Hoe gemeenten worstelen met teruggekeerde Syriëgangers

'AFP'

Nederlandse gemeenten worstelen met de opvang en begeleiding van teruggekeerde Syriëgangers. Een doordachte aanpak lijkt te ontbreken.

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) schat dat zo’n 150 tot 160 Nederlandse jihadisten zijn vertrokken naar Irak en Syrië. Maar het werkelijke aantal zou wel eens veel hoger kunnen liggen.

Het International Centre for the Study of Radicalisation and Political Violence (ICSR) schat het aantal Nederlandse uitreizigers eerder op 200 tot 2.50. Nu er dertig Syriëgangers zijn teruggekeerd, is het niet ondenkbaar dat er nog tientallen zullen volgen.

Waar landen als Duitsland en Denemarken inmiddels een officieel exitprogramma voor jihadisten hebben, is de Nederlandse aanpak versnipperd. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van teruggekeerde Syriëgangers.

Enerzijds is dit logisch omdat deradicalisering maatwerk is. Anderzijds deed de burgemeester van Den Haag, Jozias van Aartsen (VVD), afgelopen november een oproep om de aanpak van terugkeerders centraal te organiseren. Gemeenten hebben volgens hem te weinig kennis en expertise op dit terrein.

Jihad

Het is nog maar de vraag in hoeverre programma’s voor terugkeerders überhaupt door gemeenten in gang zijn gezet. De twintigjarige Maher H. uit Amsterdam werd eind 2014 tot drie jaar cel veroordeeld voor het meevechten met de gewapende jihad in Syrië. In de rechtszaal vertelde hij de rechter dat hij zich begin 2014 daags na zijn terugkeer bij de gemeente had gemeld voor een deradicaliseringsprogramma, maar dat was tot op heden nog niet van start gegaan.

Maher H. kon worden veroordeeld wegens deelname aan de gewapende strijd, mede door een foto waarop hij met een kalasjnikov poseerde. Maar het Openbaar Ministerie worstelt bij andere terugkeerders met het bewijs dat zij echt jihadstrijders zijn geweest. Voor hen moet er daarom een deradicaliseringstraject komen.

Niet alleen bij Maher H. ontbreekt het traject. Een in 2013 teruggekeerde Syriëganger uit Den Haag ontkent ook dat hij in een deradicaliseringstraject zit, ondanks een persbericht van het Openbaar Ministerie dat dit wel het geval is. Omdat zijn rechtszaak nog loopt, mag hij niet met de pers praten.

Over een eventueel traject zegt hij kort: ‘Dat is er niet. Ik voer wel gesprekken met de reclassering, maar dat heeft niks met deradicalisering te maken. Er zijn ook geen psychiaters of psychologen bij die gesprekken aanwezig.’

Terugkeerders

De vraag is wat er dan wel gebeurt. De gemeenten Delft en Utrecht lieten hun gemeenteraad weten dat terugkeerders eerst worden onderzocht door de politie en de AIVD. Mocht er geen strafrechtelijke vervolging mogelijk zijn, dan wordt er ingezet op ‘stabilisering en normalisatie van de situatie waarin de terugkeerder zich bevindt’.

Dit houdt in dat de gemeente terugkeerders zal helpen met het vinden van huisvesting, het vinden van een baan of het volgen van een opleiding, en het wegwerken van eventuele schulden.

Daarnaast krijgen terugkeerders psychische bijstand en specialistische coaching, onder meer vanuit het bureau van de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).

Probleem is dat het volgen van een deradicaliseringstraject – als het al in gang wordt gezet – vooralsnog op geheel vrijwillige basis gebeurt. Burgemeester Van Aartsen schreef onlangs in een brief namens alle jihadgemeenten: ‘De hele nazorg staat of valt nu met vrijwillige medewerking van de betrokken terugkeerder die op elk moment in het proces kan afhaken zonder dat dit enige consequentie heeft.’

Sommige terugkeerders uit Den Haag zouden niet eens de deur opendoen voor de mensen met wie zij gesprekken moeten voeren, omdat deelname toch niet verplicht is.

Aanpak

Het risico van de huidige versnipperde aanpak is dat gemeenten het deradicaliseringstraject uitbesteden aan externe bureaus, zonder dat precies duidelijk is wat zij doen en of hun aanpak wel werkt.

Radicaliseringsexpert Amy-Jane Gielen vertelde onlangs in het AD dat Nederlandse deradicaliseringstrajecten vooralsnog slecht zijn geregeld, bijvoorbeeld doordat er geen doelen zijn gesteld. Gielen: ‘Wil je dat iemand alleen geen strafbare handelingen pleegt of ook zijn ideeën afzweert? Je mag immers denken wat je wilt.’

Volgens Gielen kost een deradicaliseringstraject gemiddeld 10.000 euro per persoon, maar wordt evaluatie al gauw te duur bevonden.

Toch zou het zinvol zijn om – ruim tien jaar na de Hofstadgroep – geld uit te trekken voor een grondig onderzoek naar wat werkt, en wat niet.