Marga Klompé (toen 44 jaar) was in 1956 de eerste vrouw in de ministerraad. In 1963 voer- de ze de Bijstandswet in. Lange tijd was de bèta de enige vrouwelijke minister van Staat.
Een vrouw met een indrukwekkend cv trad dit jaar toe tot het vierde kabinet-Drees. Na haar kandidaats scheikunde had Marga Klompé moeten gaan werken (als lerares) omdat haar vader ziek was. Ze was afgestudeerd, gepromoveerd in wis- en natuurkunde, en begonnen aan geneeskunde, tot in 1942 de universiteit sloot.
Klompé (1912-1986) had in het verzet gezeten en bij de Grebbeberg en de Slag om Arnhem gewonden geholpen. Na de oorlog was ze lid geworden van de katholieke KVP en vrouwenorganisaties. In 1947 was ze gedelegeerde bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De ijverige Klompé pikte ook nog een conferentie mee in Canada. Ze geloofde in een nieuwe wereldorde. Als Tweede Kamerlid werd ze om haar activiteiten in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Raad van Europa miss Europe genoemd.
Ze voerde de Algemene bijstandswet in. Een bloemetje op tafel hoort erbij, zo zette ze de toon voor de verzorgingsstaat. Dat ze het vroeger thuis niet breed hadden, speelde mee. In het kabinet bemoeide Klompé zich met alles. Dat kon, want met Drees was zij de enige die alle stukken las. Toen ze minister Joseph Luns van Buitenlandse Zaken eens s nachts belde over een conflict ver weg en vroeg wat de regering deed, zei Luns: De regering slaapt.
Klompé zou in 1966 nog eens minister worden en de Omroepwet tot stand brengen. Het premierschap liet ze aan zich voorbijgaan. Ze was one of the boys, maar achtte de samenleving niet rijp voor een vrouw in het Catshuis. Daarom werd in 1967 Piet de Jong premier.
Ze nam altijd de telefoon op met juffrouw Klompé . Ze bleef ongehuwd, was actief in de kerk en zou de eerste vrouwelijke minister van Staat worden.
Elsevier nummer 43, 24 oktober 2015