We claimen het recht op van alles, maar vergeten onze plichten

Het gemeenschapsgevoel is in Nederland aan het verdwijnen. Velen vinden dat ze recht hebben op van alles, maar vergeten dat daarbij ook plichten horen. Door hun individualistische – of eigenlijk asociale – gedrag benadelen zij anderen.

Wij hebben het in Nederland in het algemeen goed. Het werkloosheidspercentage is een van de laagste in Europa, de armoedegrens ligt relatief hoog, we gaan nog steeds massaal met vakantie, driekwart van de Nederlanders bezit een smartphone en zelfs Bulgaren gunnen we een deel van onze welvaart.

Ook uit onderzoek blijkt dat we ‘gelukkige’ mensen zijn. Heerlijk toch?

Verwend

Niettemin horen we in Nederland altijd veel negatieve geluiden. Over het weer, over de eeuwigdurende recessie, over allochtonen, over politiek, over de bondscoach.

Zijn we verwend geraakt? Realiseren we ons niet meer dat Nederlanders zich in de bovenste piramidelagen van Maslow bevinden? Kunnen we niet meer genieten van het feit dat we het, over de gehele linie, ‘gewoon goed’ hebben?

En wat doet dit collectieve gevoel met de solidariteit en tolerantie in Nederland, toch een fundament van onze sociale en welvarende rechtsstaat. Zijn we door het negativisme angstig geworden? Dat een ander het beter heeft, of het beter doet op de maatschappelijke ladder?

Dubbele moraal

Misgunnen we een ander succes, omdat dit ons het onbehaaglijke gevoel geeft dat we het hierdoor als individu slechter zouden hebben?

Het gemeenschapsgevoel is in Nederland aan het verdwijnen. Nederlanders zorgen vooral goed voor zichzelf. Er heerst een dubbele moraal, die indruist tegen de principes van een democratie.

Het lijkt alsof alleen het eigen voorrecht geldt, maar dat dit privilege niet voor een ander opgaat: ‘Ik mag toch best even dubbel parkeren, of voordringen bij de kassa van de supermarkt. Of even bellen in de trein. Moet toch kunnen?’

Maar o wee als een ander het doet, dan is de wereld te klein. Ik eerst, en pas dan de ander. Of eigenlijk: liever de ander helemaal niet.

Wederkerigheid

Bovendien wordt de samenleving in toenemende mate gekenmerkt door een houding dat je ‘recht’ op iets hebt: ‘Ik heb recht op een uitkering, op zorg, op een huis. Ik heb recht op respect en recht om te mogen zeggen wat ik wil.’ Op zichzelf is dit prima.

Maar wat nogal eens lijkt te worden vergeten, is dat tegenover elk ‘recht’, een ‘verplichting’ staat, een wederkerigheid. Namelijk de verplichting om ook iets aan de samenleving terug te geven. Het helaas steeds kleiner wordende maatschappelijke middenveld van vrijwilligers in Nederland is hiervan een prachtig voorbeeld.

Een zeer recente peiling onder de wakkere lezers in ons land, bevestigt bovenstaand gedachtegoed. Bijna driekwart van de bevolking verwacht meer van de overheid. ‘Ik betaal toch heel erg veel belasting, dus onthef ik me van enige verdere verantwoordelijkheid.’

Gulden regel

Gevolg: nog verdere individualisering. De ieder-voor-zich-mentaliteit. Funest voor een werkbare democratie.

Confucius, een van de grondleggers van China – niet bepaald een natie die uitblinkt in het democratisch denken – schreef het eeuwen geleden al: ‘Doe een ander niet, wat gij niet wil dat u zelf geschiedt.’

De gulden regel van rechtvaardigheid. En laat dit weer een kernwaarde zijn van een democratische, solidaire  en fatsoenlijke samenleving. Aangezien in een democratische samenleving iedereen als gelijke wordt behandeld en een beroep kan doen op dezelfde grondrechten, heeft ook iedereen de plicht bij te dragen aan een leefbare samenleving.

Deze wederkerigheid bestaat uit bijvoorbeeld het gebruikmaken van wetten en regels zoals ze bedoeld zijn. Met andere woorden: er geen misbruik van maken, de ander niet kwetsen, en niet alleen redeneren en handelen vanuit het eigen belang, maar ook vanuit het gemeenschappelijk belang.

Naïef

Het experiment van een aantal gemeenten om mensen arbeid te laten verrichten in ruil voor hun uitkering, is daarom een goede aanzet.

Sommigen zullen dit naïef vinden, niet geheel onterecht. Dat het niet altijd makkelijk is, zal niemand tegenspreken. De verantwoordelijkheid van het individu om bij te dragen aan de maatschappij wordt constant geconfronteerd met de dagelijkse, soms weerbarstige realiteit. Er zullen zich situaties voordoen, die dit gedrag niet vergemakkelijken.

En er zullen altijd mensen zijn die het niet kunnen opbrengen zich eraan te houden. En door hun individualistische – of eigenlijk asociale – gedrag anderen benadelen. Die zullen door de overheid en de samenleving stevig moeten worden aangesproken. Indien noodzakelijk met gepaste consequenties.

Klinkt allemaal best logisch en haalbaar, toch? Zullen we dan weer eens beginnen met allemaal iets meer te geven? Het nemen komt dan vanzelf wel. Bovendien: we hebben al best wel veel!

Volg Reinoud Ottervanger op Twitter