Welke gevolgen heeft de ontkerstening van Nederland?

'ANP'

Nederland ontkerstent. De gevolgen hiervan voor de maatschappij laten nu nog naar zich raden. De Nederlandse samenleving wordt daarmee één groot humanistisch experiment.

Het was een beetje sneu voor Karin van den Broeke. De weinig mediagenieke preses van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zoekt niet zo vaak de publiciteit en het ging meteen mis toen ze zich vorig jaar uitsprak in NRC Handelsblad.

In een interview met de meest seculiere krant van Nederland gaf ze uiting aan het ongenoegen in protestants-christelijke kringen over de religieuze terughoudendheid van de Koning. Hij zou publiekelijk wel wat meer mogen uitkomen voor zijn geloof in de Allerhoogste. De PKN schrok van de reacties op het vraaggesprek en liet snel weten dat de voorzitter geen kritiek had willen leveren op Willem-Alexander.

De teleurstelling die Van den Broeke onder woorden bracht, bestaat natuurlijk wel. Veel protestanten verlangen naar wat meer domineestaal van het Koninklijk Huis, dat altijd sterk verbonden is geweest met hun volksdeel. Maar het is verstandig dat de Koning zich daar weinig van aantrekt.

Post-christelijk tijdperk

Hij moet een verbindende factor zijn, en het christendom is dat niet meer. Uit een vorige week gepubliceerd onderzoek van Kieskompas, verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, blijkt dat nog slechts 16,6 procent van de Nederlandse bevolking gelooft in God. Iets meer dan een kwart zegt in een hogere kracht of macht te geloven. Voor de hel, toch een essentieel onderdeel van het christelijk geloof, vreest nog maar een heel kleine minderheid. Nederland is definitief beland in een post-christelijk tijdperk.

De ontkerstening is een belangrijke trend waarvan de gevolgen nog niet goed te overzien zijn. Eeuwenlang hebben christelijke overtuigingen het overgrote deel van het Nederlandse volk geleid en geïnspireerd. Zij vormden daarmee het normatieve fundament van de samenleving. Het kan niet anders dan dat de erosie van deze levensbeschouwelijke basis consequenties heeft voor de gedragingen van de burgers en dus voor de politiek.

Verbindend

Nederland is bezig met één groot humanistisch experiment. Het is lastig om daar onbevooroordeeld uitspraken over te doen. Dit heeft alles te maken met de vele dimensies van religie en haar complexe werking.

Zo is vaak gewezen op de verbindende kracht van het christendom. Maar die gold slechts voor een deel van de bevolking. Ongelovigen en andersgelovigen voelden zich achtergesteld. Bovendien liepen de spanningen tussen protestanten en rooms-katholieken hoog op. Geloof verbindt én verdeelt.

Verder hebben sommige minderheden nogal te lijden gehad onder de dominantie van het christendom. Confessionele partijen hebben bijvoorbeeld niet echt van harte meegewerkt aan de emancipatie van homo’s en vrouwen. Minder religieuze invloed betekent doorgaans meer tolerantie.

Toch is bezorgdheid om de cultuursociologische gevolgen van ontkerstening wel begrijpelijk. Je hoeft zelf niet gelovig te zijn om in te zien dat godsdienst beschavend werkt. Of in elk geval kan werken. Het is een simpel psychologisch proces. Iemand die in de veronderstelling verkeert dat hij na zijn dood verantwoording moet afleggen voor zijn aardse daden en na een zondig leven in de hel terechtkomt, wordt hierdoor gestimuleerd tot fatsoen.

Het is niet zo dat gelovigen automatisch netter zijn dan ongelovigen, wel hebben zij een extra stimulans om het goede te doen. Zeker als zij elke zondag naar de kerk gaan om te luisteren naar stichtende preken. Een religie kan aanzetten tot (gewelddadige) onverdraagzaamheid. Maar religieuze leiders roepen doorgaans vooral op tot compassie en naastenliefde.

Moreel verval

In kringen van de SGP denken ze er anders over, maar het is moeilijk vol te houden dat postchristelijk Nederland zich nu in een staat van algeheel moreel verval bevindt. Ietsisten, agnosten en atheïsten kennen hun eigen normen. Bij tragische gebeurtenissen als de MH17-ramp wordt gezocht naar seculiere vormen van collectieve verwerking van verdriet.

De echte gevolgen van de ontkerstening zullen echter pas op lange termijn blijken. Veel ongelovige Nederlanders ervaren nog de invloed van de christelijke cultuur waarin ze opgroeiden. Pas als hun kinderen en kleinkinderen helemaal van God los zijn geraakt, wordt duidelijk hoe de maatschappij verandert als het hebben van een leuk leven voor burgers de hoofddoelstelling is in plaats van het dienen van God en de naaste waartoe pastoors en dominees altijd hebben opgeroepen.