Vanaf 1 januari 2025 zouden CABR-dossiers van Nederlanders die werden verdacht van collaboratie met de Duitse bezetters digitaal openbaar worden, maar de Autoriteit Persoonsgegevens greep in. Zes vragen over het archief.
1. Wat betekent CABR?
CABR staat voor Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. De bijzondere rechtspleging was een set van wetten en besluiten, die het mogelijk maakten dat Nederlanders die met de Duitse bezetter hadden gecollaboreerd tijdens de oorlog, daarna zo snel mogelijk werden berecht. Daarvoor werden de Bijzondere Gerechtshoven en Tribunalen opgericht. De Nederlandse regering in ballingschap werkte de plannen voor de bijzondere rechtspleging al in 1943 uit, dus nog tijdens de bezetting.
2. Hoeveel Nederlanders collaboreerden met de Duitsers?
Na de oorlog werden zo’n 150.000 Nederlanders gearresteerd. Omdat er onvoldoende capaciteit was, ontkwamen velen aan een rechtszaak. Er zijn ‘slechts’ 64.000 uitspraken gedaan. De rechters legden 154 keer de doodstraf op, die uiteindelijk 40 keer werd voltrokken.
Een belangrijke reden daarvoor was dat koningin Juliana, die in 1948 haar moeder Wilhelmina opvolgde, er als fel tegenstander van de doodstraf alles aan deed om de minister van Justitie ertoe te bewegen gratieverzoeken in te willigen. Zo kon het gebeuren dat NSB-leider Anton Mussert onder Wilhelmina in 1946 werd geëxecuteerd, maar dat de Duitse oorlogsmisdadiger Willy Lages onder Juliana aan dat lot ontkwam.
Na de afronding van de bijzondere rechtspleging, zijn de betreffende 485.000 dossiers samengebracht in een archief, het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Dat werd eerst bewaard op het ministerie van Justitie en sinds 2000 in het Nationaal Archief in Den Haag. Het gaat om ongeveer 3,8 kilometer aan documenten.
3. Welke archieven zijn openbaar in het het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging?
In een CABR is van alles te vinden. Niet alleen juridische stukken, zoals processen-verbaal, dagvaardingen en andere processtukken, ook meer persoonlijke documenten zijn in het dossier opgenomen. Zoals lidmaatschapskaarten van de NSB, foto’s en zelfs persoonlijke brieven. Alles wat als bewijsmateriaal is gebruikt in een strafzaak of bij de voorbereiding daarvan, is opgenomen in het CABR.
Het archief is op dit moment al in te zien, maar het is ‘beperkt openbaar’. Dat betekent dat belangstellenden een verzoek tot inzage moeten doen en bij het Nationaal Archief in Den Haag langs moeten gaan. Zij moeten specifiek aangeven over welke persoon zij informatie willen zien. Lukraak spitten in het archief om te kijken of je baas of buurvrouw toevallig ‘foute’ voorouders heeft, is er op dit moment dus niet bij. Als je informatie wilt inzien over iemand die in 1924 of later is geboren, moet je een bewijs van overlijden van die persoon opsturen bij je aanvraag tot inzage. Daarnaast is het verboden om informatie uit het CABR te fotograferen of kopiëren.
Per 1 januari 2025 zou dit moeten veranderen. Dan wordt op grond van de Archiefwet het archief volledig openbaar. Iedereen mag dan onderzoek doen in het CABR, de strenge eisen vervallen. Ook zouden de CABR-dossiers in de komende jaren allemaal digitaal doorzoekbaar worden. Voor dat laatste stak de Autoriteit Persoonsgegevens onlangs op het laatste moment een stokje.
4. Wat vinden nabestaanden ervan dat het archief toegankelijker wordt?
Over de digitale openbaarmaking van het CABR is uitgebreid met betrokkenen gesproken. Er is zelfs een ‘ethisch beraad’ ingesteld, bestaande uit de Stichting Werkgroep Herkenning, die nabestaanden van collaborateurs vertegenwoordigt, het Centraal Orgaan Verzetsdeelnemers en Vervolgingsslachtoffers, en het Centraal Joods Overleg. Na afstemming met het ethisch beraad is besloten om het archief verregaand openbaar te maken, maar wel maatregelen te treffen tegen misbruik. Zo is het archief via de website van het CABR te doorzoeken, maar kan er niet met zoekmachines zoals Google in worden gezocht.
Historici en nabestaanden van oorlogsslachtoffers zijn in het algemeen enthousiast over de openbaarmaking, maar nazaten van Nederlanders die collaboreerden of daarvan worden verdacht, zijn volgens voorzitter van de Stichting Werkgroep Herkenning Jeroen Saris bang dat ‘de pleuris uitbreekt’, zo zei hij eerder in een interview met de Volkskrant.
Dat is geen wonder: voor familieleden van een collaborateur met een veelvoorkomende achternaam, zoals SS’er en handelaar in geroofd Joods vastgoed Dirk Hidde de Vries (zeven jaar cel), is er niet zo veel aan de hand. Maar voor wie een bijzondere achternaam heeft, zoals de familieleden van de Amsterdamse communisten- en Jodenjager Bram Harrebomée (doodstraf), is het een ander verhaal. Volgens de familienamenbank van het Centrum voor familiegeschiedenis zijn er minder dan vijf Harrebomées in Nederland. Dan is de kans dat collega of buurman Harrebomée ‘familie van’ is ineens een stuk groter.
5. Wat is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens en CABR het probleem?
De Autoriteit Persoonsgegevens keurt de volledige openbaarmaking en digitalisering van het CABR af. Volgens de toezichthouder is het Nationaal Archief sinds 2022 herhaaldelijk op de risico’s gewezen, maar is daarmee onvoldoende gedaan. Daarom deelde de Autoriteit Persoonsgegevens onlangs een formele waarschuwing uit.
Er zou sprake zijn van ‘onbeperkt grasduinen’ in persoonsgegevens, waaronder gevoelige informatie over ‘religie, politieke voorkeur, gezondheid of etniciteit van mensen’. Iedereen ter wereld kan op elk moment daarin zoeken, ‘op elke denkbare voornaam en familienaam en op elk denkbaar trefwoord’, benadrukt de Autoriteit Persoonsgegevens. Dat is een privacy-inbreuk, helemaal omdat al die gevoelige informatie uit het CABR ook heel eenvoudig via sociale media kan worden verspreid. Voor zo’n inbreuk is een wettelijke onderbouwing nodig, en die ontbreekt volgens de Autoriteit Persoonsgegevens.
6. Wanneer is meer duidelijkheid over de toekomst van het CABR verwachten?
Na de waarschuwing besloot NSC-minister Eppo Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het archief voorlopig niet digitaal openbaar te maken. Het Centraal Joods Overleg noemt deze beslissing in een reactie ‘een klap in het gezicht voor Joodse slachtoffers van de Sjoa en hun nakomelingen’.
De minister liet vrijdag 6 december in een Kamerbrief weten dat hij het uitstel van openbaarmaking betreurt. Volgens hem is het van ‘groot maatschappelijk belang’ dat het CABR zo snel mogelijk volledig online toegankelijk wordt. Ook maakt Bruins zich zorgen over wat deze ingreep van de Autoriteit Persoonsgegevens betekent voor de openbaarmaking en digitalisering van andere archieven, waarin vrijwel altijd gevoelige persoonsgegevens zitten.
Voor het CABR gaat de minister in gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens over de mogelijkheden voor het tijdelijk bieden van toegang. Daarnaast bereidt hij een wetsvoorstel voor om alsnog een juridische grondslag voor openbaarmaking te bieden, in de hoop dat die wél door de beugel kan bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Wanneer deze wetswijziging rond zal zijn, durft hij nog niet te zeggen. Bruins wil ‘zo spoedig mogelijk’ handelen, maar dat moet niet ten koste gaan van een ‘zorgvuldig wetstraject’.