De regulering van wietteelt maakt geen eind aan illegaal gekweekte wiet. Het pleidooi van 25 burgemeesters voor regulering is niet verboden, maar het heeft geen schijn van kans.
Dat de verdeeldheid tussen de landelijke en lokale overheid over al dan niet gereguleerde wietteelt groeit, laat zien hoe ingewikkeld het gedoogbeleid van softdrugs is.
Minister Ivo Opstelten (VVD) van Veiligheid en Justitie herhaalde gisteren in een brief aan de Tweede Kamer dat regulering van wietteelt niet kan en geen problemen oplost. Steeds meer gemeenten pleiten juist voor zo’n maatregel.
Bezwaren
In persoonlijke ’10-minuten-gesprekken’ wast Opstelten op zijn ministerie burgemeesters de oren die denken dat ze lokaal kunnen afwijken van zijn beleid. In de brief aan de Tweede Kamer zet de bewindsman de bezwaren nog eens op een rijtje.
Regulering is strijdig met internationale afspraken en zou geen einde maken aan de illegale teelt: voor de georganiseerde misdaad is de export veel te lucratief om te stoppen met illegale teelt. Anders dan vaak gesuggereerd kan de overheid niet belasting heffen op teelt van een verboden middel.
Ook zou er nog steeds veel geld nodig zijn voor handhaving.
Patstelling
Zolang het beleid van Opstelten steun krijgt van een meerderheid in het parlement, is een ingrijpende wijziging van het gedoogbeleid uitgesloten. Maar ook met een meerderheid voor regulering blijven zijn juridische bezwaren overeind.
De patstelling rond het gedoogbeleid duurt al jaren. Legalisering of een verbod zijn beide om tal van redenen lastig of onmogelijk. In die zin is het gedoogbeleid een noodgedwongen compromis. Maar dan is het wel zaak dat de lokale overheden zich aan de afgesproken regels houden.
Hun pleidooi is niet verboden, maar maakt geen schijn van kans.