Annette Herfkens (53) overleefde in 1992 als enige een vliegtuigcrash in Vietnam, en verbleef dagenlang zwaargewond in de jungle. Op 21 april verschijnt haar boek: Turbulentie.
Annette Herfkens is één van de 54 sole survivors (enige overlevenden) ter wereld. Ze woont in New York. Na de crash overleefde ze in 1992 zwaargewond acht dagen op regenwater in de Vietnamese jungle tussen dertig doden, onder wie haar verloofde.
Turbulentie is de vertaling van haar boek Turbulence, A True Story of Survival. Het interview had telefonisch plaats.
Elsevier Wat was het doel van uw reis?
Annette Herfkens: ‘Mijn verloofde was net voor ING-bank naar Vietnam gezonden om daar twee nieuwe filialen op te zetten. Dit zou onze vakantie worden. Hij had een romantische trip geboekt naar Na Tran aan de Zuid-Chinese zee. Aanvankelijk durfde ik het vliegtuig in Ho Chi Minhstad niet in omdat ik claustrofobie heb.
‘Het was een klein vliegtuig, er konden 31 man in, en het zat propvol. Ik liet me overhalen, maar ik heb mijn gordel niet om gedaan.
‘Na vijftig minuten viel het vliegtuig met een klap een stuk naar beneden. Ik dacht dat het een luchtzak was. De motoren accelereerden, daarna kwam er weer een val. Het laatste wat ik me herinner, is dat Pasje [Herfkens’ verloofde Willem van der Pas] en ik elkaars hand vastgrepen. Toen ik wakker werd, was hij dood. Hij had een lief lachje op zijn gezicht.
‘Ik kon niet overeind komen omdat er een lichaam op me lag. Het volgende wat ik me herinner, is dat ik buiten het vliegtuig op de grond zat. Naast een Vietnamese zakenman, die nog leefde. Ik moet de cabine uit zijn geklommen met, onder meer, gebroken heupen en een ingeklapte long.
‘Ik schaamde me tegenover hem, omdat ik in mijn onderbroek zat. Mijn wikkelrok was afgevlogen. Toen gaf hij me een herenbroek uit zijn koffertje. Dat had hij dwars door alles heen tegen zich aan geklemd. De broek beschermde me tegen insecten. Daarna ging hij ook dood.’
Elsevier Hoe komt het dat u overleefde?
Herfkens: ‘Door geluk. Ik had als enige mijn gordel niet om. Normaal ben je dan extra kwetsbaar, maar in dit geval gold dat blijkbaar niet. De acht dagen daarna heb ik overleefd door naar mijn instinct te luisteren. Dat is een stemmetje in jezelf, dat je de beste kant uit leidt.
‘Je hebt het als je met schrijven op de goede weg bent: je raakt enthousiast omdat je weet hoe het moet. Misschien kun je het stemmetje God noemen; “enthousiast” komt van in theos, in God. Iedereen heeft het, maar in extreme omstandigheden kan het worden ondergesneeuwd door paniek.
‘Bij mij gebeurde dat niet. Dat is geen verdienste, ik heb er aanleg voor om bij de les te blijven onder stress. Anders ga je niet op Wall Street werken – ik ben twintig jaar beurshandelaar geweest. In de jungle liet ik geen “wat als”-scenario’s toe. Ik dacht niet: wat doe ik als er een tijger komt? Met een tijger zou ik wel dealen. Ik nam letterlijk waar, bleef bij wat waar was: okay, we zijn neergestort, Pasje is dood, alles doet pijn, ik moet hier weg, hoe doe ik dat?
‘Achteraf gezien was ik een textbook survivor. Ik maakte een plan dat ik in haalbare stappen verdeelde. Als ik een doel had bereikt, feliciteerde ik mezelf. Ik probeerde de humor er in te houden. Het was natuurlijk ironisch dat uitgerekend een claustrofoob als ik daar zo muurvast zat, ik heb niet eens het geduld om bij de kapper mijn haar te laten föhnen.
‘Het belangrijkste was aan water te komen. Ik maakte balletjes van het isolatieschuim van de kapotte vliegtuigvleugel om regenwater mee op te vangen. Elke drie uur mocht ik er van mezelf eentje uitzuigen.
‘Gegeten heb ik niet die acht dagen. Er lag niets bij het wrak, en door de pijn kon ik niet op zoek naar voedsel. Na de crash in de Andes in 1972 aten de overlevenden de lijken van hun dode medepassagiers op om te overleven. Dat leek mij niks. Bovendien ontbinden lijken snel in de jungle, er kwamen al gauw maden uit de ogen van mijn buurman. Ik ben op mijn ellebogen van hem weg gekropen om zijn geur niet meer te ruiken.’
Elsevier U hebt niet gehuild?
Herfkens: ‘Nee. Omdat je dorst krijgt van huilen. “Niet aan Pasje denken,” zei ik telkens tegen mezelf. Ik huilde pas later, toen ik mijn moeder zag. En daarna kon ik niet meer ophouden met huilen. Om Pasje. En om de andere slachtoffers. In de jungle liet ik geen traan. Mijn tranen beheersen had ik als kind geleerd, omdat ik alleen met mijn oudere broer en zijn vrienden mocht meespelen als ik niet huilde.’
‘Ook op Wall Street huil je niet, al verlies je miljoenen dollars. Je accepteert je verlies en gaat door. Zonder het te verdringen, je moet het goed verwerken, anders leer je niets. En je kiest ervoor steeds naar de goede dingen te kijken. Dat geeft kracht.
‘Ik had de keus te kijken naar de maden in mijn buurmans ogen, of naar hoe mooi het zonlicht door de bladeren viel. Ik koos voor het laatste, anders was ik kapot gegaan. En dat lukte. Mijn geest bleek sterker dan mijn lichaam. En mijn instinct bleek sterker dan mijn geest. Ik gaf me over aan de natuur.
‘Na een paar dagen kreeg ik een spirituele ervaring. Misschien versterkt door de endorfine die mijn lichaam aanmaakte door de ontbering. Ik hoefde me niet meer te dwingen om naar de schoonheid te kijken. Het voelde alsof ik langzaam één werd met mijn omgeving. Met de schoonheid, de dood, het verval, de wedergeboorte. Alsof ik in een bed van liefde lag. Alsof ik een lijntje met het universum had.
‘Ik had op dat moment best in de jungle willen blijven. Ik voelde me er volmaakt veilig, meer dan in de mensenwereld. Ik denk dat ik heel gelukkig aan het sterven was.’
Elsevier Was u teleurgesteld toen op de zesde dag uw latere redder opdook, uit een jungledorp tien kilometer verderop?
Herfkens: ‘Nee, mijn overlevingsinstinct nam het meteen over toen ik hem zag staan aan de andere kant van een kloof. Ik begon te schreeuwen en te zwaaien. Maar hij deed niets, hij staarde me roerloos en zwijgend aan.
‘De volgende dag kwam hij terug, toen gebeurde hetzelfde. De dag daarna kwam hij terug met zeven dorpsgenoten, en een hangmat aan een bamboestok. Daarin werd ik in een eindeloze tocht door het oerwoud naar een middeleeuws ziekenhuisje gedragen, waar ik bijna alsnog doodging. Later hoorde ik dat de helikopter vol artsen en hulpverleners die me had moeten ophalen, ook was neergestort. Allen verongelukt.
‘Ik heb me veertien jaar afgevraagd waarom mijn ontdekker aanvankelijk niets deed. Ik ging denken dat hij een hallucinatie was geweest. Tot ik in 2006 terugging naar Vietnam om de crashsite te bezoeken. Ik kreeg verbijsterende antwoorden op vragen waarmee ik zat. Een daarvan was dat de man had gedacht dat ík een geest was.’
De Vietnamese regering wilde geen toestemming geven om haar naar Singapore te laten vervoeren waar ze zou worden geopereerd in een modern ziekenhuis. Terwijl ze snel verzwakte, moest er worden gewacht op een bezoek van de minister van Gezondheid.
Uiteindelijk belandde Herfkens in het Academisch Ziekenhuis in Leiden, de stad waar ze haar verloofde Willem leerde kennen. Ze werd per ambulance vervoerd naar diens begrafenis in Breda.
Elsevier Hoe was die begrafenis?
Herfkens: ‘Mooi en traumatisch. Pasje lag in een kist met mijn boeket erop naast het altaar. Ik werd op een brancard naar hem toe gedragen. Het leek of ik trouwde met een dode. De kerk was vol. Pasje werd heel mooi neergezet in de speeches, hij was ook een heel mooi mens.’
Achteraf bleek dat het niet Willem was die in de kist lag, maar een Engelsman; door een noodlottige verwisseling was Willem inmiddels gecremeerd in Zweden.
Elsevier Waarom hebt u de media toen niet te woord gestaan?
Herfkens: ‘Omdat ik mijn leven wilde oppakken. Ik wilde er weer bij horen, niet bijzonder zijn. Achteraf gezien was dat goed. Media-aandacht schijnt een verdovend middel te zijn: voor je het weet, wordt je hele identiteit bepaald doordat je zo’n ongeluk hebt overleefd.
‘Ik praatte voor het eerst met journalisten in 2010, nadat de 9-jarige Nederlandse jongen Ruben als enige een crash overleefde. In de hoop hem te beschermen, vertelde ik hoe zwaar het voor mij was geweest te worden belaagd door de pers. En dat de media extra verdriet kunnen aanrichten. Zo lijkt het me nu moeilijk voor de nabestaanden van de Germanwings-slachtoffers om steeds beelden te zien van de plek waar hun geliefden liggen.’
Elsevier Hoe was het om de draad van uw leven weer op te pakken?
Herfkens: ‘Net zo moeilijk als voor alle andere vrouwen die hun man hebben verloren, op welke manier ook. Ik moest twee keer alle seizoenen door om Pasjes dood te kunnen bevatten. Het eerste jaar was een kwestie van overleven. Mijn familie en vrienden waren onbetaalbaar. Door hen bleef ik ondanks alles openstaan voor het leven. Maar dit moest ik alleen doen.’
Elsevier In 2006 keerde u terug. Hoe was dat?
Herfkens: ‘Eng. Ik was een middelbare dame, bang om bang te zijn. Op de rampplek lagen spullen uit het wrak; er hingen zelfs nog kledingstukken aan de struiken.’
Elsevier Waarom hebt u dit boek nu geschreven? Het is ruim 22 jaar geleden.
Herfkens: ‘Er kwam een moment dat ik het bijna zag als een plicht, omdat journalisten me na elke vliegtuigcrash kwamen vragen hoe dat is, neerstorten. Na mijn terugkeer in 2006 begon ik te schrijven. Misschien hebben nabestaanden er iets aan om te weten dat de laatste ogenblikken niet zo erg zijn als het lijkt, het gaat te snel. Dat gold voor mij in elk geval. Ik zag mijn leven echt niet aan me voorbijtrekken.
‘Het lijkt vreselijk dat de slachtoffers voor het ongeluk met Germanwings nog gilden; en dat slachtoffers van MH17 nog in staat waren geweest hun mondkapjes op te doen. Omdat daaruit blijkt dat ze nog de tijd hadden om bang te zijn. Die tijd hadden wij ook; bij ons werd ook gegild. Maar het bleef voor mijn gevoel heel kort. Je bent meer bezig je af te vragen wat er eigenlijk gebeurt.
‘Hoe het voelt een crash te ondergaan, kun je van buitenaf niet invullen. Alles is perceptie. Om dat te illustreren, heb ik Turbulentie niet alleen vanuit mijn perspectief geschreven, maar ook familie en vrienden aan het woord gelaten.
‘Ik vond het crashen veel minder erg dan het wakker worden. Zelfs daarna heb ik minder geleden dan mijn geliefden dachten, ook al was ik bezig dood te gaan. Ik vond de dood prachtig. Het moeilijkste was om door te moeten zonder Pasje.
‘Ik had gehoopt dat iemand anders mijn verhaal voor me zou opschrijven, omdat het zo veel werk is. Maar al gauw voelde ik dat ik mijn eigen werkelijkheid moest weergeven. Ik ging schrijfcursussen volgen.
‘Al doende heb ik het verhaal van mijn autistische zoon Maxi – die ik na het ongeluk heb gekregen met mijn nieuwe man Jaime – in het boek verweven. Omdat mijn uitgever het daar niet mee eens was, heb ik het zelf uitgegeven. Zowel het schrijven als het uitgeven heeft me uit mijn comfort zone gehaald, maar dat kan geen kwaad, halverwege je leven.’
Elsevier Het heeft even geduurd voordat u van Maxi kon genieten, schrijft u.
Herfkens: ‘Ik heb aanvankelijk mijn tanden op elkaar gezet om mijn verlies te nemen. Want zo zag ik het toen: als verlies, dat hij autistisch is. Het verlies van zijn toekomst. Later zag ik dat dat niet klopte. Het was het verlies van mijn verwachtingen van zijn toekomst.
‘Maxi is zich van geen verlies bewust, hij wordt blij wakker en gaat blij naar bed. Ik word heel vrolijk van hem. En hij geeft onvoorwaardelijke liefde. Niet via woorden, want hij praat bijna niet, we communiceren op gevoel. Hij oordeelt niet, ik ben met niemand zo mezelf als met Maxi.’
Elsevier Vijfentachtig procent van de huwelijken met een autistisch kind gaat kapot. Ook het uwe.
Herfkens: ‘Ja, het had een sprookje moeten zijn. Maar zo is het echte leven dus niet. Of eigenlijk wel, maar dan een ander soort sprookje. Je kunt het leven leven alsof niks een wonder is of alsof alles een wonder is.
‘Over mijn scheiding ben ik niet bitter. Ik ben dankbaar voor wat Jaime me heeft gegeven. Hij heeft me opnieuw de liefde doen kennen. Ik ben hem verloren door het leven, zoals ik Pasje ben verloren door de dood. Maar ze blijven bij me, allebei.
‘Het leven is makkelijker als je je ego loslaat. Door de jungle en door Maxi ben ik in een stoomcursus ont-ikken beland. De eerste 31 jaar van mijn leven waren zorgeloos. En van wat ik sinds het neerstorten heb meegemaakt, zie ik de diepte en de schoonheid. Ik wil wat ik heb.’
Elsevier nummer 16, 18 april 2015