Remco Campert schrijft gedichten, verhalen, romans en columns. In Elsevier doet hij wekelijks verslag van wat hij dagelijks beleeft.
Het begint met geboren worden, je ogen opendoen, om je heen kijken, alles is er voor het eerst, je ontwaakt in een wereld en die wereld is een wonder, altijd maar nieuw, en je probeert dichter bij dat wonder te komen. Je probeert het je eigen te maken.
Dichterbij komen wil zeggen dat je moet leren lopen. Wij hebben een achterkleinkind van mijn vrouw in huis met haar moeder. Elke dag zien we haar door niemand voorgeschreven wil om te lopen. Ze trekt zich omhoog aan meubelstukken, staat dan even, lacht ons blijmoedig toe, zakt dan weer naar beneden en kruipt in razende snelheid door de kamer. Maar het zal niet lang meer duren of ze maakt haar eerste wankele, steeds zeker wordende passen.
Geboren word je blootsvoets. Het vlees is zacht en heeft bescherming nodig. Je krijgt bedsokjes om je voeten. Je voeten voelen zich behaaglijk. Kon je ze maar altijd aanhouden. Maar dan komt niet tegen te houden het jaar van je eerste schoentjes. Dat is even wennen. Al spoedig loop je erop of je nooit anders hebt gedaan.
Ik heb, zoals ieder, in mijn leven veel gelopen. De laatste tijd doe ik dat wat bedaarder. Maar er wordt nog behoorlijk gelopen. Lopen is leven, net als schrijven. Ik liep in vele landen, Spanje, Indonesië, Nederland, Duitsland. Ik liep tot ik niet meer lopen kon. In Indonesië liep ik met de grote kunstenaar Rendra. We liepen een berg op. Daar gingen we zitten en bezonnen ons. In het dal klonk het geknetter van bromfietsen en het gegil van een geitje dat voor ons geslacht zou worden.
Met mijn lopen denk ik steeds: waar loop ik naar toe? Lopen is het veroveren van de wereld. Maar je bent ook op weg naar het niet meer lopen. Dat overkwam onlangs mijn lieve vriend Henk Hofland. We hebben samen veel meegemaakt. We lopen door tot we afgelopen zijn.