Minister van Ard van der Steur en staatssecretaris Klaas Dijkhoff van Justitie zijn beiden actief betrokken geweest bij de afwikkeling van de controversiële Teevendeal door de toenmalige minister Ivo Opstelten. De twee VVD’ers waren in hun toenmalige hoedanigheid van Kamerleden betrokken bij de afhandeling van de zaak.
Zo adviseerden Dijkhoff en Van Der Steur, die inmiddels de posities van Teeven en Opstelten hebben overgenomen, onder meer over het opstellen van een persbericht over de deal.
Ze vonden beiden dat in het persbericht geen specifieke ontkenning moest komen van het bedrag dat Nieuwsuur had gemeld. Dat zou ‘verwarring zaaien’, vooral omdat het bewijsstuk van het overgemaakte bedrag nog niet was gevonden. Dat blijkt dinsdag uit antwoorden van het kabinet over 250 vragen die de Tweede Kamer had gesteld over het rapport van de commissie-Oosting.
Verdedigingslijn
Het rapport ging over de miljoenendeal die toenmalig officier van justitie Fred Teeven in 2000 sloot met drugscrimineel Cees Helman. Bij de afspraak kreeg Helman 4,7 miljoen gulden en strafvermindering aangeboden in ruil voor informatie die gebruikt kon worden bij grote strafzaken.
Van der Steur wist tijdens zijn persconferentie vorig week niet meer precies wat zijn inbreng destijds was geweest. Nu herinneren de twee bewindslieden zich de gesprekken ‘niet zozeer als het helpen opbouwen van een verdediging, maar de opgebouwde verdedigingslijn te testen op houdbaarheid’.
Bonnetje
Premier Mark Rutte belde op 4 maart, vlak voor uitzending van Nieuwsuur, met Fred Teeven. De premier vroeg toen alleen of Teeven zich nog kon vinden in de conclusie dat er ‘geen onderbouwde uitspraken’ konden worden gedaan over de feitelijke schikking. Hij zou niet hebben doorgevraagd en een specifiek bedrag werd niet genoemd.
Vorige week concludeerde commissie-Oosting, die werd opgericht nadat Opstelten en Teeven opstapten, dat de twee politici toentertijd niet goed zijn omgegaan met de kwestie, toen die in 2014 en 2015 opnieuw opkwam. Nieuwsuur meldde destijds dat er bij de deal veel meer geld was gemoeid dan voorheen werd gedacht.
Opstelten hield lange tijd vol dat de deal de staat 1,2 miljoen gulden had gekost maar moest uiteindelijk toegeven dat dit bijna vier keer zoveel was. Het bonnetje, dat er zogenaamd niet zou zijn, werd namelijk toch gevonden. Het toonde aan dat Opstelten geen controle had over zijn ambtenaren, aldus Oosting.