Hoe landverhuizers naar de Nieuwe Wereld vertrokken

''

Sinds eind zeventiende eeuw zijn via Rotterdam honderddui­zenden landverhuizers met de boot naar de Nieuwe Wereld vertrokken.
Over de verschillen en overeenkomsten met de bootvluchtelingen van nu.

Het is misschien vreemd om de bootvluchtelingen die nu Europa proberen te bereiken, te vergelijken met de landverhuizers die sinds de zeventiende eeuw via Rotterdam en andere Europese havens naar Amerika vertrokken.

Per slot van rekening zijn de landen waar de bootvluchtelingen naartoe willen tamelijk dichtbevolkt. De woningen en landerijen zijn hier allang verdeeld en ook zitten de bevolking en de politieke partijen niet te wachten op vreemdelingen die langer blijven dan het aspergeseizoen.

Het beloofde land waarvan de landverhuizers van weleer droomden, was dunbevolkt en zat te springen om mannen en vrouwen die bereid waren de handen uit de mouwen  te steken.

Een ander verschil tussen vroeger en nu is dat de transporteurs niet clandestien waren. Ze heetten geen mensensmokkelaars, het waren keurige bedrijven die inspeelden op geopolitieke omstandigheden en klanten wierven waar de nood het hoogst was.

Engelse, Schotse en Amerikaanse verschepers zoals Archibald en Isaac Hope, John Goddard en James Crawfurd verdienden aan de trans-Atlantische emigratie vanuit Rotterdam. Ze verspreidden in de eerste helft van de achttiende eeuw in de Palts (nu de Duitse deelstaat Rijnland-Palts) folders waarin de doopsgezinden die door de katholieke keurvorst Karl Philipp werden vervolgd, erop werd gewezen dat het in Penn­sylvania altijd lekker weer was en dat andersdenkenden er welkom waren.

Antisemitisme

Toen aan het begin van de twintigste eeuw het al eeuwen sluimerende antisemitisme in Rusland, Roemenië, Hongarije en het toenmalige Galicië (later verdeeld tussen Polen en Rusland) tot uitbarsting kwam in pogroms, informeerde de Holland Amerika Lijn de Joden aldaar via posters dat ze vanaf Rotterdam naar New York konden en waar ze zich bij het Weense kantoor van de HAL moesten vervoegen.

Het woord ‘landverhuizen’ heeft een andere lading dan de termen die we nu hanteren: economische en politieke vluchtelingen, asielzoekers, gelukzoekers en bootvluchtelingen. Maar de gebeurtenis blijft hetzelfde: het eigen land verlaten in de hoop op een betere toekomst.

Ook de aanleidingen zijn vergelijkbaar. We weten inmiddels dat er onder de bootvluchtelingen die Griekenland en Italië proberen te bereiken, niet alleen mensen zijn die uit het Midden-Oosten vluchten omdat ze een naam, geloof dan wel uiterlijk hebben dat hun buren niet aanstaat, maar ook veel Afrikaanse gelukzoekers.

Ook dat is niet nieuw. Er waren vroeger ook landverhuizers die niet om religieuze maar om financiële redenen naar Amerika wilden. Die kennen we als geen ander: de Nederlanders.

Waar de Engelse, Duitse en Zwitserse landverhuizers al in de zestiende en zeventiende eeuw vertrokken, gingen de Nederlanders pas halverwege de negentiende eeuw. In het boek dat het Rotterdamse Maritiem Museum in 1995 uitgaf ter begeleiding van een tentoonstelling over de landverhuizers – toen zij uit Rotterdam vertrokken – wordt 1846 genoemd als begin van de grootschalige Nederlandse emigratie.

Aardappel

Dat is niet zomaar een jaartal. In 1846 begon ook de Ierse exodus: in de tweede helft van de negentiende eeuw emigreerden bijna vijf miljoen Ieren (evenveel als er nu in Ierland wonen) naar de Verenigde Staten. De oorzaak daarvan was – naast het brute Britse koloniale bewind – de aardappelziekte phytophthera.

Dat is een zogeheten pseudoschimmel, die in 1845 toesloeg. Normaliter is dat geen probleem: iedere boer bewaart een deel van zijn oogst om daarmee het jaar daarop verder te kweken. Maar een  jaar later, in 1846, was het weer raak.

Voor andere koude en vochtige landen in het noordwesten van Europa hadden mislukkende aardappeloogsten eveneens grote gevolgen. Veel Friese en Groningse boerengezinnen vertrokken via Rotterdam naar Amerika en Canada. In totaal zijn toen ongeveer 250.000 Nederlanders naar de Verenigde Staten geëmigreerd.

Aangekomen in Amerika gingen immigranten vaak op een kluitje zitten. De Duitsers uit de zeventiende eeuw trokken naar Pennsylvania, de Ieren gingen naar Boston en de Nederlandse boerengezinnen uit de tweede helft van de negentiende eeuw naar Michigan, waar vooral in Ottawa County tientallen naar Nederland verwijzende plaatsnamen zijn.

Ook de Belgische landverhuizers – eveneens getroffen door de phytophtera-crisis – zochten elkaar op. In Moline, Illinois, is een hechte Belgische gemeenschap. Daar bevinden ze zich net als in Europa vlak ‘onder’ de Nederlanders: Illinois grenst in het noorden aan Michigan.

De huidige tocht over de Middellandse Zee in nauwelijks zeewaardige en gammele schuiten is oneindig veel gevaarlijker dan het oversteken van de Atlantische Oceaan in aanzienlijk steviger schepen. Toch was het landverhuizen vroeger ook riskant.
Zelfs nadat halverwege de negentiende eeuw de zeilschepen werden vervangen door stoomschepen, kon het misgaan.

Niet alleen verging in 1912 de vanuit Southampton vertrokken Titanic; een jaar later zonk ook de vanuit Rotterdam vertrokken Volturno van de Uranium Steamship Company, een concurrent van de Holland Amerika Lijn. Halverwege de oversteek brak brand uit en ruim honderd landverhuizers en dertig bemanningsleden verdronken.

Overboord

De oversteek met zeilschepen duurde veel langer en was aanzienlijk gevaarlijker. De Duitser Gottlieb Mittelberger heeft in 1756 een reisverhaal geschreven over zijn tocht vanuit Duitsland via Rotterdam naar Amerika en meldde daarin dat er onderweg 32 kinderen door ziekte overleden en vervolgens overboord gingen.

De Rotterdamsche Courant berichtte op 24 augustus 1752: ‘Het schip de Good Intent, waarop kapitein Wilson gecommandeerd heeft, is van Antigoa hier aangekomen. Het was in den voorleden herfst met Paltsers van Rotterdam herwaarts gezeild, maar eindelijk op de kust komende en tot den 21 of 22 januari heen en weer zwervende, was het genoodzaakt zijn koers naar West-Indië te nemen en bereikte Antigoa na 24 weken op zee gezworven te hebben, in welken tijd het volk zeer veel door ziekte en gebrek aan provisie geleden heeft. Toen zij hier aankwamen was de stuurman alleen van de officieren, en twee van de matrozen en maar weinig van de passagiers overgebleven.’

Logementen

Rotterdam was bepaald niet de belangrijkste haven voor landverhuizers: Southampton, Londen, Dublin, Hamburg, Bremen, Le Havre en Antwerpen namen een groter aandeel voor hun rekening. Toch zijn er vanuit Rotterdam bijna een miljoen landverhuizers vertrokken.

Tussen 1683 – toen de eerste Duitsers vanuit Rotterdam vertrokken – en halverwege de twintigste eeuw is er veel geld aan hen verdiend. Er waren tientallen verschepers en cargadoors bij betrokken en tientallen logementen en hotels waar de landverhuizers enkele dagen of weken verbleven.

De stelling kan zelfs worden verdedigd dat het kleine Rotterdam (dat lang in de schaduw stond van Delft, Gouda en Dordrecht) nooit een wereldhaven had kunnen worden als niet in de zeventiende en achttiende eeuw tienduizenden Duitse en Zwitserse landverhuizers vanuit Rotterdam naar Pennsylvania hadden gewild. Uit de havenregisters van Philadelphia blijkt dat van de 319 immigrantenschepen die tussen 1727 en 1775 zijn geregistreerd, er 253 uit Rotterdam kwamen.

Toch keken veel Rotterdammers met afschuw naar de rare snuiters. Dat was al zo in de achttiende eeuw. Veelal waren de Duitse doopsgezinden en protestanten arm en probeerden ze het benodigde geld (tussen 11 en 60 gulden) voor de overtocht bijeen te bedelen bij Rotterdamse geloofsgenoten.

Als het er te veel waren, mochten ze de stad pas binnen als ze een ticket hadden en de inscheping binnen enkele dagen zou volgen. In 1764 was het weer zover en kampeerden er op een gegeven moment zelfs meer dan duizend Paltsers vlak buiten de stad – in Kralingen – tot ergernis van de grondeigenaren in de buurt die klaagden over de overlast.

Plunje

De Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM), voorloper van de Holland Amerika Lijn, heette ook wel Neem Alleen Schurken Mee. De Katholieke Illustratie beschreef in 1898 hoe de (katholieke) Duitse, Poolse en Oostenrijkse landverhuizers door Rotterdamse arbeiders werden bespot toen ze op het Stieltjesplein (vlak bij de Wilhelminakade, waar de schepen vandaan vertrokken) in het openbaar een dienst hielden.

De 700.000 Russische en Oost-Europese Joden die aan het begin van de twintigste eeuw via Rotterdam wegvluchtten voor het antisemitisme, brachten veel geld in het laatje, maar waren bepaald niet geliefd. Een journalist van het Rotterdamsch Nieuwsblad mocht in 1893 de overtocht met de Spaarndam van de NASM meemaken.

Af en toe mocht hij even onder begeleiding naar de derde klas. ‘De Friezen zitten het best in hun plunje, dan volgen de Duitschers, de Franschen, de schilderachtige morsige Italianen, de smerige Poolsche joden, de Arabieren en de Syriërs.

Elsevier nummer 28, 11 juli 2015

Vrouwen en kinderen van twee Nederlandse families in hun kajuit, kort voor vertrek in 1949