijven onder meer tot het regelmatig publiceren van duurzaamheidsrapportages.

Om de klimaatdoelen te halen, moet niet alleen de vraag, maar ook het aanbod van fossiele brandstoffen worden beperkt, benadrukt het hof. Dat klinkt als de aanloop naar een grote overwinning voor Milieudefensie, maar dat werd het uiteindelijk niet.

45 procent reductie gaat te ver

Genuanceerd beargumenteert het hof dat Shell weliswaar een ‘klimaatplicht’ heeft, maar dat de door Milieudefensie geëiste concrete reductiedoelstelling – 45 procent minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 2019 – daar niet bij past.

Voor wat betreft de uitstoot in ‘scope’ 1 en 2 – respectievelijk de eigen uitstoot van Shell en die van energie die Shell aankoopt – heeft Shell inmiddels zelf al een reductiedoelstelling vastgesteld. Het hof gaat ervan uit dat Shell zich daaraan houdt. Toewijzing van de vordering van Milieudefensie is daarom niet nodig.

Echt interessant werd het bij de uitstoot in ‘scope’ 3. Dat is uitstoot waarop een bedrijf geen directe invloed uitoefent, bijvoorbeeld de uitstoot van consumenten die producten van Shell gebruiken om hun huis te verwarmen of auto te rijden. Veelal is scope 3 het belangrijkste deel van de uitstoot van een bedrijf. Shell is dan ook verplicht om die uitstoot te reduceren, zegt het hof.

Maar de reductie van 45 procent die Milieudefensie eist, gaat te ver. Die is weliswaar gebaseerd op algemeen geaccepteerde wetenschappelijke inzichten, maar deze inzichten zijn te algemeen. Ze gaan over hoeveel uitstoot de hele wereld zou moeten reduceren, zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden van Shell.

Shell richt zich vooral op gas, zegt het hof, en dat is ten opzichte van grondstoffen als kolen veel duurzamer. Het is dus niet eerlijk om Shell te verplichten om zijn uitstoot met 45 procent te beperken.

Het hof verdiepte zich in wetenschappelijke rapporten om te kunnen bepalen wat wél een eerlijk doel zou zijn, maar kwam er niet uit. De inzichten lopen te ver uiteen om een specifieke norm voor olie- en gasbedrijven vast te stellen. Een klap in het gezicht voor klimaatactivisten, die zich de laatste jaren fel tegen de fossiele industrie richtten.

Milieudefensie vangt bot bij hof

Die klap gloeide nog na, toen het hof afsloot met een stevige boodschap voor Milieudefensie: zelfs als het mogelijk was een doel vast te stellen voor Shell, is het nog maar de vraag of dat effectief zou zijn. Een groot deel van de uitstoot van Shell komt niet door de verkoop van eigen olie en gas, maar door de doorverkoop van olie en gas van andere partijen. Als Shell daarmee stopt, blijven die partijen het product zelf verkopen.

Zo stranden de vorderingen van Milieudefensie voorlopig bij een hof dat welwillend luisterde naar haar serieuze klimaatzorgen, maar moest concluderen dat een harde rechterlijke aanpak van Shell geen eerlijk antwoord op die zorgen zou zijn.

Gezien de belangen die op het spel staan, zal Milieudefensie ongetwijfeld in cassatie gaan. De Hoge Raad zal dan oordelen of het gerechtshof in hoger beroep fouten heeft gemaakt.

Waarover gaat de klimaatzaak precies?

Milieudefensie eist dat Shell, net als landelijke overheden, zijn uitstoot vermindert in lijn met de daarvoor gestelde klimaatdoelen. Volgens Milieudefensie schendt Shell de ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’. Het bedrijf voert een klimaatbeleid dat, als Shell een land was geweest, volgens Milieudefensie in strijd met mensenrechtenverdragen zou zijn.

Eerder stelde de Hoge Raad al vast dat de Nederlandse staat de fundamentele rechten op leven en privé- en gezinsleven schendt, door niet genoeg te doen tegen klimaatverandering.

De vergelijking tussen Shell en de staat valt volgens Milieudefensie best te maken, omdat Shell acht keer zoveel uitstoot zou veroorzaken als Nederland. Bovendien zegt Shell achter het Handvest van de Verenigde Naties voor het Bedrijfsleven en de Mensenrechten te staan, en moet het dus de mensenrechten respecteren.

Shell is het hier niet mee eens. Volgens het bedrijf zijn landelijke overheden en de samenleving hoofdverantwoordelijk voor de energietransitie, die nodig is om klimaatverandering tegen te gaan. Bedrijven als Shell kunnen geen stappen zetten zonder wet- en regelgeving vanuit de staat. Daarnaast moet de energietransitie volgens Shell vanuit de maatschappij komen en niet vanuit energiebedrijven.

In 2021 gaf de rechtbank in Den Haag Milieudefensie gelijk. De Shell-groep moest zijn CO2-uitstoot zodanig ­beperken dat die in 2030 met minstens 45 procent is gedaald ten opzichte van 2019. Omdat Shell zich daarbij niet wilde neerleggen, volgde hoger beroep.

Mileudefensie was vol vertrouwen

Milieudefensie had voorafgaand aan het hoger beroep nog goede hoop op herhaald succes. ‘De ­wetenschappelijke basis voor de zaak is sinds het vonnis in 2021 alleen maar sterker geworden,’ zei een woordvoerder. Shell was iets terughoudender. Het bedrijf had ‘er vertrouwen in dat we een sterke zaak hebben’.

Klimaatjurist Tim Bleeker (Vrije Universiteit Amsterdam) voorzag vooraf opnieuw winst voor Milieudefensie. Hij schatte ook andere zaken tegen grote bedrijven kansrijk in. ‘Inmiddels is niet meer de vraag of bedrijven zoals Shell een verplichting hebben om hun broeikasgasuitstoot te reduceren, maar hoeveel.’ Precies dat laatste punt bleek uiteindelijk een struikelblok.