Dat het kabinet-Schoof weinig doet, lijkt verwijtbaar. Maar eerder leverde ook de dadendrang van middenpartijen niets op.
Collega-columnist Mark Thiessen nam in dit blad (16 november, pagina 37) de journalistiek op de korrel. Journalisten en opinieleiders, schreef hij, maken de populisten het verkeerde verwijt. Ze schrijven dat Trump of Wilders het politieke handwerk niet beheerst, en dat het daardoor ontbreekt aan fatsoenlijk beleid. Maar dat ambieert het populisme volgens Thiessen helemaal niet. In werkelijkheid wil uiterst rechts geen gewone politiek bedrijven, het wil chaos creëren, revolutie maken, dansen op de rokende puinhopen van het systeem. Journalisten schieten tekort als ze populisten beoordelen als normale politici. Ze moeten niet beoordelen maar ontmaskeren.
De journalistiek onthult en ontmaskert, maar is dat voldoende?
Ik las het met een opgetrokken wenkbrauw. Zou Mark Thiessen wel eens een krant lezen of televisie kijken? De journalistiek doet in mijn ogen niet anders dan ontmaskeren. Zo ijverig wordt er onthuld, dat het veronderstelde racisme in de ministerraad (moslims als ‘halalvreters’ en dergelijke) eerst uit een journalistieke duim werd gezogen, waarna de vakbroeders gingen checken of het klopte. Dagelijks wordt blootgelegd dat dit kabinet geen kleren aanheeft, dat premier Dick Schoof de ambtelijke beginselen verraadt, BBB een verzameling clowns is, Dilan Yeşilgöz het liberale licht heeft uitgedaan en NSC de grondrechten voor een bord linzen verkocht.
Het mag niet, het kan niet en het hoort niet, zo eenvoudig is het. De onderliggende aanname is dat de partijen die nu in de oppositiebankjes zitten, wel competent waren, wel goed bestuurden, in plaats van dingen kapot te maken. Precies dat stelt het populisme ter discussie.
Het verwijt dat kabinet-Schoof niks doet: terecht of overdreven?
Op de markt of in het café valt te horen dat het huidige kabinet niks doet, dat ze alleen maar ruziemaken. Dat laatste valt niet te ontkennen, en dit kabinet maakt het zichzelf ook wel heel moeilijk. De premier is geen politicus en heeft geen partij. Drie van de vier deelnemende partijen ontbreekt het aan ervaring. De partijleiders zitten in de Kamer en hebben zich bovendien tot taak gesteld om vak K onder schot te houden. Politiek blijkt inderdaad een ambacht, en het volstaat niet om wekelijks te roepen dat je de premier van alle Nederlanders bent, zoals Dick Schoof doet.
Maar nu over het verwijt dat ze niks doen. Zelf ben ik geneigd om dat als een compliment te zien. Niks doen als verwijt zegt vooral veel over de ongehoorde politieke ambities die in Den Haag als gewoon worden beschouwd. Juist daarom dringt de vraag zich op over wiens revolutionaire ideeën we het eigenlijk hebben. Voormalig PvdA-leider Diederik Samsom maakte zich in de Volkskrant vrolijk over de roept-u-maar-politiek van dit kabinet, die ertoe leidt dat allerlei voorstellen en noodwetgeving schielijk weer moeten worden ingetrokken. In zijn ogen is dat gejojo funest voor het noodzakelijke vertrouwen om ‘gezamenlijk de grote vraagstukken’ aan te pakken.
Diederik Samsom en de valkuil van politieke pretenties
Samsom weet klaarblijkelijk wat ‘de grote vraagstukken’ zijn. Politieke ambachtelijkheid begint natuurlijk bij het krijgen van voldoende steun voor je ideeën. Na vier jaar Samsom haalde de PvdA negen zetels, waarna hij de schuld gaf aan de partij, die hem niet meer wilde als roerganger. Wat die negen zetels eigenlijk zeiden, was dat de kiezer een ander idee had over ‘de grote vraagstukken’, van een partijleider die ver uit het zicht van de troepen was geraakt.
Samsom rekent het kabinet de pretentie aan dat dingen per direct worden opgelost. Dat is het verwijt van de pot aan de ketel. De staande Haagse praktijk is juist de voortdurende beweging van over elkaar buitelende beleidsplannen. Hugo de Jonge (CDA) was er een meester in. Hij lanceerde het ene na het andere actieplan, eerst bij Volksgezondheid, daarna bij Volkshuisvesting. Men spreekt wel van beleidsdiarree, zonder enige aandacht voor uitvoering of onbedoelde gevolgen. Klaas Knot van De Nederlandsche Bank vroeg laatst nog om intrekking van Hugo’s huurwet, aangezien hierdoor de beschikbaarheid van huizen niet groter werd, maar juist kleiner.
Middenpartijen als de ware revolutionairen in de politiek
Goedbeschouwd zijn de politici van de zieltogende middenpartijen zelf de revolutionairen. Volgens hen moeten wij heel anders gaan leven, en dat werd met kleine meerderheden doorgeduwd, of als die er niet waren met informele tafels of burgerberaden. De flaters van vier maanden kabinet-Schoof zijn kruimels in vergelijking met de blunders die eraan voorafgingen. Zo zijn een paar kabinetten-Rutte kalmpjes doorgegaan met het afschaffen van de krijgsmacht terwijl MH17 al uit de lucht geschoten was. En als Diederik Samsom zelf niet decennialang had gestreden tegen kernenergie, had Nederland de zogeheten klimaatdoelen al gehaald. Onderwijl vestigde het dichtstbevolkte land ter wereld record na record op het gebied van immigratie. Maar van praktische bezwaren is de hogere ambitie nooit onder de indruk geweest.
De alles-moet-anders-show is de laatste tientallen jaren door alle middenpartijen opgevoerd. Daarna werd verbaasd opgekeken toen hetzelfde midden in een zinkgat tuimelde. Het kleine Nederland is nog betrekkelijk onschuldig, maar in serieuze landen gebeurde hetzelfde. De gevierde Angela Merkel schafte kernenergie af en gokte op Russisch gas, met als gevolg dat de Duitse industrie nu zwaar ziek is. En na ‘Wir schaffen das’ heeft de extreem-rechtse AfD de wind in de zeilen. Vergeleken bij AfD is Geert Wilders een kleuter. In Groot-Brittannië had Tony Blair eens het briljante idee om een oorlog te beginnen in Irak, met als ambitie om het hele Midden-Oosten democratisch te maken. Veel van de geopolitieke ellende die we nu meemaken, is daarvan het uitvloeisel.
Wat is goed bestuur? Geen radicale dromen, maar gezond verstand
Goed bestuur is het tegendeel van radicale dromen brengen over democratie, een wereld zonder grenzen of de alomvattende vergroening. Goed bestuur is degelijke wetgeving, die blijk geeft van gezond verstand, die zich niet al te ver van de burgerij begeeft en dus bescheiden is met veranderingspretenties. De ware revolutionairen zijn niet de populisten, die een verdwenen wereld najagen die niet meer zal terugkomen. Revolutionair zijn de politici die ons vertellen wat voor wereld we over veertig of vijftig jaar zullen hebben. De vergezichten worden alvast in wetten gegoten, zonder rekening te houden met pandemieën, financiële crises of dictators die het gas afsluiten. Daardoor staat de politiek met de mond vol tanden als de nood echt aan de man komt. Om een variant op Hegel te gebruiken: het zijn alleen domme mensen die zeker weten hoe het er over een halve eeuw uitziet.