Martin Sommer: ‘We hebben niets geleerd van de jaren negentig’

'Marco Bakker'

Sinds 2010 schrijft Martin Sommer (59) een veelgelezen column in de Volkskrant. In ‘Vrij zicht’ zet hij op zaterdag vraagtekens bij radicalisme en lichtzinnigheid.

Hij vond het eerst maar niks, die foto bij zijn wekelijkse column in de Volkskrant op zaterdag. Ten voeten uit op de foto. En dat voor een journalist die altijd liever onopvallend aan de zijlijn staat. En iedereen zei wat van zijn schoenen (bruin). We kijken even onder tafel: vandaag zijn z’n schoenen zwart. ‘Toen begreep ik het allemaal nog niet.’

Martin Sommer, zwart rond brilletje, grijs haar, heeft die column – bijna paginalang, ruim 900 woorden – sinds 2010. Hij schrijft over de grote kwesties van nu; een maatschappelijke column dus. De toon is vaak zoekend, nooit betweterig. Sommer deinst er niet voor terug om een contrair standpunt in te nemen.

Als je zijn stukken leest, is het alsof je hem hoort vragen: ‘Ja, maar waarom is dat zo?’ In die zin zijn Sommers artikelen echte essays. ‘Vrij zicht’ heten ze. Hij krijgt veel reacties en niet allemaal positief. Dat is alleen maar een bewijs dat hij heeft bereikt wat hij wilde: peser sur le débat, je stempel op het debat drukken. ‘Natuurlijk! Als je een column hebt, moet je iets beweren.’

Neem zijn column van 8 augustus. Die gaat over wat volgens hem het grote probleem van deze tijd is: immigratie. Onderkop: Uit het feit dat migranten hier komen, volgt niet dat ze het recht hebben hier te zijn.

Sommer haalt voormalig Elsevier-hoofdredacteur H.J. Schoo aan, die hem leerde: ‘Let niet op wat ze ervan denken, maar schrijf op hoe het volgens jou zit.’ Vervolgens betoogt hij dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat er steeds meer immigranten worden toegelaten.

Waarom moet dat eigenlijk? Sommers standpunten leveren hem zeker niet alleen bijval op. Toen Sommer vraagtekens zette bij het reusachtige bedrag van 18 miljard euro dat de komende jaren wordt besteed aan duurzame energie, verzuchtte de jonge historicus Rutger Bregman ouwelijk: ‘Houdt het dan nooit op?’

Liesbeth van Tongeren, vicefractievoorzitter van GroenLinks, had het over ‘feitenvrije windbash’ en ging klagen bij de hoofdredactie van de Volkskrant.

Te links

Daar moet Sommer een beetje om grinniken. ‘Ik zou zeggen: so much voor het liberalisme van links.’ Binnen de krant is er niet zo veel verzet tegen zijn stukken. Hij is er de hele week mee bezig en werkt graag in een klein kamertje in Den Haag.

Hoe schrijf je zo’n artikel, toch tweederde krantenpagina? ‘Ik maak veel afspraken, ga naar dingen, praat met mensen. Veel lezen. Maandag is meestal een ontspannen dag om een beetje te rommelen en te klooien. Dinsdag moet er wat gebeuren, woensdag moet ik het onderwerp echt weten, anders is er paniek, donderdag moet ik het ding in de grondverf zetten.

Ik dacht dat ik een makkelijke schrijver was, maar dit is wel een heel cerebrale column. Eindeloos slijpen en schaven. Ik beschouw mezelf als een eenmansonderzoeksredactie.’

Sommer groeide op in Velsen. Zijn vader was bedrijfsverpleger bij de Hoogovens. Thuis werd de katholieke krant De Tijd gelezen. ‘De Volkskrant was te links.’ Sommer studeerde geschiedenis, schreef eerst voor NRC en kwam in 1987 bij de Volkskrant.

‘In die tijd werd de krant nog op de begane grond gedrukt. Dan trilde het hele gebouw en kwam er langzaam een inktlucht naar boven. Ontzettende herrie in die drukkerij, de kranten vlogen door de lucht. Daar gaf je de laatste aanwijzingen aan de zetters en de drukkers. Die kwam je dan ook weer tegen in de kantine. Eén van de veranderingen in de samenleving is dat arbeiders en intellectuelen elkaar niet meer zien.’

Totale chaos

Hij werd in 1997 correspondent in Frankrijk. Bij terugkeer in Nederland, in 2002, een maand na de moord op Pim Fortuyn, besloot hij zich niets meer aan te trekken van enige vorm van politieke correctheid. Geen beslissing die hij van de ene op de andere dag nam, maar een veel langer proces.

‘Ik had al eerder een hekel gekregen aan politieke correctheid. In 1995 heb ik met collega Paul Brill voor de VPRO een film gemaakt over radicalisme in de jaren zeventig, Een monument van ongeduld. Daarin zetten we tegenhangers naast elkaar, oud-communist Gijs Schreuders tegenover VVD’er Frits Bolkestein. En onze sympathie ging toen al uit naar Bolkestein.’

Wat vond Sommer van Nederland in 2002? ‘Het land was in totale chaos. Ik had in Frankrijk het nieuws steeds gevolgd. Daar heb ik geleerd om met andere ogen naar mijn eigen land te kijken. Naar al die vanzelfsprekendheden: het ís nu eenmaal zo.

‘Destijds speelde bijvoorbeeld het opsplitsen van de spoorwegen: Nederland liep in dat opzicht voorop in Europa. Het kon niet anders, de boel moest worden gesplitst. In Frankrijk haalden ze daar hun schouders over op en zeiden: zoek het uit met je gesplits. Daar rijden de tgv’s al 25 jaar en wij zitten nog met een sukkeltreintje.’

Het zoveelste voorbeeld van de bijna hijgerige manier waarop Nederland altijd voorop wil lopen en daardoor soms ondoordacht handelt. ‘Zo bang dat we niet meekomen, dat we er niet bij zijn.’

Neem het grote punt van nu: immigratie. In één weekeinde hadden twee kranten dezelfde kop: ‘Moeten de grenzen dan open?’ ‘Er is geen land waar zo drastisch over immigratie wordt gesproken. Bijna geobsedeerd.’ Daartegen wil Sommer tegenwicht bieden. ‘Ik ben tegen radicalisme en lichtzinnigheid.’

Sommer woonde in Frankrijk en kwam bij zijn ouders thuis, in Velsen. ‘Om de hoek bij de Hoogovens. Dan zie je dingen die je niet eerder zag: dat zo’n hele wijk verandert. Zij woonden in zo’n jarenvijftig-doorzonbuurt. En toen? De wijk verloederde. Winkels weg, heel erg multicultureel geworden. Mijn moeder klaagde dat ze haar buren niet meer kon verstaan. En dat heb ik een keer opgeschreven.

‘In Frankrijk waren ze toen bezig met die hoofddoekjesdiscussie, die is uitgemond in het verbod om op school die hoofddoek te dragen en dat werkt redelijk. Daar vallen duizend dingen over te zeggen. Maar ik beschreef het contrast tussen Frankrijk en Nederland. Toen kreeg ik veel reacties, ook van Piet Grijs in Vrij Nederland. Die schreef: “Janmaatje in Parijs.” Als Fortuyn, die fascist, straks nog een ambassadeur nodig had in Parijs, wist hij er wel een.’

Chic

Sommer kreeg een rubriek genaamd Gemengde berichten. ‘Vlak boven de column van Marcel van Dam, dat was gezellig.’ Na een periode als chef van de Haagse redactie bood hoofdredacteur Philippe Remarque hem een prominente plaats aan.

‘Heel chic van Remarque, een echte liberaal. Mede dankzij hem hebben we nu de liberale positie van NRC overgenomen. Daar ben ik trots op.’ Sommer kreeg een vrije opdracht, althans: een been in de politiek, een been in de rest van de wereld.Juist omdat Sommer al zo lang in de journalistiek zit, kan hij signaleren wat anderen misschien ontgaat. Namelijk dat de discussie over vluchtelingen wel erg veel lijkt op de discussie van de jaren tachtig en negentig.

‘Onze hoofdredacteur vergeleek het laatst met de sociale kwestie – het arbeidersvraagstuk van de negentiende eeuw – toen arbeiders het slecht hadden. Die is opgelost door de welvaart beter te verdelen en misschien moeten we dat nu ook doen, zei hij. Dan denk ik: ho ho! Stop! Net als dat betoog onlangs van die migratiedeskundige die vond dat alle grenzen open moeten.

‘Dat herkende ik. Het lijkt wel of we die discussie van de jaren negentig overdoen, het zijn andere namen, maar ze zeggen dezelfde dingen. Allemaal migratiedeskundigen die voor migratie zijn. Het stemt me wel vrij treurig dat we van de discussie van destijds dus niets hebben geleerd, dat er nu weer een generatie jonge migratiedeskundigen opstaat die zegt: het kan allemaal wel en het is een verrijking.

‘Ik vind dat journalisten hierin geen goede rol spelen. In de kranten is het allemaal koekoek eenzang. Het gaat altijd over wat er móet gebeuren, in plaats van wat er werkelijk gebeurt. Dat is onze taak helemaal niet. Ik vind dat wij moeten opschrijven wat er gebeurt, ook als dat een beetje naar is voor sommige mensen.’

Waar komt het idee vandaan dat vluchtelingen allemaal moeten worden opgenomen? ‘Dat is een christelijk idee, een versie van de Bergrede.’

In Mattheüs 5 neemt Jezus het op voor de verdrukten en zegt onder meer: ‘Zalig zij die treuren, want zij zullen vertroost worden, zalig zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden, zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.’

Eén van de argumenten van de voorstanders van open grenzen is dat de instromers vanzelf weer zullen uitstromen. ‘Dat vind ik dus een argument uit het ongerijmde. Waar haal je het vandaan? Alles wijst er toch op dat ze helemaal niet teruggaan.’

Toch maar even vragen wat er volgens hem moet gebeuren, al is dat dan niet de taak van de journalistiek. Europa afsluiten? ‘Ja, vind ik wel. We hebben geen andere optie. Ik begrijp het standpunt van de Afrikanen heel goed. Maar ik zie niet dat wij daarin een directe verantwoordelijkheid hebben. Dat is ook zoiets: mensen beweren dat er voor die immigranten vanzelf werk is. Wij waren vorig jaar met vakantie in Zuid-Italië. Toen stonden al die kranten daar vol met verhalen over Italianen en zwarte Afrikanen die slaags raakten bij Napels.

‘Wat stel je je nou voor? Die mensen komen hier en gaat dat de kwaliteit van de samenleving verbeteren? Je kunt best zeggen dat we arbeid nodig hebben, maar het is de vraag of die mensen dat kunnen, er geschikt voor zijn. En mogen we daar zelf ook iets over te vertellen hebben?’

Van heldere meningen uit de politiek moeten we het niet hebben. Die hoort Sommer amper. ‘Dat is ook zoiets: de politiek in Nederland is zo nikserig geworden. In de VVD heb je Malik Azmani, die wil vluchtelingen in eigen regio opvangen, daar ben ik het mee eens. Dat betekent dat we Europa verder moeten afsluiten. Heel naar, maar het is niet anders. Maar hoor jij iets van de PvdA?

‘We hadden laatst een discussie met de PvdA-minister van Onderwijs, Jet Bussemaker. Aardige vrouw. Bij alles zei ze: dat zijn we juist aan het implementeren, of: dat wetsvoorstel gaat nu naar de Kamer. Ze was te angstig of niet in staat om te zeggen: ik vind dit, daar sta ik voor en je kunt hoog of laag springen, maar dit is mijn mening. Dat vind ik dus de nulgraad van de politiek. Zeg gewoon wat je vindt!’

Schande

Aan de andere kant ziet Sommer ook wel wat het dilemma van de politicus is: die moet kiezen en heeft niet de luxe van de journalist om zich over alles uit te spreken.

‘We maken op maandag een verhaal over de schande van de uitgewezen asielzoekers. Op dinsdag een verhaal over urine over de enkels in de zorg. Op woensdag het Groningse gasschandaal, de huizen die inzakken. Op donderdag wordt in de kunstensector op een schandelijke manier bezuinigd. Op vrijdag zeggen we dat politici vreselijke mensen zijn die liegen en draaien.

‘Aan het einde van de week hebben we dus zes keer schande geroepen en dan denk ik: ja jongens… een journalist kan elke dag roepen dat iets een schande is. Maar politici moeten kiezen. Je moet je verplaatsen in de dilemma’s van de politicus. Wat zou jij doen als je daar zat? Het is wel makkelijk voor een journalist om aan de zijkant te staan.’

Eerst politici verwijten dat ze geen mening hebben en het dan voor ze opnemen, hoe zit dat? ‘Ja, ik vind dat ze keuzes moeten maken en tegelijk best mogen zeggen dat ze onder geweldige druk staan. Want dat is zo.’

Radicalisme en lichtzinnigheid zijn overal. Neem de Europese Unie. Sommer interviewde met een collega in 2012 alle hoofdrolspelers van de Europese toppen van Maastricht en Amsterdam.

‘Beide toppen waren cruciaal voor de euro en in beide gevallen was Nederland voorzitter, dus we konden iedereen spreken. Ben Bot, oud-minister van Buitenlandse Zaken, zei dat de hele Europese Unie één moesjawara is: een Afghaanse markt waar je zaken doet met handjeklap, en alles tegen alles kunt ruilen. Of het om bloemen ging of over extra quota. En dat Griekenland maar 2,5 procent uitmaakte van de Europese begroting, wat kon dat nou voor kwaad? Dat is dus een voorbeeld van lichtzinnigheid. Jongens, zeg ik dan. Zullen we niet toch nog eerst een beetje nadenken?’

Elsevier nummer 35, 29 augustus 2015